Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
1.De procedure
- het vonnis in het incident van 22 maart 2017
- akte overlegging productie 15 van [eiser]
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 14 augustus 2017.
2.De feiten
3.De nadere beoordeling van het geschil
hierna gezamenlijk en afzonderlijk te noemen huurintreder, hetgeen erop lijkt te duiden dat [gedaagde sub 1] ook los van [gedaagde sub 2] als huurintreder werd aangemerkt. Voorts vermeldt de overeenkomst de termen
huurintreder zelfen
hoofdelijk aansprakelijk. Met name het gebruik van het woord
zelfis niet gebruikelijk wanneer naar een onderneming wordt verwezen, zodat meer voor de hand ligt dat hiermee [gedaagde sub 1] in persoon wordt bedoeld. [eiser] heeft bovendien verklaard dat het steeds de bedoeling van partijen was dat [gedaagde sub 1] in persoon als partij bij de overeenkomst tot huurintreding zou worden betrokken, maar dat hij op het laatste moment [gedaagde sub 2] als partij naar voren heeft geschoven. Achteraf gezien was het handiger geweest als zowel [gedaagde sub 2] als [gedaagde sub 1] genoemd waren, maar dat wijt hij aan het feit dat de overeenkomst door zijn makelaar is opgesteld en niet door een jurist. [gedaagde sub 1] heeft als verweer aangevoerd dat hij zich nooit in persoon heeft willen verbinden en dat de hiervoor genoemde termen in de overeenkomst wel degelijk naar [gedaagde sub 2] verwijzen. Uit de na de overeenkomst tussen partijen verstuurde correspondentie volgt echter naar het oordeel van de rechtbank dat dit verweer niet kan slagen.
1.788,00(2,0 punt × tarief € 894,00)