Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 oktober 2015,
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 1 juni 2016.
2.De feiten
3.Het geschil
- voor recht zal verklaren dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, in die zin dat indien en voor zover de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, aansprakelijk zijn jegens [eiseres] , althans voor recht zal verklaren dat één van hen, alsdan door de rechtbank nader te noemen, aansprakelijk is jegens [eiseres] , voor al haar schade ten gevolge van de valpartij op 25 augustus 2014 in winkelcentrum [naam winkelcentrum] in [plaatsnaam] , althans voor een door de rechtbank nader te bepalen percentage van die schade, en dat de rechtbank [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] zal veroordelen tot vergoeding aan [eiseres] van die schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, in die zin dat indien en voor zover de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, althans één van hen, alsdan door de rechtbank nader te noemen, zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] , van € 14.583,42 (bestaande uit € 2.000,00 als voorschot op een vergoeding van materiële schade, € 4.583,42 als vergoeding van buitengerechtelijke kosten en verschotten en € 10.000,00 als voorschot op een vergoeding van immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente over de gemaakte kosten, vanaf de respectieve data waarop die kosten zijn gemaakt, althans vanaf de datum van dagvaarding, tot de voldoening;
- [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zal veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten.
4.Het standpunt van [eiseres]
5.De standpunten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
6.De beoordeling
pas op, opstap”. Aangevoerd noch gebleken is dat het bezwaarlijk zou zijn geweest om maatregelen als de hier genoemde te nemen.
7.De beslissing
23 augustus 2017, op welke dag partijen de rechtbank kunnen informeren over de gewenste verdere voortgang van de procedure,