In deze zaak vordert de Belgische vennootschap [eiseres] BVBA van de gedaagde, die consultancy-werkzaamheden heeft verricht, een bedrag van € 12.100,00. Dit bedrag is door [eiseres] onverschuldigd betaald, omdat zij meent dat zij deze factuur per abuis tweemaal heeft voldaan. De gedaagde heeft de betaling betwist en stelt dat hij zelf een tegenvordering heeft op [eiseres] die het bedrag van de onverschuldigde betaling overstijgt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen, en dat partijen impliciet voor het Nederlandse recht hebben gekozen.
De kantonrechter heeft de feiten van de zaak in detail onderzocht, waaronder de overeenkomst van opdracht en de betalingen die zijn gedaan. De rechter concludeert dat de betaling van € 12.100,00 op 21 oktober 2014 onterecht was, omdat de eerste betaling op 30 september 2014 al de verbintenis tot betaling van de managementfee voor september 2014 teniet had gedaan. De gedaagde heeft echter een tegenvordering ingediend die het bedrag van de onverschuldigde betaling overstijgt, wat leidt tot de afwijzing van de vordering van [eiseres].
De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van de gedaagde begroot op € 600,00, en heeft [eiseres] veroordeeld tot betaling van deze kosten. De beslissing is op 12 juli 2017 uitgesproken door de kantonrechter in het openbaar.