ECLI:NL:RBMNE:2017:6713

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
16/705348-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en diefstal met geweld

Op 22 december 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van geladen vuurwapens en munitie, alsook aan een gewelddadige diefstal. De verdachte, geboren in 1992 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens van categorie III in de periode van 7 tot en met 12 februari 2017 te Ermelo. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij op 11 februari 2017 te Amsterdam, samen met anderen, goederen heeft weggenomen van een slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. Tijdens de zittingen op 9 mei, 18 juli, 26 september en 12 december 2017 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De officier van justitie, mr. A.J.S. Visser, heeft de verdachte beschuldigd op basis van diverse bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en videomateriaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de betrokken periode vuurwapens voorhanden heeft gehad en dat hij betrokken was bij de gewelddadige diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte is eveneens toegewezen, omdat hij tijdens de proeftijd opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/705348-17 (P)
v.i.-zaaknummer: 99-000319-26 (herroeping vi)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 mei 2017, 18 juli 2017, 26 september 2017 en 12 december 2017.
Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en mr. F.N. Dijkers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 12 december 2017 gewijzigd. De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. in of omstreeks de periode van 7 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te Ermelo vuurwapens en munitie, beiden van categorie III, voorhanden heeft gehad.
2. op of omstreeks 11 februari 2017 te Amsterdam met (een) ander(en) goederen, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen, welke diefstal werd voorafgegaan/vergezeld/gevolgd van (bedreiging met) geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door (onder meer) een mes tegen de buik van die [slachtoffer 1] te zetten en een vuurwapen op die [slachtoffer 2] te richten.
3. op of omstreeks 11 februari 2017 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een vuurwapen op hem te richten en zich dreigend jegens die [slachtoffer 2] uit te laten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en heeft daartoe, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1:
De officier van justitie heeft gewezen op diverse processen-verbaal waarop verdachte door verbalisanten op foto’s en video’s wordt herkend en waarop verdachte – kort gezegd – vuurwapens, dan wel voorwerpen daarop gelijkend, vasthoudt en daarmee handelingen verricht. Verdachte is aangehouden in een vakantiewoning waar vervolgens ook wapens en munitie werden aangetroffen. Verdachte heeft bekend dat het aangetroffen pistool en bijbehorende munitie van hem is. In die woning werd bovendien een telefoon aangetroffen waarop videobestanden staan waarop te zien is dat verdachte over vuurwapens en munitie beschikt . De woning waar de video’s zijn gemaakt heeft diverse overeenkomsten met de woning waar de wapens en munitie werden aangetroffen. Op basis van het samenstel van de bewijsmiddelen die de officier van justitie heeft opgesomd, heeft hijgeconcludeerd dat verdachte zich bewust was van - en de beschikkingsmacht had over - de aangetroffen wapens en munitie.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
Aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben consistente, specifieke en geloofwaardige verklaringen afgelegd. Echter, zij draaien er omheen voor zover een en ander betrekking had op een drugsdeal. Dat laatste maakt hun verklaringen voor het overige niet minder geloofwaardig. Hun verklaringen over de beroving worden ondersteund door diverse WhatsApp-gesprekken. Naar aanleiding van een melding van de beroving is de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] gecontroleerd en daarin werd een groot mes aangetroffen, terwijl aangever heeft verklaard over een groot mes dat door medeverdachte [medeverdachte 1] op zijn buik zou zijn gezet. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft beroofd van een kilo wiet. Bij de aanhouding van verdachte werden wapens aangetroffen bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte heeft in een gesprek via WhatsApp gemeld dat hij op 10 of 11 februari 2017 een ‘torie’ (straattaal voor een overval) heeft, een vuurwapen regelt en een auto nodig heeft omdat hij iets gaat afpakken in Den Haag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 ten laste gelegde en partiële vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe, kort weergegeven, het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte heeft verklaard dat het pistool en de bijbehorende munitie van hem is, zodat dat deel van het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij dient te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van de revolver en de overige munitie, gelet op de inhoud van de verklaring van verdachte. Bovendien volgt uit het dossier dat verschillende personen op verschillende momenten in de woning zijn geweest. De wapens lagen niet in het zicht. e revolver is bemonsterd met het oog op DNA-onderzoek. De resultaten zitten niet in het dossier en de raadsman gaat er daarom vanuit dat er geen match is met het DNA van verdachte. Dat verdachte op een afbeelding/video te zien zou zijn met een vergelijkbaar vuurwapen, is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte de aangetroffen revolver voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
Verdachte heeft ontkend bij deze feiten betrokken te zijn geweest, hij was daar niet bij aanwezig. Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben niet verklaard wie de derde persoon was die bij de beroving betrokken was. Dat [slachtoffer 1] verdachte zou herkennen van een foto heeft geen bewijswaarde. Immers, [slachtoffer 1] heeft een heel algemeen signalement gegeven, terwijl verdachte specifieke uiterlijke kenmerken heeft die goed zichtbaar zijn: hij heeft twee gouden tanden, een uitgescheurde oorlel en een tatoeage in zijn nek. Ook [slachtoffer 2] heeft geen specifieke kenmerken genoemd van de persoon die hem zou hebben bedreigd. Bovendien heeft die [slachtoffer 2] verdachte niet herkend, nu aan [slachtoffer 2] geen foto is getoond.
Indien de rechtbank zou vaststellen dat verdachte hierbij aanwezig is geweest, dan dient verdachte alsnog te worden vrijgesproken. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben inconsistente verklaringen afgelegd en hebben pas drie dagen na het incident aangifte gedaan. Er is onvoldoende steunbewijs voor de goederen die zouden zijn weggenomen. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat hij een kilo wiet van [slachtoffer 1] heeft gestolen, is niet zonder meer ongeloofwaardig. Op grond van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat verdachte als medepleger van de diefstal moet worden gezien. Een nauwe en bewuste samenwerking kan niet worden bewezen.
Ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde bedreiging geldt dat de verklaring van [slachtoffer 2] geen steun vindt in andere bewijsmiddelen. [slachtoffer 1] heeft niet over een wapen verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte is op 12 februari 2017 om 22.56 uur in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aangehouden. [2] Vervolgens heeft er in deze woning een doorzoeking plaatsgevonden, waarbij onder meer werden aangetroffen:
- een revolver met daarin drie patronen,
- een doorgeladen pistool met daarin vier patronen, en
- negen patronen. [3]
De hiervoor genoemde inbeslaggenomen voorwerpen zijn onderzocht en nader omschreven. Het betreffen de volgende wapens van categorie III:
- een vuurwapen, pistool, van het merk Zastava, model 70, kaliber 7.65mm;
- een vuurwapen, revolver, een omgebouwde gas-/alarmrevolver van het merk BBM (Bruni).
De munitie betreft munitie van categorie III:
- 4 scherpe patronen, kaliber 7.65mm,
- 3 scherpe patronen, kaliber .22 LR, merk Remington, en
- 9 scherpe patronen, kaliber 12, merk Baschieri & Pellagri. [4]
Verdachte heeft het feit deels bekend. Hij heeft verklaard dat het aangetroffen pistool met de daarbij behorende munitie van hem is en dat hij regelmatig verbleef – en ook wel de nacht doorbracht – in de vakantiewoning aan de [adres] . [5]
In het ‘Proces-verbaal Interieur’ heeft verbalisant gerelateerd dat er in de woning aan de [adres] een rode bank in de woonkamer stond, met daarachter lichtkleurige gordijnen. Voor de bank stond een salontafel met een stalen frame. Die tafel stond op een rood kleed met lichtkleurige vierkanten. Verbalisant herkende de bank, gordijnen, tafel en kleed uit de livestream video’s op Instagram van ‘Hoofdagent [hoofdagent] ’.
Tijdens de genoemde doorzoeking werden er negen hagelpatronen aangetroffen. Deze hagelpatronen herkende verbalisant als de patronen die hij had gezien op de livestream van ‘Hoofdagent [hoofdagent] ’, waarbij medeverdachte [medeverdachte 2] te zien is met een dubbelloops jachtgeweer met een afgezaagde loop. Daarbij stonden negen patronen op een rij op tafel. [6]
Over die video, die op 7 februari 2017 is geplaatst op het Instagram-account ‘voorallebroeders’, heeft een verbalisant gerelateerd dat hij zag dat verdachte een handvuurwapen, een pistool, pakte en hiermee naar de camera wees. Op deze video zag verbalisant ‘een kenmerkende salontafel met een stalen gelast frame en een glazen plaat hierop. Onder de tafel lag een vloerkleed met rode en witte vierkante vlakken en bruine accenten. Verdachte zat op een rode bank met witte gordijnen op de achtergrond.’ [7]
Op 9 februari 2017 zag één van de verbalisanten dat er een livestream, een rechtstreekse uitzending, werd gestart op internet door het account ‘Hoofdagent [hoofdagent] ’. Verbalisant zag dat medeverdachte [medeverdachte 2] op dezelfde rode bank zat als in eerdere video’s. Er werden vuurwapens getoond. Medeverdachte [medeverdachte 2] nam een pistool in zijn hand en laadde dit meerdere keren door. Verbalisant zag dat er patronen uit het vuurwapen sprongen tijden dit doorladen. Medeverdachte [medeverdachte 2] pakte de patronen vervolgens op en stopte ze via het patroonmagazijn weer in het vuurwapen. [8]
In de woning aan de [adres] werd voorts een telefoon aangetroffen. Deze telefoon is onderzocht. Hierop zijn foto’s en video’s aangetroffen. Verbalisant herkent verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Zij te zien zijn met vuurwapens. Verbalisant heeft gerelateerd dat de vuurwapens getoond in de genoemde bestanden overeenkomen met de vuurwapens die zijn aangetroffen op het adres waar verdachte en medeverdachte [verdachte] zijn aangehouden. [9]
Bewijsoverwegingen feit 1
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij tijdelijk in de vakantiewoning verbleef en daar ook sliep. Hij heeft verder verklaard dat hij zich van de livestreams op 7, 9 en 10 februari 2017 niets herinnert, maar dat hij wel de foto heeft gemaakt die te zien is op pagina 119 van het dossier. Verdachte staat op deze foto met een wapen in zijn hand. Verbalisant [verbalisant 1] herkent de keuken op deze foto als de keuken van de vakantiewoning aan de [adres] . In deze woning is tijdens de doorzoeking een telefoon aangetroffen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op de foto op pagina 1139 te zien is met vuurwapens in zijn hand. Uit de gaskachel en het kleed op de foto op pagina 1044 bovenaan leidt de rechtbank af dat ook deze foto in de vakantiewoning is genomen. Het staat voor de rechtbank dan ook vast dat verdachte, samen met medeverdachte in de periode rondom de tenlastegelegde periode, in de vakantiewoning over vuurwapens beschikte.
Verbalisant [verbalisant 2] relateert op pagina 1002 dat hij op de livestream op 9 februari 2017 omstreeks 21:30 uur een tweede persoon ziet die hij omschrijft als een negroïde jongen van ongeveer 20 tot 25 jaar oud, met een klein baardje en enkele gouden tanden. Op de livestream is een rode bank te zien en witte gordijnen die zijn herkend als de bank en gordijnen in de vakantiewoning. Gezien de overeenkomsten tussen het signalement van de tweede man op deze livestream en dat van verdachte en het feit dat verdachte in de vakantiewoning waar de livestream is opgenomen woonde, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de tweede man is op deze livestream. [verbalisant 2] relateert voorts dat hij deze persoon ook op de video’s van verbalisant [verbalisant 3] ziet. Op deze video’s is een pistool en een geweer met bijbehorende hagelpatronen te zien. Bij de doorzoeking zijn 9 hagelpatronen aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 1] herkent de patronen als de patronen die hij heeft gezien op de beelden van 9 februari 2017. Bij de doorzoeking zijn ook een pistool en een revolver met bijbehorende munitie aangetroffen. Deze vuurwapens vertonen een sterke gelijkenis met de wapens op de beelden.
Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de tenlastegelegde wapens en munitie voorhanden heeft gehad in de periode van 7 tot en met 12 februari 2017.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld, gepleegd op 11 februari 2017 en hij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik had op 11 februari 2017 met medeverdachte [medeverdachte 2] afgesproken in een [medeverdachte 1] in Den Haag. Ik ben daar met een vriend, [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), naartoe gegaan. Medeverdachte [medeverdachte 2] was daar al met een Antilliaanse jongen. Later stapten medeverdachte [medeverdachte 2] en de Antilliaanse jongen in een blauwe Volkswagen Polo. In die auto zat een man met rasta haar. Zij hadden het idee om te gaan chillen in Amsterdam. De rasta man reed, de Antilliaanse jongen zat daar naast. Ik zat achterin met medeverdachte [medeverdachte 2] . [slachtoffer 2] reed achter ons aan. In Amsterdam aangekomen hoorde ik de rasta man zeggen ‘ben je wel eens in de Bijlmer geweest? Dan is dit je eerste keer.’ Toen de rasta man de auto parkeerde pakte hij iets onder zijn stoel vandaan en vervolgens zag ik dat hij zich omdraaide in mijn richting en een goot mes met een scherpe punt op mijn buik zette. Het was een groot mes, ik dacht een kapmes. Het lemmet was zeker 40 centimeter groot. De rasta man zei ‘broer laat mij kijken hoeveel je op zak hebt.’ Vervolgens zag en voelde ik dat medeverdachte [medeverdachte 2] met zijn handen in mijn jaszak en in mijn broekzakken ging zitten. Toen ik vroeg ‘wat is dit’, zag ik en voelde ik dat medeverdachte [medeverdachte 2] mij een vuistslag gaf tegen mijn gezicht. Medeverdachte [medeverdachte 2] zei dat ik stil moest zijn. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft vanuit mijn jas en broekzakken geld, mijn telefoon, mijn huissleutels en mijn sigaretten afgenomen. Tijdens dit gebeuren was de Antilliaanse jongen die naast de rasta man zat, uitgestapt en was naast de auto gaan staan.
Ik denk dat hij dit deed om [slachtoffer 2] in de gaten te houden. Het viel mij op dat de Antilliaanse jongen zijn rechterarm had uitgestrekt in de richting van waar [slachtoffer 2] stond. [10]
Aangever [slachtoffer 1] heeft foto’s beschikbaar gesteld van de personen die hem hadden beroofd. Op één van de foto’s staan twee personen afgebeeld. De linker persoon is medeverdachte [medeverdachte 2] en de rechter persoon is de Antilliaanse jongen die naast de rasta man zat in de auto. [11] De Antilliaanse man wordt door een verbalisant herkend als verdachte. [12] [slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] een paar uur na het incident berichten heeft gestuurd naar [slachtoffer 1] . Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 11 februari 2017 om 22.22 uur naar [slachtoffer 1] geappt:
“Ik heb je helemaal naar bijlmer gebracht en gekantwlt”.
Voorafgaand aan voornoemd bericht appt [slachtoffer 1] naar medeverdachte [medeverdachte 2] : “
heb je daar die blauwe nokia ook of iet”, waarop medeverdachte [medeverdachte 2] antwoord
“Jaa, je mag terug kopen”.Verder appt medeverdachte [medeverdachte 2] :
“je was wel bang man. Vond bijna zielig”, waarop [slachtoffer 1] antwoordt
“ik was in shock”.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van bedreiging, gepleegd op 11 februari 2017 te Amsterdam, en heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik was samen met [slachtoffer 1] , hij is beroofd. We reden vanuit Den Haag naar Amsterdam om daar te chillen. [slachtoffer 1] ging bij de drie andere jongens in de blauwe Polo zitten. Ik reed achter hen aan. De auto’s werden geparkeerd. Ik zag opeens dat die donkere jongen die ook in het café was in Den Haag, op mij af kwam lopen met een vuurwapen. Ik zag in ieder geval dat het een loop was die op mij werd gericht. Ik hoorde dat die jongen tegen mij zei ‘dit is niet Den Haag, dit is onze buurt, de Bijlmer. Je moet niet gek gaan doen. Waag het niet om uit te stappen en handen op het stuur.’ Later hoorde ik van [slachtoffer 1] dat hij was beroofd in de Polo.’ [13]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] naar de Bijlmer heeft gebracht en dat hij daar een kilo wiet van [slachtoffer 1] heeft gestolen. [14]
In de woning waar verdachte is aangehouden, is een telefoon inbeslaggenomen waarvan verdachte heeft verklaard dat hij deze gebruikte. [15] Die telefoon is onderzocht en daarop is onder meer een WhatsAppgesprek aangetroffen, waarbij met de inbeslaggenomen telefoon op 10 februari 2017 omstreeks 14.40 uur onder meer de volgende berichten zijn geappt:
“Ik heb iemand we kunnen 2 k wierie afpakke snel snel
Maar in denhaag
Ik tank me mattie tankt ook voor je
Kom ons hale gasse we na daar
Is niet veel maar toch 2500 de man
3.mans
Jij ik en hij gwn snelle jelle
(….)
Neem je strep wel mee” [16]
Verbalisant zag dat medeverdachte [medeverdachte 2] het in een gesprek via WhatsApp met een persoon die zich ‘ [naam] ’ noemt, heeft over een incident in Den Haag en Amsterdam. Op 11 februari 2017 om 21.09 uur appte medeverdachte [medeverdachte 2] naar die [naam] :
“We namen hem mee in onze auto naar bijlmer schilderswijk is heet toch hebben we hem daar mee gedwongen reed mattie van hem achter ons aan tot bijlmer trokken we wapen pakte die spul tel en geld. [17]
Medeverdachte [medeverdachte 1] werd op 12 februari 2017 omstreeks 03.00 uur als bestuurder van een Volkswagen Polo gecontroleerd. Verbalisanten zagen tussen de bijrijdersstoel en de achterbank van die auto een rode tas liggen, met daarin een soort kapmes met een lemmet van ongeveer 30 centimeter. [18]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen feiten 2 en 3:
De rechtbank acht de tenlastegelegde diefstal met geweld (feit 2) en de bedreiging met de dood van [slachtoffer 2] (feit 3), gelet op de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 is omschreven.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat het ging om – kort gezegd – een ripdeal, waarbij hij [slachtoffer 1] heeft ‘gekanteld’ en hem een kilo wiet afhandig heeft gemaakt, is aannemelijk. Dit betekent dat aangevers op dit punt niet open zijn geweest in de door hen afgelegde verklaringen, kennelijk om zichzelf niet in strafrechtelijke zin te belasten. Dit maakt de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat sprake is geweest van een diefstal met geweld niet zonder meer onbetrouwbaar, te meer nu die verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] steun vinden in WhatsApp-berichten die medeverdachte [medeverdachte 2] kort na de beroving van [slachtoffer 1] heeft verzonden (aan [slachtoffer 1] en aan ‘ [naam] ’). Uit die berichten volgt onder meer het toegepaste geweld waar ook [slachtoffer 1] over heeft verklaard, maar ook dat zij vanuit Den Haag naar
Amsterdam zijn gereden en dat de vriend van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 2] ) achter hen aan is gereden en dat er ook een telefoon en geld afhandig is gemaakt. Dit strookt ook met wat aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard. Ook de verklaring van [slachtoffer 1] dat er een mes op zijn buik is gezet door de man met het rasta haar vindt steun in een ander bewijsmiddel. Uit het dossier volgt dat die man met rastahaar medeverdachte [medeverdachte 1] is. [medeverdachte 1] is later die nacht als bestuurder van een Volkswagen Polo, over welke auto [slachtoffer 1] ook heeft verklaard, gezien en vervolgens is deze auto gecontroleerd. In die auto werd een mes aangetroffen, welk mes door verbalisanten wordt omschreven als een kapmes. Ook [slachtoffer 1] omschreef het mes dat in de Volkswagen Polo door de man met rastahaar – [medeverdachte 1] – op zijn buik was gezet als een soort van kapmes.
[slachtoffer 1] heeft – naast medeverdachte [medeverdachte 2] – een tweede persoon aangewezen op een door hem meegebrachte foto die hij in zijn aangifte de Antilliaanse man noemt. Vervolgens heeft een verbalisant verdachte herkend als de Antilliaanse man waar [slachtoffer 1] over heeft verklaard.
De aanwezigheid van verdachte bij de beroving wordt ondersteund door het WhatsAppgesprek dat op de in de woning inbeslaggenomen telefoon is aangetroffen. Dit gesprek vindt de dag voorafgaand aan de beroving plaats en daarbij worden door de gebruiker van die telefoon (onder de naam [naam] ) specifieke elementen van de beroving genoemd: er wordt door de gebruiker van de telefoon gezegd dat er ‘wierie’ (de rechtbank begrijpt: wiet) kan worden afgepakt, dat het in Den Haag is, dat er wordt gesproken over hetgeen het oplevert, dat het drie man betreft en dat een ‘strep’ (één der verbalisanten heeft gerelateerd dat hiermee een vuurwapen wordt bedoeld) moet worden meegenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij deze telefoon gebruikte. De rechtbank volgt de verdachte, gelet op de overige bewijsmiddelen, niet in zijn verklaring dat hij deze berichten niet heeft verstuurd en gaat er vanuit dat verdachte de voornoemde berichten heeft verzonden.
Gelet op de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , namelijk dat de Antilliaanse man is uitgestapt die later door een verbalisant op een aan hem getoonde foto wordt herkend als verdachte, is het verdachte geweest die [slachtoffer 2] heeft bedreigd. De verklaring van [slachtoffer 2] dat er door – naar later bleek – verdachte een wapen op hem werd gericht, wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft immers verklaard dat het hem opviel dat verdachte zijn rechterarm had uitgestrekt in de richting waar [slachtoffer 2] stond. Uit het dossier kan voorts worden opgemaakt dat verdachte de beschikking had over een vuurwapen. Verdachte heeft verklaard dat hij deze bij zich droeg uit zelfbescherming. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte dit wapen dreigend naar [slachtoffer 2] heeft gericht.
Gelet op de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen heeft verdachte nauw en bewust samengewerkt met zijn mededaders. Hij heeft een rol gehad in de voorbereiding van het tenlastegelegde, hetgeen volgt uit een WhatsApp-gesprek, is ten tijde van de beroving aanwezig (zowel in Den Haag als ten tijde van de daadwerkelijke beroving in Amsterdam) en heeft een vuurwapen gericht gehouden op [slachtoffer 2] terwijl [slachtoffer 1] werd beroofd van diverse goederen. De rol van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank voldoende significant om medeplegen aan te nemen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij in de periode van 7 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te Ermelo,
een of meer wapens van categorie III, te weten
- een vuurwapen (pistool), merk Zastava, model 70, kaliber 7.65mm, en
- een vuurwapen (revolver), een omgebouwde gas-/alarmrevolver van het merk BBM (Bruni)
en
munitie van categorie III, te weten
A) 4 scherpe patronen, kaliber 7.65mm, en
B) 3 scherpe patronen, kaliber .22 LR, merk Remington, en
C) 9 scherpe patronen, kaliber 12, merk Baschieri & Pellagri
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 11 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, een geldbedrag, een huissleutel, sigaretten en wiet, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of één van zijn mededaders
- de punt van een mes tegen de buik van die [slachtoffer 1] heeft gezet en
- die [slachtoffer 1] een vuistslag tegen het gezicht heeft gegeven en
- een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gericht en
- die [slachtoffer 1] daarbij dreigend de woorden heeft toegevoegd: "broer laat mij kijken hoeveel je op zak hebt" en "stil zijn";
3.
hij op 11 februari 2017 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen aan die [slachtoffer 2] getoond en in zijn richting gericht en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: 'je moet niet gek gaan doen. Waag het niet om uit te stappen en handen op het stuur'.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken
Ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte, gelet op de door hem bepleite vrijspraken, zijn straf reeds heeft uitgezeten en de raadsman heeft in dat kader ook verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van geladen (functionerende) vuurwapens en munitie. Het bezit van vuurwapens leidt al te gemakkelijk tot gebruik ervan. De gevolgen van het gebruik van vuurwapens zijn over het algemeen desastreus. Ook als geen lichamelijk ernstig of dodelijk letsel wordt toegebracht veroorzaken vuurwapens maatschappelijk ontwrichtende gevoelens van angst en onveiligheid. In het dossier bevinden zich beelden waarop verdachte het hanteren van wapens lijkt te verheerlijken uit – volgens verdachte – stoerdoenerij. Dit is smakeloos en verwerpelijk!
Voorts heeft verdachte zich met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, waarbij een mes op de buik van één van de slachtoffers is gehouden door één van zijn mededaders en op een ander slachtoffer door verdachte een vuurwapen is gericht. Verdachte heeft zich daarbij dreigend uitgelaten jegens dit slachtoffer. Hij heeft hiermee aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander en het gebruik van geweld jegens personen niet te schuwen. Deze beroving vond plaats op de openbare weg, hetgeen bijdraagt aan algemene gevoelens van onveiligheid op straat. De bedreiging van het slachtoffer heeft gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank, mede ten aanzien van de persoon van verdachte, ook betrokken:
- een uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte van 30 oktober 2017, waaruit volgt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren voor diverse diefstallen met geweld is veroordeeld en voor bezit/handel van vuurwapens van categorie III.
- een reclasseringsadvies van 8 mei 2017, uitgebracht door Reclassering Nederland;
- een psychologisch Pro Justitia rapport van 30 mei 2017, opgemaakt door M. de Klerk, GZ-psycholoog;
- hetgeen verdachte en zijn raadsman ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte hebben aangevoerd.
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten maken dat een vrijheidsbenemende straf passend is. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging in geval van recidive uit van een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden onvoorwaardelijk. In casu is een forse strafvermeerderende factor dat een en ander onder bedreiging van wapens (een vuurwapen en een mes) heeft plaatsgevonden en dat het feit met anderen werd gepleegd. Daarbij zijn verdachte en zijn medeverdachte berekenend te werk gegaan door de slachtoffers mee te nemen vanuit Den Haag naar Amsterdam, om één van de slachtoffers vervolgens te beroven van diverse goederen. Diezelfde oriëntatiepunten gaan bij het voorhanden hebben van een pistool of revolver uit van een gevangenisstraf van drie maanden. Verdachte heeft een tweetal vuurwapens voorhanden gehad, waarbij als strafvermeerderende factor geldt dat de vuurwapens geladen waren.
Alles overwegende is een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, conform de eis van de officier van justitie, passend en geboden.

9.VORDERING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING

De officier van justitie heeft de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd (parketnummer 15-703201-13). Verdachte is op 20 februari 2014 bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord Holland, locatie Alkmaar, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van deze straf is op 27 mei 2016 voorwaardelijke invrijheidstelling verleend. Deze beslissing is op 25 mei 2016 aan verdachte betekend. De duur van de voorwaardelijke invrijheidstelling bedroeg 547 dagen en bedraagt thans nog 427 dagen. Immers, bij beslissing van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van
23 december 2016 is reeds een gedeelte van 120 dagen herroepen.
De veroordeelde heeft tijdens de proeftijd opnieuw strafbare feiten gepleegd. De rechtbank zal de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen, omdat de algemene voorwaarde is overtreden. Er is geen aanleiding om de vordering niet of slechts gedeeltelijk te herroepen, zoals door de raadsman is verzocht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 10, 27, 47, 57, 91, 285, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling met v.i.-nummer 99-000319-26
- wijst de vordering tot herroeping toe;
- gelast dat de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan, te weten 427 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. R.C.J. Elte-Hamming en
H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 7 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te Ermelo, althans in Nederland,
(telkens) een of meer wapens van categorie III, te weten
- een vuurwapen (pistool), merk Zastava, model 70, kaliber 7.65mm, en/of
- een vuurwapen (revolver), een omgebouwde gas-/alarmrevolver van het merk BBM (Bruni)
en/of
(telkens) munitie van categorie III, te weten
A) 4 scherpe patronen, kaliber 7.65mm, en/of
B) 3 scherpe patronen, kaliber .22 LR, merk Remington, en/of
C) 9 scherpe patronen, kaliber 12, merk Baschieri & Pellagri
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 11 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, een geldbedrag, een huissleutel, sigaretten en/of wiet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- de punt van een mes, althans van een scherp en puntig voorwerp (met een
lemmet van 40 centimeter) tegen de buik van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of
- die [slachtoffer 1] een vuistslag tegen het gezicht heeft/hebben gegeven en/of
- een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer 1] daarbij dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "broer laat
mij kijken hoeveel je op zak hebt" en/of "stil zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 11 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland , [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen aan die [slachtoffer 2] getoond en/of in zijn richting gericht en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: 'je moet niet gek gaan doen. Waag het niet om uit te stappen en handen op het stuur' of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 juni 2017, genummerd 2017042784, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3055. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 204.
3.Pagina 1034.
4.Pagina’s 1108 tot en met 1110.
5.De deels bekennende verklaring
6.Pagina 1044.
7.Pagina 1001.
8.Pagina 1002.
9.Pagina 1149, onder ‘4.0 Vuurwapens’.
10.Pagina’s 3001 – 3003.
11.Pagina’s 3005 – 3006.
12.Pagina 3014.
13.Pagina’s
14.Pagina 124.
15.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 12 december 2017.
16.Pagina 1149.
17.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer 2017042784, opgemaakt door [verbalisant 4] , hoofdagent van Politie Eenheid Midden Nederland en gesloten op 1 maart 2017.
18.Pagina 3035.