In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen een verhuurder, een besloten vennootschap, en een huurder die sinds 1989 een perceel op een recreatiepark huurt. De verhuurder heeft de huur opgezegd wegens slecht huurderschap, waaronder een huurachterstand van € 2.404,85 en ongewenst gedrag van de huurder. De huurovereenkomst is niet schriftelijk vastgelegd, wat complicaties met zich meebrengt. De huurder betwist de huurachterstand en stelt dat de verhuurder de huurprijs onterecht heeft verhoogd door servicekosten te splitsen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder feitelijk gebruik maakt van het perceel als woonruimte, ondanks dat het perceel niet officieel als zodanig is bestemd. De rechter heeft de huurder de kans gegeven om zijn huurachterstand te betalen en het bezwaar tegen de wijziging van de bestemming in te trekken, alvorens een definitieve beslissing te nemen over de ontbinding van de huurovereenkomst. De zaak is aangehouden voor een zitting waarin partijen hun standpunten verder kunnen toelichten. De kantonrechter heeft benadrukt dat er voldoende gronden zijn voor ontbinding, maar dat de lange bewoning door de huurder en zijn leeftijd in overweging worden genomen.
De zitting is gepland op 3 november 2017, waar de huurder en de verhuurder, bijgestaan door hun gemachtigden, moeten verschijnen om de situatie te bespreken. De kantonrechter heeft de verdere beslissing aangehouden tot na deze zitting.