In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging voor beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van erflaatster. Verzoeker, de echtgenoot van erflaatster, had de nalatenschap eerder zuiver aanvaard, maar kwam na deze aanvaarding achter belastingschulden die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen. De kantonrechter oordeelde dat verzoeker onvoldoende onderzoek had gedaan naar de omvang van de nalatenschap voordat hij deze zuiver aanvaardde. De Belastingdienst, als belanghebbende, voerde aan dat verzoeker zijn verzoek tijdig had ingediend, maar dat de belastingschulden geen onbekende schulden waren. De kantonrechter concludeerde dat verzoeker had moeten onderzoeken waaruit de nalatenschap bestond en dat hij dit had nagelaten. Hierdoor kon niet worden gesproken van schulden die hij niet kende of behoorde te kennen. Het verzoek om alsnog beneficiair te mogen aanvaarden werd afgewezen.