ECLI:NL:RBMNE:2017:6769

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
C/16/427915 / HA ZA 16-893
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid verzet en bewijsopdracht inzake overeenkomst tot het aanhouden van een bankrekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 november 2017 een vonnis in verzet gewezen tussen de naamloze vennootschap Volksbank N.V. (voorheen SNS Bank N.V.) en een gedaagde. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het verzet van de gedaagde tegen een eerder verstekvonnis van 1 september 2010, waarbij hij was veroordeeld tot betaling van een geldsom aan SNS. De gedaagde betwistte de vordering van SNS en stelde dat hij nooit een overeenkomst met de bank had gesloten. De rechtbank oordeelde dat het verzet tijdig was ingesteld, omdat de gedaagde pas op 20 oktober 2016 kennis had genomen van het verstekvonnis. De rechtbank heeft SNS opgedragen te bewijzen dat er een overeenkomst was gesloten met de gedaagde met betrekking tot een bankrekening. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/427915 / HA ZA 16-893
Vonnis in verzet van 8 november 2017
in de zaak van
de naamloze vennootschap
VOLKSBANK N.V., tot 1 januari 2017 statutair genaamd
SNS BANK N.V.,
gevestigd te UTRECHT,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat aanvankelijk mr. M.E.G. Murris te Utrecht, thans mr. A.M. van Heest te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
eiser in het verzet,
advocaat mr. J.M. Krommendijk te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna SNS en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 1 september 2010 door de rechtbank Utrecht, inmiddels opgegaan in de rechtbank Midden-Nederland, tussen SNS en [gedaagde] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer 291389 / HA ZA 10-1773
  • de verzetdagvaarding (aan te merken als de conclusie van antwoord),
  • de conclusie van antwoord in oppositie (aan te merken als de conclusie van repliek),
  • de conclusie van repliek in oppositie (aan te merken als de conclusie van dupliek).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank Utrecht, inmiddels opgegaan in de rechtbank Midden-Nederland, heeft op 1 september 2010 een vonnis gewezen, waarbij [gedaagde] bij verstek is veroordeeld tot betaling van een geldsom aan SNS.
2.2.
Op 7 augustus 2013 heeft de deurwaarder het vonnis betekend, door het in een gesloten envelop achter te laten op het adres waarop [gedaagde] toen stond ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Per e-mailbericht van 13 oktober 2016 schreef de incassogemachtigde van SNS het volgende aan [gedaagde] :

Op uw verzoek ontvangt u een specificatie van het totaalverschuldigde bedrag:
- Hoofdsom EUR 11.687,07
- Proceskosten EUR 856,93
- Exploot van betekening en bevel EUR 89,33
- Informatiekosten EUR 49,81
- Nakosten EUR 199,00
- Rente tot heden EUR 13.281,64
------------------------
- Totaal EUR 26.163,78
2.4.
Diezelfde dag, 13 oktober 2016, antwoordde [gedaagde] als volgt:

Ik heb helemaal niets van u verzocht.
Mijn e-mail had betrekking op een reeds afbetaalde vordering van Unive Zorg (zie kopie).
Bovendien weet ik absoluut niet waar over dit gaat, ik ben geen klant van de SNS Bank, nooit geweest.
2.5.
Later diezelfde dag, 13 oktober 2016, schreef de incassogemachtigde van SNS het volgende aan [gedaagde] :

In bovengenoemde zaak sturen wij u hierbij een of meer stukken.
2.6.
[gedaagde] reageerde nog diezelfde dag als volgt:

Ik zal u via mijn advocaat nader berichten.
2.7.
Bij brief van 20 oktober 2016 heeft de incassogemachtigde van SNS aan de advocaat van [gedaagde] een kopie gestuurd van het vonnis van 1 september 2010, van de daaraan voorafgaande dagvaarding van 19 april 2010 (zonder producties) en van het betekeningsexploot van 7 augustus 2013.

3.Het geschil

3.1.
SNS heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, voorzien van een EET-waarmerk voor het geval [gedaagde] woonachtig zou zijn binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, zou veroordelen tot betaling aan SNS van:
- € 10.783,07, te vermeerderen met de standaard door SNS gehanteerde debetrente van 17,5% per jaar, althans met de wettelijke rente, vanaf 1 oktober 2009 tot de voldoening,
- € 904,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten,
- de proceskosten, alsmede de nakosten.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van SNS toegewezen, behoudens het EET-waarmerk, en is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van SNS tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 856,93, alsmede de nakosten.
3.3.
[gedaagde] heeft in het verzet gevorderd dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van SNS alsnog worden afgewezen.
3.4.
De stellingen van partijen komen, kort gezegd, op het volgende neer.
3.5.
SNS heeft, bij dagvaarding en conclusie van antwoord in oppositie, gesteld dat zij met [gedaagde] een overeenkomst tot het aanhouden van een bankrekening met nummer [rekeningnummer] heeft gesloten, waarop volgens haar ook de Algemene (Bank)Voorwaarden en het Reglement Privérekening van SNS van toepassing zijn. SNS heeft als productie 15 bij conclusie van antwoord in oppositie een kopie van de door de rekeninghouder ondertekende overeenkomst in het geding gebracht. Als rekeninghouder is vermeld [gedaagde] in [woonplaats] . SNS heeft hieraan toegevoegd dat zij in het kader van het sluiten van deze overeenkomst de identiteitsgegevens van [gedaagde] heeft vastgesteld met behulp van diens paspoort, waarvan zij eveneens een kopie in het geding heeft gebracht. Voorts heeft SNS een mutatieoverzicht in het geding gebracht. SNS stelt dat de bij- en afschrijvingen op de bankrekening een rekeningcourantverhouding vormen als bedoeld in artikel 6:140 lid 1 BW. Volgens SNS is [gedaagde] door middel van rekeningafschriften periodiek over het saldo geïnformeerd, heeft hij tot aan de verzetdagvaarding nooit over het saldo geprotesteerd en geldt dit daarom op grond van het bepaalde in artikel 6:140 lid 3 BW en de Algemene Bankvoorwaarden als tussen partijen vastgesteld.
3.6.
Volgens SNS was aan de bankrekening met nummer [rekeningnummer] geen kredietfaciliteit gekoppeld. Toch is vanaf 10 oktober 2008 een ongeoorloofde debetstand ontstaan, onder meer door betalingen met de aan de bankrekening gekoppelde creditcard. SNS heeft [gedaagde] een aantal keer daarover aangeschreven, waarna [gedaagde] op 22 januari 2009 een betalingsregeling met haar heeft getroffen: hij zou maandelijks € 300,00 betalen om de ontstane ongeoorloofde debetstand aan te zuiveren en SNS zou in verband daarmee de debetrente verlagen van 17,5% naar 6% per jaar. [gedaagde] heeft echter slechts enkele termijnen voldaan. SNS heeft voorts gesteld dat zij de bankrekening heeft geblokkeerd tegen verdere afschrijvingen (behoudens rente en kosten) toen deze meer dan drie maanden een achterstand vertoonde. Ook heeft zij een melding gedaan bij het Bureau Kredietregistratie (hierna: BKR). Op 11 oktober 2009 was de ongeoorloofde debetstand opgelopen tot € 10.783,07.
3.7.
[gedaagde] heeft tegen de stellingen van SNS aangevoerd aan dat hij niet bekend is met de overeenkomst. Het mutatieoverzicht zegt hem niets. Hij betwist ooit bankafschriften van SNS te hebben ontvangen. Ook brieven van SNS heeft hij naar eigen zeggen nooit gekregen. [gedaagde] betwist verder dat hij ooit een betalingsregeling met SNS zou hebben getroffen, zoals is vermeld in een van de als productie 2 bij conclusie van antwoord gevoegde brieven, die [gedaagde] destijds nooit heeft ontvangen. Daarom kan volgens hem ook geen sprake zijn van een tussen partijen vaststaand saldo, zoals SNS heeft betoogd. Volgens [gedaagde] heeft hij pas op 13 oktober 2016 bij toeval ontdekt dat SNS meende een (hem onbekende) vordering op hem te hebben. [gedaagde] heeft hieraan toegevoegd dat hij niet beter weet dan dat van een bankrekening zonder kredietfaciliteit, waarop toch een debetstand is ontstaan, geen geld meer worden opgenomen. Hij vraagt zich daarom af hoe de debetstand op deze bankrekening heeft kunnen oplopen tot meer dan € 11.000,00. Tot slot heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat SNS hem verwijt dat hij ten onrechte een negatief saldo heeft doen ontstaan, terwijl zij feitelijk in weerwil van de beweerdelijk gesloten overeenkomst een kredietmogelijkheid heeft gefaciliteerd waar dit niet mogelijk zou moeten zijn.

4.De ontvankelijkheid

4.1.
De rechtbank overweegt dat verzet ingevolge artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) moet worden gedaan binnen vier weken na de betekening van het verstekvonnis aan de veroordeelde in persoon, of binnen vier weken nadat de veroordeelde een daad heeft verricht, waaruit blijkt dat hij bekend is met het verstekvonnis.
4.2.
Het verstekvonnis is op 7 augustus 2013 aan [gedaagde] betekend, door het in een gesloten envelop achter te laten op het adres waarop [gedaagde] toen stond ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het is niet aan hem in persoon betekend. Het verzet moest daarom worden gedaan binnen vier weken nadat [gedaagde] een daad had verricht, waaruit blijkt dat hij bekend is met het vonnis. Volgens SNS is dat binnen vier weken na 13 oktober 2016, de dag waarop [gedaagde] e-mailcontact heeft gehad met de deurwaarder, die hem die dag een kopie van de betekening heeft gestuurd.
4.3.
De rechtbank volgt SNS niet in dat standpunt. SNS heeft namelijk niet gesteld dat het verstekvonnis behoorde tot de “
een of meer stukken” die de incassogemachtigde op 13 oktober 2016 aan [gedaagde] heeft gestuurd. Daarom moet als vaststaand worden aangenomen dat [gedaagde] pas kennis heeft genomen van het verstekvonnis nadat dit op 20 oktober 2016 aan zijn advocaat is gestuurd, zoals [gedaagde] zelf heeft aangevoerd. De verzetdagvaarding is op 16 november 2016 betekend, dat is binnen vier weken na 20 oktober 2016. Het verzet is dus tijdig, en op de juiste wijze, ingesteld, zodat [gedaagde] in zijn verzet kan worden ontvangen. De rechtbank zal dit nu inhoudelijk beoordelen.

5.De inhoudelijke beoordeling

5.1.
De rechtbank overweegt dat SNS weliswaar gemotiveerd heeft gesteld dat partijen een overeenkomst hebben gesloten met betrekking tot een bankrekening met nummer [rekeningnummer] , maar dat [gedaagde] dit eveneens gemotiveerd heeft betwist, zodat de rechtbank op dit moment niet kan vaststellen of tussen partijen al dan niet een overeenkomst tot stand is gekomen. Het door SNS als productie 15 in het geding gebrachte stuk kan de gewenste duidelijkheid evenmin verschaffen, al was het maar omdat dit stuk niet compleet is. Alleen “
Pagina 2 van 2” is immers overgelegd, dus kennelijk ontbreekt de eerste pagina. Verder is het stuk niet ondertekend namens SNS en is onduidelijk wanneer de overeenkomst zou zijn gesloten.
5.2.
Het voorgaande betekent dat SNS, bij wie op grond van het bepaalde in artikel 150 Rv de bewijslast – en het bewijsrisico – ligt, zal moeten bewijzen dat zij met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten. De rechtbank zal SNS toelaten dit bewijs, dat zij expliciet heeft aangeboden, te leveren.
5.3.
Indien SNS het aan haar opgedragen bewijs (mede) wenst te leveren door schriftelijke stukken of andere gegevens, dient zij deze afzonderlijk bij akte in het geding te brengen. Indien SNS het bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dient zij dit in de akte te vermelden en de verhinderdata op te geven van alle partijen en van de op te roepen getuigen. De rechtbank zal dan vervolgens een dag en uur voor een getuigenverhoor bepalen. SNS dient bij de getuigenverhoren rechtsgeldig vertegenwoordigd aanwezig zijn, [gedaagde] dient in persoon aanwezig te zijn. Indien een partij zonder gegronde reden niet verschijnt, kan dit nadelige gevolgen voor die partij hebben. De rechtbank verwacht dat het verhoor per getuige 60 minuten zal duren. Als SNS verwacht dat het verhoor van een getuige langer zal duren dan de hiervoor vermelde duur, kan dat in de te nemen akte worden vermeld.
5.4.
Indien SNS slaagt in het haar opgedragen bewijs, komt vast te staan dat partijen een overeenkomst hebben gesloten met betrekking tot een bankrekening met nummer [rekeningnummer] . Daarmee staat dan, mede gelet op het gevoerde verweer, nog niet vast dat het verstekvonnis bekrachtigd moet worden. Of, en zo ja in hoeverre, de vordering voor toewijzing in aanmerking komt, zal dan dus nog nadien moeten worden beoordeeld. In afwachting van de bewijslevering worden alle overige beslissingen nu aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
draagt SNS op om te bewijzen dat zij met [gedaagde] een overeenkomst hebben gesloten met betrekking tot een bankrekening met nummer [rekeningnummer] ;
6.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 20 december 2017teneinde SNS in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze zij bewijs wil leveren;
6.3.
bepaalt dat, indien SNS (mede) bewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken, zij die stukken op die rolzitting in het geding moet brengen;
6.4.
bepaalt dat, indien SNS bewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen, zij op die rolzitting:
- de namen en woonplaatsen van de getuigen dient op te geven;
- moet opgeven op welke dagen alle partijen, hun advocaten en de getuigen
in de drie maanden nadienverhinderd zijn; zij dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden;
6.5.
bepaalt dat:
- voor het opgeven van verhinderdata geen uitstel zal worden verleend
;
- indien SNS geen gebruik maakt van de mogelijkheid om verhinderdata op te geven de rechter eenzijdig een datum zal bepalen waarvan dan in beginsel geen wijziging meer mogelijk is;
- het getuigenverhoor zal kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel, indien bij de opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagdelen zijn vrijgelaten;
6.6.
bepaalt dat de datum van het getuigenverhoor in beginsel niet zal worden gewijzigd nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2017. [1]

Voetnoten

1.type: