ECLI:NL:RBMNE:2017:6825

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
C/16/441727 / HA RK 17-145
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van BKR-registratie en beoordeling van proportionaliteit

In deze zaak heeft verzoekster, een inwoner van [woonplaats], op 30 juni 2017 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, waarin zij de Volksbank N.V. verzoekt om haar persoonsgegevens in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van het Bureau Krediet Registratie (BKR) te verwijderen. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een achterstand in de rentebetaling die is ontstaan op 1 april 2014, welke door de Volksbank is gemeld bij het BKR. Verzoekster heeft de achterstand inmiddels ingelopen, maar de registratie blijft bestaan, wat haar belemmert bij het verkrijgen van een hypotheek voor de aankoop van een woning.

De Volksbank heeft verweer gevoerd en stelt dat de registratie terecht is en dat de belangen van verzoekster niet opwegen tegen de noodzaak om de registratie te handhaven. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek van verzoekster ontvankelijk is, omdat het binnen de gestelde termijn is ingediend. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de handhaving van de BKR-registratie niet proportioneel is, gezien het geringe bedrag van de achterstand en het feit dat verzoekster inmiddels financieel stabiel is.

De rechtbank heeft de Volksbank bevolen om binnen twee weken de coderingen A en H in het CKI te verwijderen, onder verbeurte van een dwangsom. Tevens is de Volksbank veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn begroot op € 1.192,00. Deze beschikking is gegeven door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2017.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/441727 / HA RK 17-145
Beschikking van 27 september 2017
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. P.H. Bos te Zoetermeer,
tegen
de naamloze vennootschap
VOLKSBANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verweerster,
advocaat mr. M.H. Berrevoets te Utrecht.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en de Volksbank worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft op 30 juni 2017 een verzoekschrift met producties 1 tot en met 8 ter griffie van deze rechtbank ingediend. Daarbij is, kort samengevat, verzocht de Volksbank te bevelen de persoonsgegevens van [verzoekster] in het Centraal Krediet Informatiesysteem (hierna: CKI) van het Bureau Krediet Registratie (hierna: BKR) te verwijderen op straffe van een dwangsom.
1.2.
De Volksbank heeft op 2 augustus 2017 een verweerschrift met producties 1 tot en met 8 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
1.3.
Bij brief, op 17 augustus 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen, heeft [verzoekster] producties 9 tot en met 20 ingediend. Bij brief van 17 augustus 2017 heeft [verzoekster] productie 9 opnieuw ingediend.
1.4.
Partijen zijn door de griffier opgeroepen tegen de terechtzitting van 21 augustus 2017.
1.5.
Ter zitting van 21 augustus 2017 zijn verschenen:
  • mr. H.F.A. Notenboom, waarnemend voor mr. Bos,
  • mevrouw [verzoekster] in persoon,
  • mr. Berrevoets voornoemd,
  • de heer [werknemer Volksbank] , specialist bijzonder beheer bij de Volksbank.
1.6.
Ten slotte is de uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] heeft met de rechtsvoorganger van de Volksbank een aflossingsvrije geldleningsovereenkomst gesloten voor een bedrag ter hoogte van € 37.500,-. Ter zekerheid van betaling heeft de Volksbank op 29 november 2004 een tweede pandrecht verkregen op het lidmaatschapsrecht van [verzoekster] in de Coöperatieve Flatexploitatie [naam] . Het lidmaatschapsrecht geeft recht op het uitsluitend gebruik van de flatwoning aan de [adres] te [woonplaats] .
2.2.
Op 1 april 2014 is er een achterstand ontstaan in de rentebetaling aan de Volksbank.
2.3.
Bij brieven van 14 en 22 april en 30 mei 2014 heeft de Volksbank [verzoekster] aangeschreven om de achterstand zo snel mogelijk in te lopen. Voorts heeft de Volksbank [verzoekster] gewezen op de verplichting van de Volksbank om achterstanden te melden bij Bureau Kredietregistratie (hierna: BKR).
2.4.
Bij brieven van 26 juni en 6 augustus 2014 heeft de Volksbank [verzoekster] tevergeefs gesommeerd de achterstand te voldoen.
2.5.
Bij brief van 18 september 2014 heeft de Volksbank [verzoekster] een laatste mogelijkheid geboden de achterstand te betalen. De Volksbank heeft [verzoekster] erop gewezen dat bij niet tijdige betaling, de achterstand bij het BKR zal worden gemeld.
2.6.
De Volksbank heeft de achterstand van [verzoekster] van € 613,66 bij BKR gemeld. Het BKR heeft de melding per 18 februari 2015 met code A (Achterstand) in het CKI geregistreerd (hierna: de BKR-registratie).
2.7.
[verzoekster] heeft de achterstand begin september 2015 betaald. In het CKI is per 8 september 2015 code H (Herstel Achterstand) geregistreerd.
2.8.
Op 6 september 2016 heeft [verzoekster] de volledige geldlening afgelost.
2.9.
Bij brief van 5 mei 2017 heeft [verzoekster] de Volksbank verzocht een belangenafweging te maken, welke tot verwijdering van haar registratie in het CKI zou moeten leiden. De Volksbank heeft [verzoekster] bij brief van 19 mei 2017 bericht niet tot verwijdering van de registratie te zullen overgaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair, de Volksbank te bevelen binnen twee weken na de in deze te wijzen beschikking de registratie in het CKI met contractnummer [contractnummer] van [verzoekster] te verwijderen;
  • subsidiair, de Volksbank te bevelen binnen twee weken na de in deze te wijzen beschikking de genoemde (bijzonderheids)coderingen A en H in het CKI met contractnummer [contractnummer] van [verzoekster] te verwijderen;
  • meer subsidiair: een beslissing te nemen die de rechtbank gerade acht;
  • primair en (meer) subsidiair, te bepalen dat de Volksbank aan de veroordeling zal voldoen op straffe van een dwangsom van € 1.500,- voor iedere dag dat de Volksbank niet aan de veroordeling voldoet met een maximum van € 25.000,- en de Volksbank te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, waaronder salaris gemachtigde.
3.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag dat de inbreuk op haar belangen onevenredig is in verhouding tot het met de verwerking van haar persoonsgegevens te dienen doel. [verzoekster] heeft een stabiel inkomen en geen betalingsachterstanden of andere negatieve BKR-registraties. Het doel van onderhavige negatieve BKR-registratie wordt niet gediend bij het langer in stand houden daarvan. Voorts is handhaving van de BKR-registratie disproportioneel nu [verzoekster] de achterstand heeft voldaan nadat zij daarvan op de hoogte raakte en zij door de BKR-registratie beknot wordt in haar financiële vrijheid. De BKR-registratie maakt het voor [verzoekster] onmogelijk een hypotheek, voor de aankoop van een woning, te verkrijgen.
3.3.
De Volksbank voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid, althans afwijzing van het verzoek met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de procedure. De Volksbank stelt – samengevat – dat de persoonsgegevens van [verzoekster] ten aanzien van de betalingsachterstand terecht en correct zijn verwerkt en de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit daarbij in acht zijn genomen. De belangen van [verzoekster] tot doorhaling van de registratie wegen onvoldoende op tegen het belang (van de deelnemers aan het CKI) om de registratie te handhaven.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoek van [verzoekster] is ontvankelijk, omdat het verzoek binnen zes weken na de afwijzing van de Volksbank van 19 mei 2017 is ingediend.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat het BKR een zelfstandige rechtspersoon is. De Volksbank heeft weliswaar de melding tot registratie gedaan, maar de registratie zelf is uitgevoerd door het BKR en wordt alleen door haar onderhouden. Nu de Volksbank ter zitting heeft gesteld dat zij verwijdering van de BKR-registratie van [verzoekster] kan doen/laten bewerkstelligen, wordt het verzoek inhoudelijk beoordeeld.
4.3.
Het CKI bevat een geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens waarop de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing is op grond van artikel 2 lid 1 Wbp. De Volksbank is de in artikel 1 onder d Wbp bedoelde verantwoordelijke over de in het CKI opgenomen persoonsgegevens van [verzoekster] . Op grond van artikel 36 juncto 46 lid 1 Wbp kan [verzoekster] verzoeken haar persoonsgegevens (onder andere) te verwijderen
“indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt”.
4.4.
Bij de registratie van persoonsgegevens, en handhaving daarvan bij latere wijziging van omstandigheden, moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De inbreuk op de belangen van de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene mag niet onevenredig zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel (proportionaliteitsbeginsel). Voorts dient het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene minder nadelige wijze, te kunnen worden verwezenlijkt (subsidiariteitsbeginsel).
4.5.
Doelstelling van de verwerking van de persoonsgegevens door het BKR en in het CKI is om de betrokkene ( [verzoekster] ) te beschermen tegen overkreditering en andere problematische schuldsituaties en om krediet- en betalingsrisico’s van de deelnemers (waaronder de Volksbank en andere financiële instellingen) te beperken. Deze doelen kunnen worden bereikt doordat kredietaanbieders (waaronder de Volksbank), ingevolge artikel 4:32 lid 1 Wet financieel toezicht, gehouden zijn deel te nemen aan het CKI en dus verplicht zijn over te gaan tot het doen van een BKR-registratie ingeval van (aanhoudende) betalingsachterstanden. De Volksbank was zodoende gehouden over te gaan tot onderhavige BKR-registratie. De vraag die thans voor ligt is of de Volksbank bij de weigering om tot verwijdering van de registratie over te gaan, (voldoende) rekening heeft gehouden met de belangen van [verzoekster] .
4.6.
Bij de beantwoording daarvan spelen de volgende belangen van [verzoekster] een rol. [verzoekster] heeft een achterstand ten aanzien van de rentebetalingen opgelopen. Ten tijde van de achterstandsmelding aan het BKR, 10 februari 2015, bedroeg de achterstand € 613,66. [verzoekster] heeft over het ontstaan van de achterstand verklaard dat deze waarschijnlijk is veroorzaakt doordat in bedoelde periode het saldo op haar betaalrekening te laag is geweest als gevolg van onvoorziene uitgaven in verband met de verbouwing van haar woning. [verzoekster] boekte maandelijks een bedrag van haar zakelijke rekening over naar haar privé betaalrekening. Dit bedrag is, gedurende de verbouwing van de woning, kennelijk niet voldoende geweest voor het voldoen van ook voornoemde onvoorziene uitgaven. Voorts heeft [verzoekster] aangegeven dat zij de achterstand niet heeft opgemerkt, omdat zij ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat de automatische incasso’s van de rentebetalingen succesvol werden uitgevoerd. Over de brieven van de Volksbank waarin zij is gesommeerd de achterstand te betalen en waarin zij is gewaarschuwd voor een BKR-registratie, heeft [verzoekster] verklaard dat zij deze ongeopend heeft gelaten, omdat ze ervan uitging dat de brieven zagen op berichtgeving van de Volksbank over de hoogte van de variabele rente op haar hypotheek. [verzoekster] ontving daarover maandelijks brieven van de Volksbank. Nadat [verzoekster] tot de ontdekking is gekomen dat er een achterstand in de rentebetalingen bestond, heeft zij de achterstand ingelopen. [verzoekster] heeft voorts gesteld dat de BKR-registratie haar ernstig hindert bij de aanvraag voor een hypothecaire geldlening. Zij heeft de door haar gesloten koopovereenkomst moeten ontbinden, omdat zij er, bij meerdere hypotheekverstrekkers, niet in is geslaagd financiering te verkrijgen. Dit ondanks het feit dat [verzoekster] financieel stabiel is; [verzoekster] verdient maandelijks een brutobedrag van € 6.944,44 exclusief toeslagen en vergoedingen.
4.7.
De Volksbank heeft gesteld dat [verzoekster] een onvoldoende concreet belang heeft bij verwijdering van de BKR-registratie. Niet is komen vast te staan dat [verzoekster] geen financiering voor de door haar aangekochte woning heeft kunnen verkrijgen vanwege de BKR-registratie. Voorts zegt de hoogte van het inkomen niets over de financiële stabiliteit van [verzoekster] . Nu er verschillende andere BKR-registraties zijn, kan niet worden uitgesloten dat er elders schulden bestaan.
4.8.
De rechtbank is, voornoemde belangen van partijen afwegende, van oordeel dat handhaving van de BKR-registratie niet proportioneel is. De achterstand betrof een relatief gering bedrag en is kort nadat [verzoekster] daarmee bekend raakte, volledig ingelopen. Voorts heeft [verzoekster] een inkomen van meer dan twee keer modaal. [verzoekster] heeft, door overlegging van afwijzingen op haar hypotheekaanvraag en door overlegging van beleidsrichtlijnen van diverse banken waaruit volgt dat (in beginsel) onder geen voorwaarde een hypotheek wordt verstrekt aan personen met een negatieve BKR-registratie, gemotiveerd gesteld dat zij door de BKR-registratie geen financiering voor een hypotheek kan verkrijgen. Dat, zoals door de Volksbank is gesteld, [verzoekster] niet financieel stabiel zou zijn en de bestaande kredietregistraties (het betreffen positieve registraties ten aanzien waarvan geen achterstand bestaat) mogelijk aanleiding zijn geweest voor de weigering van hypothecaire financiering, heeft de Volksbank onvoldoende onderbouwd en is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk.
4.9.
De belangen van [verzoekster] dienen gelet op het voorgaande zwaarder te wegen dan de belangen van de Volksbank (en overige deelnemers aan het CKI), dan wel de door het BKR gediende belangen. De belangen van eiseres zijn voldoende gediend met toewijzing van het subsidiair gevorderde, verwijdering van (bijzonderheids)coderingen A en H, zodat dit zal worden toegewezen.
4.10.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gematigd op na te melden wijze.
4.11.
De Volksbank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verzoekster] worden begroot op:
- griffierecht € 288,00
- salaris €
904,00(2 punten x tarief € 452,00)
Totaal € 1.192,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt de Volksbank om binnen twee weken na betekening van deze beschikking de coderingen A en H in het CKI met contractnummer [contractnummer] te (doen) verwijderen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat zij in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 10.000,00;
5.2.
veroordeelt de Volksbank in de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] tot op heden begroot op € 1.192,00;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2017. [1]

Voetnoten

1.type: