Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verweerster sub 2],
[verweerster sub 3],
1.De procedure
2.De feiten
Naar mijn oordeel heeft de huisartspraktijk [verweerster sub 3] – [verweerster sub 2] op 15 juni 2011 en 17 juni 2011 niet gehandeld zoals van een vakbekwaam en redelijk handelend huisarts had mogen worden verwacht. Op 23 juni 2011 voldeed het handelen aan alle criteria van zorgvuldigheid die in dit verband mogen worden gesteld.
In elk geval had betrokkene toen hij op 23 juni 2011 in het [aanduiding ziekenhuis] werd opgenomen nog steeds hevige pijn in zowel de grote als de kleine teen en waren er toen nog geen verschijnselen van een infectie van de 5e teen (…). Dat betekent dat het weefsel toen nog levensvatbaar was. Immers dood weefsel doet geen pijn. (…)
3.Het geschil
4.De beoordeling
de huidige klachten en belemmeringen van betrokkene géén rechtstreeks gevolg[zijn]
van het eerder als onzorgvuldig beschouwd handelen van de huisarts”. Ook uit die formulering volgt dat de beschikbare tijdspanne in beginsel ruim genoeg was. De rechtbank gaat voorbij aan de opmerking van [verzoeker] dat de personele bezetting in ziekenhuizen in het weekend doorgaans lager is dan door de week. Wat daar verder ook van zij, voor de beoordeling van deze zaak is deze opmerking hoe dan ook niet relevant, omdat 23 juni 2011 een donderdag was.