ECLI:NL:RBMNE:2017:6765

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
C/16/449615 / KG ZA 17-829
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsgeschil over gunning van verhuisdiensten door de Gemeente Amersfoort

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en de Gemeente Amersfoort, waarbij [eiseres] B.V. de Gemeente verzocht om het gunningsvoornemen van 23 oktober 2017 in te trekken. De Gemeente had een Europese openbare aanbesteding gehouden voor verhuisdiensten, waarbij vier partijen, waaronder [eiseres] en [tussenkomende partij] B.V., hadden ingeschreven. De Gemeente had het voornemen geuit om de opdracht te gunnen aan [tussenkomende partij]. [Eiseres] stelde dat de beoordelingssystematiek was gewijzigd en dat zij op basis van de gewijzigde criteria voor gunning in aanmerking kwam. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente de beoordelingssystematiek niet had gewijzigd en dat de inschrijvingen moesten worden beoordeeld aan de hand van de in de aanbestedingsleidraad opgenomen formule. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen, en de Gemeente werd in de gelegenheid gesteld om de opdracht aan [tussenkomende partij] te gunnen. De proceskosten werden aan [eiseres] opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/449615 / KG ZA 17-829
Vonnis in kort geding van 22 december 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaten mrs. B. Braat en P.V.M. van Overbeek te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMERSFOORT,
zetelend te Amersfoort,
gedaagde,
advocaat mr. M. Mel te Amersfoort,
in welke zaak als tussenkomende partij is toegelaten
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[tussenkomende partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
tussengekomen partij,
advocaten mrs. E.J.M. Brenders en M. van den Brink te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] , de Gemeente en [tussenkomende partij] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 november 2017, met daarbij 7 producties,
  • de akte overlegging producties van de Gemeente, met daarbij 2 producties,
  • de incidentele conclusie tot interventie van [tussenkomende partij] ,
  • de akte houdende eiswijziging van [eiseres] ,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 19 december 2017,
  • de pleitnota van [eiseres] ,
  • de pleitnota van de Gemeente,
  • de pleitnota van [tussenkomende partij] .
1.2.
Ter zitting is de incidentele vordering van [tussenkomende partij] om in dit geding te mogen tussenkomen mondeling toegewezen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.4.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 22 december 2017 vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan de schriftelijke uitwerking. Dit is op 12 januari 2018 vastgesteld.

2.De feiten

2.1.
De Gemeente heeft een Europese openbare aanbesteding gehouden voor verhuisdiensten.
2.2.
In de aanbestedingsleidraad is het volgende vermeld:

1 Begripsbepalingen
(…)
(…)
Nota van Inlichtingen
Document waarin de antwoorden op vragen van Aanbieders zijn opgenomen.
De Nota(‘s) van inlichtingen maakt/maken onderdeel uit van de aanbestedingsleidraad en prevaleert/prevaleren boven het overige deel van deze aanbestedingsleidraad en de daarbij behorende Bijlagen.
(…)
(…)
(…)

4.Procedure

(…)

4.18
Gunningscriteria
(…)
De opdracht wordt gegund aan de Aanbieder die de beste prijs-kwaliteit verhouding heeft behaald, gelet op de onderstaande criteria en weegfactoren:
Prijs 60%
Kwaliteit 40%
- Uitwerking businesscase
TOTAAL 100%
(…)
Prijs en kwaliteit worden gewogen volgens de formule:
P
F = -------------------
(WK/WP)
Q
Waarbij P = prijs (uitgedrukt in euro’s)
Q = kwaliteit (in een bereik van 0 tot 10)
F = Prijs/kwaliteit score
WK = Weegfactor kwaliteit
WP = Weegfactor prijs
In de getoonde machtsfactor (Q ͯ ) wordt de verhouding tussen de weging voor prijs en kwaliteit tot uitdrukking gebracht.
Aan de Aanbieder met de laagste F-score wordt de opdracht gegund. (…)
2.3.
In de Nota van Inlichtingen (NvI) is het volgende vermeld:

44Vraag
Kunt u de formule nader toelichten? Evt. met een voorbeeld erbij? Deze is nu erg onduidelijk. (…)
Antwoord Vrijgegeven:20-09-2017
(…) Voorbeeld berekening:
Ingediende prijs is € 75000, gemiddelde score op het onderdeel kwaliteit is een 8.
P = € 75000
Q = 8 (60 = WK / 40 = WP)
P / Q ^ 1,5 (= tot de macht 1,5)
F = 3314,56
2.4.
Vier partijen, waaronder [eiseres] en [tussenkomende partij] , hebben ingeschreven op de opdracht.
2.5.
Bij brief van 23 oktober 2017 heeft de Gemeente het voornemen geuit de opdracht te gunnen aan [tussenkomende partij] . Aan [eiseres] heeft zij het volgende laten weten:

Bijgaand overzicht geeft inzicht in uw scores ten opzichte van de winnende partij.
[tussenkomende partij]
[eiseres]
Ingediende prijs (60%)
€ 57.359
€ 67.200,93
Score (…) business case (40%)
7,4
8,4
Behaalde score
15104,76
16262,57
2.6.
Bij brief van 25 oktober 2017 reageerde [eiseres] als volgt:

In de brief (…) geeft u aan dat [eiseres] 16262,57 punten heeft behaald en [tussenkomende partij] 15104,76.
In de Nota van Inlichtingen van 20 september jl. heeft u in het antwoord bij vraag 44 een rekenvoorbeeld gegeven van de te hanteren formule voor het berekenen van de prijs-kwaliteit verhouding. Na berekening met de door u in de Nota van Inlichtingen gebruikte formule komen wij uit op een door [tussenkomende partij] behaalde score van 2.849,40 punten en door [eiseres] behaalde score van 2.760,30, waarmee wij wel degelijk de beste prijs-kwaliteit verhouding hebben.
2.7.
De Gemeente antwoordde op 26 oktober 2017 als volgt:

In uw brief gaat u ten onrechte uit van het in het rekenvoorbeeld gegeven (verhouding tussen) de weegfactoren en daarmee van een hogere score van [eiseres] dan van de voorlopige winnaar.
In het ‘Aanbestedingsdocument t.b.v. de aanbesteding Verhuisdiensten’ zijn immers in paragraaf 4.18 naast de subgunningscriteria ook de weegfactoren van de twee criteria opgenomen: prijs weegt mee voor 60% en kwaliteit (uitwerking van de businesscase) voor 40% bij het bepalen van de beste prijs-kwaliteitverhouding voor deze aanbesteding.
Dit uitgangspunt is niet gewijzigd door de beantwoording van vraag 44 in de Nota van Inlichtingen. Daar is enkel een voorbeeld berekening opgenomen om de werking van een dergelijke formule als in het aanbestedingsdocument gehanteerd is te verduidelijken. Zowel de prijs, de kwaliteit als de wegingsfactoren in het voorbeeld in dit antwoord zijn fictief en willekeurig gekozen.
2.8.
Op 8 november 2017 liet de Gemeente het volgende aan [eiseres] weten:

(…) wij blijven (…) bij ons standpunt dat [tussenkomende partij] als voorlopige winnaar van deze aanbesteding moet worden aangemerkt.

3.Het geschil

3.1.
Na eiswijziging vordert [eiseres] dat de voorzieningenrechter de Gemeente bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, gebiedt het gunningsvoornemen van 23 oktober 2017 in te trekken, en daarbij, voor zover de Gemeente de opdracht nog wenst te vergeven,
primairde Gemeente gebiedt de opdracht te gunnen aan [eiseres] ,
subsidiairde Gemeente verbiedt de opdracht op te dragen aan een ander dan [eiseres] , onder de voorwaarde dat [eiseres] voldoet aan de vereisten die zijn gesteld in de aanbestedingsstukken,
meer subsidiairde Gemeente gebiedt over te gaan tot een heraanbesteding, en
in alle gevallende Gemeente veroordeelt in de proceskosten, waaronder de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, waarna over deze kosten wettelijke rente is verschuldigd.
3.2.
[eiseres] stelt zich primair op het standpunt dat de Gemeente de beoordelingssystematiek heeft gewijzigd en dat op grond van die gewijzigde systematiek [eiseres] voor gunning in aanmerking komt. Zij betoogt daartoe dat weliswaar in de aanbestedingsleidraad is opgenomen dat het subgunningscriterium prijs voor 60% meetelt en kwaliteit voor 40%, maar dat dit in de NvI is veranderd. Immers uit het in antwoord op vraag 44 uitgewerkte voorbeeld blijkt dat prijs voor 40% meetelt en kwaliteit voor 60%. Omdat de NvI prevaleert boven de aanbestedingsleidraad had de Gemeente de in de NvI beschreven gewijzigde wegingsfactoren moeten hanteren en dan zou de inschrijving van [eiseres] de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitverhouding zijn geweest. Subsidiair stelt [eiseres] dat zij heeft mogen uitgaan van deze in de NvI beschreven wegingsfactor (prijs 40% en kwaliteit 60%) en dat zij haar inschrijving op die wegingsfactoren heeft aangepast. De Gemeente heeft door het gehanteerde voorbeeld zodanige onduidelijkheid gecreëerd over de toepasselijke wegingsfactor dat geïnformeerde en normaal oplettende en zorgvuldige inschrijvers deze verschillend konden interpreteren. Dat is in strijd met de aanbestedingsregels en daarom zal in elk geval een heraanbesteding dienen te volgen, betoogt [eiseres] .
3.3.
De Gemeente concludeert dat de voorzieningenrechter [eiseres] niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen, dan wel die vorderingen afwijst, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, waaronder de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, waarna over deze kosten wettelijke rente is verschuldigd.
3.4.
Ook [tussenkomende partij] concludeert, nadat haar is toegestaan tussen te komen, dat de voorzieningenrechter [eiseres] niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen, dan wel die vorderingen afwijst. [tussenkomende partij] voegt daar (voor het geval de voorzieningenrechter van oordeel is dat [tussenkomende partij] voor tussenkomst een eigen vordering dient in te stellen) aan toe dat de voorzieningenrechter de Gemeente gebiedt om de opdracht te gunnen aan [tussenkomende partij] , indien de Gemeente de opdracht nog wenst te vergeven. Tot slot concludeert [tussenkomende partij] dat de voorzieningenrechter [eiseres] veroordeelt in de proceskosten, waaronder de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, waarna over deze kosten wettelijke rente is verschuldigd.
3.5.
In reactie hierop concludeert de Gemeente dat [eiseres] weliswaar moet worden veroordeeld in de kosten, maar met uitzondering van de kosten die zien op de voorwaardelijke vordering van [tussenkomende partij] . In die kosten moet [tussenkomende partij] worden veroordeeld, omdat zij na afwijzing van de vorderingen van [eiseres] geen belang heeft bij haar voorwaardelijke vordering, die volgens de Gemeente dan ook om die reden moet worden afgewezen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in het incident

4.1.
De vordering van [tussenkomende partij] om in dit kort geding te mogen tussenkomen is tijdens de mondelinge behandeling toegewezen. Over de proceskosten in het incident is nog niet geoordeeld. Deze zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak
4.2.
De Gemeente en [tussenkomende partij] beroepen zich primair op het standpunt dat [eiseres] onvoldoende pro-actief is geweest en zich niet tijdig, dat wil zeggen vóór de inschrijving, heeft beklaagd over de in haar ogen kennelijke onduidelijkheid over de toepasselijke wegingsfactoren. Aldus is haar recht om zich daarover te beklagen vervallen, niet alleen op grond van de zogenoemde Grossmann-rechtspraak maar ook omdat deze consequentie expliciet in de aanbestedingsleidraad is voorzien.
4.3.
De voorzieningenrechter verwerpt dit standpunt. [eiseres] heeft haar inschrijving gebaseerd op de in het rekenvoorbeeld in het antwoord op vraag 44 van de NvI gehanteerde uitgangspunten, die – zo staat vast – afwijken van de in de aanbestedingsleidraad uitgewerkte beoordelingssystematiek. Deze afwijking is [eiseres] niet opgevallen. Zij heeft ter zitting desgevraagd toegelicht de betreffende passages in de leidraad er niet meer op te hebben nageslagen. Wat daar nu verder van zij, haar kan niet worden verweten een gerezen onduidelijkheid bewust te hebben laten rusten. Zij heeft simpelweg geen aanleiding geconstateerd om nadere vragen te stellen. Het voert te ver om haar verval van recht tegen te werpen en dus rechtsbescherming te onthouden tegen de vraag of de Gemeente een verwijt kan worden gemaakt van deze gang van zaken.
4.4.
Uit de aanbestedingsrechtelijke regels en beginselen – in dit geval in het bijzonder het transparantiebeginsel – volgt dat de aanbestedende dienst dient te waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur wordt uitgebannen. Het impliceert dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze worden geformuleerd. In dat geval kunnen alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers immers de juiste draagwijdte daarvan begrijpen en deze op dezelfde manier interpreteren. Tegelijkertijd is de aanbestedende dienst dan in staat om na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria welke op de betrokken opdracht van toepassing zijn. Een en ander brengt mee dat alle aanbieders in gelijke mate, mede met het oog op een goede controle achteraf, een duidelijk inzicht moeten hebben in de voorwaarden waaronder de aanbesteding plaats heeft, zoals de gunningscriteria.
4.5.
In de aanbestedingsleidraad is duidelijk omschreven dat de opdracht zou worden gegund aan de inschrijver met de beste prijs-kwaliteitsverhouding, uitgedrukt in de laagste prijs-kwaliteitscore F. F wordt berekend door subgunningscriterium prijs P in euro’s te delen door het verkregen cijfer tussen 0 en 10 op het subgunningscriterium kwaliteit Q tot de macht WK40/WP60 (wegingsfactor kwaliteit WK40 gedeeld door wegingsfactor prijs WP60). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit gunningscriterium objectief duidelijk, in die zin dat alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers in staat waren om dat criterium, gelezen in het licht van alle aanbestedingsstukken, op dezelfde wijze te interpreteren. [eiseres] heeft het tegendeel overigens ook niet betoogd. De Gemeente heeft dit criterium, met deze formule, bij de beoordeling van de inschrijvingen ook onverkort toegepast. [eiseres] werpt in deze procedure in de kern genomen de vraag op, of dat de Gemeente nog vrij stond na de wijze waarop zij in de NvI vraag 44 heeft beantwoord.
4.6.
[eiseres] stelt dat zij de formule in de NvI heeft gevolgd, dat haar vervolgens na de ontvangst van de voorlopige gunningsbeslissing is opgevallen dat die formule anders was dan die in de aanbestedingsleidraad, en dat moet worden geconcludeerd dat de Gemeente de wegingsfactoren van prijs en kwaliteit gedurende de procedure heeft gewijzigd. De consequentie daarvan is volgens [eiseres] dat de Gemeente niet meer de hierboven beschreven formule met bijbehorende wegingsfactoren had mogen toepassen, maar de gewijzigde, zoals in de NvI is uitgewerkt, waarin prijs voor 40 % meeweegt en kwaliteit voor 60%, dus andersom dan in de leidraad. De voorzieningenrechter kan [eiseres] echter niet in die stelling volgen. Er is geen sprake van een wijziging van de wegingsfactoren van de subgunningscriteria prijs en kwaliteit, daargelaten of dat überhaupt toegestaan zou zijn. De Gemeente is – door een derde – verzocht om een toelichting op de in de aanbestedingsleidraad gehanteerde formule, eventueel aan de hand van een voorbeeld. Die toelichting is door de Gemeente bij NvI, aan de hand van een voorbeeldberekening, verstrekt. Zij heeft daarbij expliciet het woord “
voorbeeld” gebruikt. Dit onderdeel van de beantwoording van vraag 44 betrof aldus niets anders dan de verduidelijking van de rekenkundige werking van de wegingsformule uit de leidraad. Uit niets blijkt dat de Gemeente daarmee de onderlinge zwaarte van de criteria prijs en kwaliteit heeft gewijzigd, of de bedoeling had om deze te wijzigen. Noch de vraag, noch de verdere beantwoording daarvan geeft aanleiding tot die conclusie. Geoordeeld moet dan ook worden dat de inschrijvingen moesten worden beoordeeld aan de hand van de in de aanbestedingsleidraad opgenomen formule. Voor de volledigheid voegt de voorzieningenrechter hier nog aan toe dat bij gebreke van een wijziging ook geen relevantie toekomt aan de omstandigheid dat volgens de in de aanbestedingsstukken beschreven rangorde de NvI prevaleert boven de aanbestedingsleidraad. Het primaire standpunt van [eiseres] slaagt dus niet.
4.7.
De voorzieningenrechter volgt [eiseres] evenmin in haar subsidiaire grondslag. De Gemeente heeft ter zitting toegelicht dat zij in aanbestedingen wel vaker het verzoek krijgt om de werking van een formule toe te lichten, en dat zij dat dan doet aan de hand van een standaardvoorbeeld dat niet wordt aangepast aan de in die aanbesteding gehanteerde uitgangspunten. In dit geval heeft de Gemeente naar eigen zeggen gebruik gemaakt van een standaard machtverheffingsvoorbeeld, waarin de rekenkundige werking van de formule is uitgelegd aan de hand van een willekeurige en fictieve prijs, een willekeurig en fictief kwaliteitscijfer en een willekeurige en fictieve weegfactor kwaliteit/prijs. Dat de weegfactoren van prijs en kwaliteit precies omgekeerd waren aan de daadwerkelijk te hanteren weegfactoren berust volgens de Gemeente op toeval. De voorzieningenrechter acht het ongelukkig dat de in het voorbeeld gebruikte weegfactoren van prijs en kwaliteit (40-60) precies omgekeerd waren aan de in de aanbesteding gebruikte weegfactoren (60-40), en dat de Gemeente zich geen rekenschap heeft gegeven van de mogelijke verwarring die dit zou kunnen opleveren. Dit was eenvoudig te vermijden geweest en het was de zorgvuldigheid ten goede gekomen indien de Gemeente haar uitgewerkte rekenvoorbeeld voor wat betreft de weegfactoren voor prijs en kwaliteit ofwel had aangepast aan de in de aanbesteding te hanteren weging op basis van een fictieve prijs en fictieve score op kwaliteit dan wel een geheel andere evident fictieve verhouding had gebruikt.
4.8.
Niettemin baat dit [eiseres] in de gegeven omstandigheden niet. Van een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver mag namelijk worden verwacht dat hij alle aanbestedingsstukken bij zijn inschrijving betrekt. Dit heeft [eiseres] nagelaten. [eiseres] heeft ter zitting toegelicht dat zij, hoewel zij de formule in de aanbestedingsleidraad niet helemaal duidelijk vond, na de beantwoording op vraag 44 in de NvI heeft afgezien van het vragen om verduidelijking omdat het haar toen helder was. Zij heeft haar inschrijving vervolgens ingericht op het gegeven rekenvoorbeeld, zonder nog aandacht te besteden aan paragraaf 4.18 van de aanbestedingsleidraad, waarin de gunningscriteria en de wegingsfactoren in de formule zijn uitgewerkt. Daar is zelfs helemaal niet meer naar gekeken, zo heeft [eiseres] ter zitting gesteld, omdat het rekenvoorbeeld duidelijk genoeg was. Van een normaal oplettende inschrijver had dit zonder meer wel mogen worden verwacht. Door dit na te laten heeft [eiseres] zichzelf de gelegenheid ontnomen vast te stellen dat in het rekenvoorbeeld een andere weging van prijs en kwaliteit werd gehanteerd dan in de aanbestedingsleidraad en daarover – indien dan nog gewenst – duidelijkheid te vragen. Daarvoor bestond – voor de sluiting van de inschrijvingstermijn – nog voldoende gelegenheid. Dit dient voor rekening en risico van [eiseres] te blijven. Dat [eiseres] achteraf heeft moeten constateren dat zij op dit punt op het verkeerde been stond, is hoofdzakelijk te wijten aan haar eigen nalatigheid. Geen van de andere inschrijvers is dit zo vergaan. De rangorderegeling in de aanbestedingsstukken biedt voor het negeren van de aanbestedingsleidraad ook geen rechtvaardiging, omdat die [eiseres] niet ontslaat van de verplichting acht te slaan op alle aanbestedingsstukken. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de Gemeente door het rekenvoorbeeld zodanige onduidelijkheid heeft gecreëerd dat de in de beoordelingsformule te hanteren weegfactoren voor prijs en kwaliteit voor een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver in het licht van de inhoud van alle aanbestedingsdocumenten redelijkerwijs niet duidelijk waren of voor meerdere uitleg vatbaar.
4.9.
De vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen.
4.10.
Met betrekking tot de voorwaardelijke vordering van [tussenkomende partij] overweegt de voorzieningenrechter dat als uitgangspunt geldt dat een eigen vordering noodzakelijk is om te kunnen tussenkomen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken.
4.11.
De voorzieningenrechter is met de Gemeente van oordeel dat de vordering van [tussenkomende partij] moet worden afgewezen, omdat haar belang bij die vordering als gevolg van de afwijzing van de vorderingen van [eiseres] komt te vervallen. Omdat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen kan de Gemeente de opdracht (voor zover zij die nog wenst te vergeven) immers conform het geuite gunningsvoornemen gunnen aan [tussenkomende partij] . Niet gesteld of gebleken is dat de Gemeente dat niet van plan is. [tussenkomende partij] heeft de vordering echter wel terecht ingesteld, zij had een gerechtvaardigd belang bij tussenkomst. Daarom ziet de voorzieningenrechter, anders dan de Gemeente, geen aanleiding om [tussenkomende partij] in enige daarmee verband houdende kosten te veroordelen.
4.12.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in alle proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente respectievelijk [tussenkomende partij] worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris gemachtigde €
816,00
Totaal € 1.434,00
4.13.
De nakosten, waarvan de Gemeente en [tussenkomende partij] betaling vorderen, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot. Ook de door beide partijen gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar, en wel op de in het dictum vermelde manier.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in het incident
5.1.
compenseert de kosten, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.2.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.3.
wijst de vordering van [tussenkomende partij] af,
5.4.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente respectievelijk [tussenkomende partij] tot op heden begroot op € 1.434,00, door [eiseres] aan beide andere partijen te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de voldoening,
5.5.
veroordeelt [eiseres] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door de Gemeente respectievelijk [tussenkomende partij] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis aan de zijde van de Gemeente respectievelijk [tussenkomende partij] ontstane kosten, begroot op:
  • € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
  • te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Willems en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017. [1]

Voetnoten

1.type: CD