4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte is op 12 februari 2017 om 22.56 uur in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aangehouden.Vervolgens heeft er in deze woning een doorzoeking plaatsgevonden, waarbij onder meer werden aangetroffen:
- een revolver met daarin drie patronen,
- een doorgeladen pistool met daarin vier patronen, en
- negen patronen.
De hiervoor genoemde inbeslaggenomen voorwerpen zijn onderzocht en nader omschreven. Het betreffen de volgende wapens van categorie III:
- een vuurwapen, pistool, van het merk Zastava, model 70, kaliber 7.65mm;
- een vuurwapen, revolver, een omgebouwde gas-/alarmrevolver van het merk BBM (Bruni).
De munitie betreft munitie van categorie III:
- 4 scherpe patronen, kaliber 7.65mm,
- 3 scherpe patronen, kaliber .22 LR, merk Remington, en
- 9 scherpe patronen, kaliber 12, merk Baschieri & Pellagri.
Verdachte heeft het feit deels bekend. Hij heeft verklaard dat het aangetroffen pistool met de daarbij behorende munitie van hem is en dat hij regelmatig verbleef – en ook wel de nacht doorbracht – in de vakantiewoning aan de [adres] .
In het ‘Proces-verbaal Interieur’ heeft verbalisant gerelateerd dat er in de woning aan de [adres] een rode bank in de woonkamer stond, met daarachter lichtkleurige gordijnen. Voor de bank stond een salontafel met een stalen frame. Die tafel stond op een rood kleed met lichtkleurige vierkanten. Verbalisant herkende de bank, gordijnen, tafel en kleed uit de livestream video’s op Instagram van ‘Hoofdagent [hoofdagent] ’.
Tijdens de genoemde doorzoeking werden er negen hagelpatronen aangetroffen. Deze hagelpatronen herkende verbalisant als de patronen die hij had gezien op de livestream van ‘Hoofdagent [hoofdagent] ’, waarbij medeverdachte [medeverdachte 2] te zien is met een dubbelloops jachtgeweer met een afgezaagde loop. Daarbij stonden negen patronen op een rij op tafel.
Over die video, die op 7 februari 2017 is geplaatst op het Instagram-account ‘voorallebroeders’, heeft een verbalisant gerelateerd dat hij zag dat verdachte een handvuurwapen, een pistool, pakte en hiermee naar de camera wees. Op deze video zag verbalisant ‘een kenmerkende salontafel met een stalen gelast frame en een glazen plaat hierop. Onder de tafel lag een vloerkleed met rode en witte vierkante vlakken en bruine accenten. Verdachte zat op een rode bank met witte gordijnen op de achtergrond.’
Op 9 februari 2017 zag één van de verbalisanten dat er een livestream, een rechtstreekse uitzending, werd gestart op internet door het account ‘Hoofdagent [hoofdagent] ’. Verbalisant zag dat medeverdachte [medeverdachte 2] op dezelfde rode bank zat als in eerdere video’s. Er werden vuurwapens getoond. Medeverdachte [medeverdachte 2] nam een pistool in zijn hand en laadde dit meerdere keren door. Verbalisant zag dat er patronen uit het vuurwapen sprongen tijden dit doorladen. Medeverdachte [medeverdachte 2] pakte de patronen vervolgens op en stopte ze via het patroonmagazijn weer in het vuurwapen.
In de woning aan de [adres] werd voorts een telefoon aangetroffen. Deze telefoon is onderzocht. Hierop zijn foto’s en video’s aangetroffen. Verbalisant herkent verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Zij te zien zijn met vuurwapens. Verbalisant heeft gerelateerd dat de vuurwapens getoond in de genoemde bestanden overeenkomen met de vuurwapens die zijn aangetroffen op het adres waar verdachte en medeverdachte [verdachte] zijn aangehouden.
Bewijsoverwegingen feit 1
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij tijdelijk in de vakantiewoning verbleef en daar ook sliep. Hij heeft verder verklaard dat hij zich van de livestreams op 7, 9 en 10 februari 2017 niets herinnert, maar dat hij wel de foto heeft gemaakt die te zien is op pagina 119 van het dossier. Verdachte staat op deze foto met een wapen in zijn hand. Verbalisant [verbalisant 1] herkent de keuken op deze foto als de keuken van de vakantiewoning aan de [adres] . In deze woning is tijdens de doorzoeking een telefoon aangetroffen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op de foto op pagina 1139 te zien is met vuurwapens in zijn hand. Uit de gaskachel en het kleed op de foto op pagina 1044 bovenaan leidt de rechtbank af dat ook deze foto in de vakantiewoning is genomen. Het staat voor de rechtbank dan ook vast dat verdachte, samen met medeverdachte in de periode rondom de tenlastegelegde periode, in de vakantiewoning over vuurwapens beschikte.
Verbalisant [verbalisant 2] relateert op pagina 1002 dat hij op de livestream op 9 februari 2017 omstreeks 21:30 uur een tweede persoon ziet die hij omschrijft als een negroïde jongen van ongeveer 20 tot 25 jaar oud, met een klein baardje en enkele gouden tanden. Op de livestream is een rode bank te zien en witte gordijnen die zijn herkend als de bank en gordijnen in de vakantiewoning. Gezien de overeenkomsten tussen het signalement van de tweede man op deze livestream en dat van verdachte en het feit dat verdachte in de vakantiewoning waar de livestream is opgenomen woonde, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de tweede man is op deze livestream. [verbalisant 2] relateert voorts dat hij deze persoon ook op de video’s van verbalisant [verbalisant 3] ziet. Op deze video’s is een pistool en een geweer met bijbehorende hagelpatronen te zien. Bij de doorzoeking zijn 9 hagelpatronen aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 1] herkent de patronen als de patronen die hij heeft gezien op de beelden van 9 februari 2017. Bij de doorzoeking zijn ook een pistool en een revolver met bijbehorende munitie aangetroffen. Deze vuurwapens vertonen een sterke gelijkenis met de wapens op de beelden.
Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de tenlastegelegde wapens en munitie voorhanden heeft gehad in de periode van 7 tot en met 12 februari 2017.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld, gepleegd op 11 februari 2017 en hij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik had op 11 februari 2017 met medeverdachte [medeverdachte 2] afgesproken in een [medeverdachte 1] in Den Haag. Ik ben daar met een vriend, [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), naartoe gegaan. Medeverdachte [medeverdachte 2] was daar al met een Antilliaanse jongen. Later stapten medeverdachte [medeverdachte 2] en de Antilliaanse jongen in een blauwe Volkswagen Polo. In die auto zat een man met rasta haar. Zij hadden het idee om te gaan chillen in Amsterdam. De rasta man reed, de Antilliaanse jongen zat daar naast. Ik zat achterin met medeverdachte [medeverdachte 2] . [slachtoffer 2] reed achter ons aan. In Amsterdam aangekomen hoorde ik de rasta man zeggen ‘ben je wel eens in de Bijlmer geweest? Dan is dit je eerste keer.’ Toen de rasta man de auto parkeerde pakte hij iets onder zijn stoel vandaan en vervolgens zag ik dat hij zich omdraaide in mijn richting en een goot mes met een scherpe punt op mijn buik zette. Het was een groot mes, ik dacht een kapmes. Het lemmet was zeker 40 centimeter groot. De rasta man zei ‘broer laat mij kijken hoeveel je op zak hebt.’ Vervolgens zag en voelde ik dat medeverdachte [medeverdachte 2] met zijn handen in mijn jaszak en in mijn broekzakken ging zitten. Toen ik vroeg ‘wat is dit’, zag ik en voelde ik dat medeverdachte [medeverdachte 2] mij een vuistslag gaf tegen mijn gezicht. Medeverdachte [medeverdachte 2] zei dat ik stil moest zijn. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft vanuit mijn jas en broekzakken geld, mijn telefoon, mijn huissleutels en mijn sigaretten afgenomen. Tijdens dit gebeuren was de Antilliaanse jongen die naast de rasta man zat, uitgestapt en was naast de auto gaan staan.
Ik denk dat hij dit deed om [slachtoffer 2] in de gaten te houden. Het viel mij op dat de Antilliaanse jongen zijn rechterarm had uitgestrekt in de richting van waar [slachtoffer 2] stond.
Aangever [slachtoffer 1] heeft foto’s beschikbaar gesteld van de personen die hem hadden beroofd. Op één van de foto’s staan twee personen afgebeeld. De linker persoon is medeverdachte [medeverdachte 2] en de rechter persoon is de Antilliaanse jongen die naast de rasta man zat in de auto.De Antilliaanse man wordt door een verbalisant herkend als verdachte.[slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] een paar uur na het incident berichten heeft gestuurd naar [slachtoffer 1] . Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 11 februari 2017 om 22.22 uur naar [slachtoffer 1] geappt:
“Ik heb je helemaal naar bijlmer gebracht en gekantwlt”.
Voorafgaand aan voornoemd bericht appt [slachtoffer 1] naar medeverdachte [medeverdachte 2] : “
heb je daar die blauwe nokia ook of iet”, waarop medeverdachte [medeverdachte 2] antwoord
“Jaa, je mag terug kopen”.Verder appt medeverdachte [medeverdachte 2] :
“je was wel bang man. Vond bijna zielig”, waarop [slachtoffer 1] antwoordt
“ik was in shock”.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van bedreiging, gepleegd op 11 februari 2017 te Amsterdam, en heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik was samen met [slachtoffer 1] , hij is beroofd. We reden vanuit Den Haag naar Amsterdam om daar te chillen. [slachtoffer 1] ging bij de drie andere jongens in de blauwe Polo zitten. Ik reed achter hen aan. De auto’s werden geparkeerd. Ik zag opeens dat die donkere jongen die ook in het café was in Den Haag, op mij af kwam lopen met een vuurwapen. Ik zag in ieder geval dat het een loop was die op mij werd gericht. Ik hoorde dat die jongen tegen mij zei ‘dit is niet Den Haag, dit is onze buurt, de Bijlmer. Je moet niet gek gaan doen. Waag het niet om uit te stappen en handen op het stuur.’ Later hoorde ik van [slachtoffer 1] dat hij was beroofd in de Polo.’
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] naar de Bijlmer heeft gebracht en dat hij daar een kilo wiet van [slachtoffer 1] heeft gestolen.
In de woning waar verdachte is aangehouden, is een telefoon inbeslaggenomen waarvan verdachte heeft verklaard dat hij deze gebruikte.Die telefoon is onderzocht en daarop is onder meer een WhatsAppgesprek aangetroffen, waarbij met de inbeslaggenomen telefoon op 10 februari 2017 omstreeks 14.40 uur onder meer de volgende berichten zijn geappt:
“Ik heb iemand we kunnen 2 k wierie afpakke snel snel
Maar in denhaag
Ik tank me mattie tankt ook voor je
Kom ons hale gasse we na daar
Is niet veel maar toch 2500 de man
3.mans
Jij ik en hij gwn snelle jelle
(….)
Neem je strep wel mee”
Verbalisant zag dat medeverdachte [medeverdachte 2] het in een gesprek via WhatsApp met een persoon die zich ‘ [naam] ’ noemt, heeft over een incident in Den Haag en Amsterdam. Op 11 februari 2017 om 21.09 uur appte medeverdachte [medeverdachte 2] naar die [naam] :
“We namen hem mee in onze auto naar bijlmer schilderswijk is heet toch hebben we hem daar mee gedwongen reed mattie van hem achter ons aan tot bijlmer trokken we wapen pakte die spul tel en geld.”
Medeverdachte [medeverdachte 1] werd op 12 februari 2017 omstreeks 03.00 uur als bestuurder van een Volkswagen Polo gecontroleerd. Verbalisanten zagen tussen de bijrijdersstoel en de achterbank van die auto een rode tas liggen, met daarin een soort kapmes met een lemmet van ongeveer 30 centimeter.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen feiten 2 en 3:
De rechtbank acht de tenlastegelegde diefstal met geweld (feit 2) en de bedreiging met de dood van [slachtoffer 2] (feit 3), gelet op de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 is omschreven.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat het ging om – kort gezegd – een ripdeal, waarbij hij [slachtoffer 1] heeft ‘gekanteld’ en hem een kilo wiet afhandig heeft gemaakt, is aannemelijk. Dit betekent dat aangevers op dit punt niet open zijn geweest in de door hen afgelegde verklaringen, kennelijk om zichzelf niet in strafrechtelijke zin te belasten. Dit maakt de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat sprake is geweest van een diefstal met geweld niet zonder meer onbetrouwbaar, te meer nu die verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] steun vinden in WhatsApp-berichten die medeverdachte [medeverdachte 2] kort na de beroving van [slachtoffer 1] heeft verzonden (aan [slachtoffer 1] en aan ‘ [naam] ’). Uit die berichten volgt onder meer het toegepaste geweld waar ook [slachtoffer 1] over heeft verklaard, maar ook dat zij vanuit Den Haag naar
Amsterdam zijn gereden en dat de vriend van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 2] ) achter hen aan is gereden en dat er ook een telefoon en geld afhandig is gemaakt. Dit strookt ook met wat aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard. Ook de verklaring van [slachtoffer 1] dat er een mes op zijn buik is gezet door de man met het rasta haar vindt steun in een ander bewijsmiddel. Uit het dossier volgt dat die man met rastahaar medeverdachte [medeverdachte 1] is. [medeverdachte 1] is later die nacht als bestuurder van een Volkswagen Polo, over welke auto [slachtoffer 1] ook heeft verklaard, gezien en vervolgens is deze auto gecontroleerd. In die auto werd een mes aangetroffen, welk mes door verbalisanten wordt omschreven als een kapmes. Ook [slachtoffer 1] omschreef het mes dat in de Volkswagen Polo door de man met rastahaar – [medeverdachte 1] – op zijn buik was gezet als een soort van kapmes.
[slachtoffer 1] heeft – naast medeverdachte [medeverdachte 2] – een tweede persoon aangewezen op een door hem meegebrachte foto die hij in zijn aangifte de Antilliaanse man noemt. Vervolgens heeft een verbalisant verdachte herkend als de Antilliaanse man waar [slachtoffer 1] over heeft verklaard.
De aanwezigheid van verdachte bij de beroving wordt ondersteund door het WhatsAppgesprek dat op de in de woning inbeslaggenomen telefoon is aangetroffen. Dit gesprek vindt de dag voorafgaand aan de beroving plaats en daarbij worden door de gebruiker van die telefoon (onder de naam [naam] ) specifieke elementen van de beroving genoemd: er wordt door de gebruiker van de telefoon gezegd dat er ‘wierie’ (de rechtbank begrijpt: wiet) kan worden afgepakt, dat het in Den Haag is, dat er wordt gesproken over hetgeen het oplevert, dat het drie man betreft en dat een ‘strep’ (één der verbalisanten heeft gerelateerd dat hiermee een vuurwapen wordt bedoeld) moet worden meegenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij deze telefoon gebruikte. De rechtbank volgt de verdachte, gelet op de overige bewijsmiddelen, niet in zijn verklaring dat hij deze berichten niet heeft verstuurd en gaat er vanuit dat verdachte de voornoemde berichten heeft verzonden.
Gelet op de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , namelijk dat de Antilliaanse man is uitgestapt die later door een verbalisant op een aan hem getoonde foto wordt herkend als verdachte, is het verdachte geweest die [slachtoffer 2] heeft bedreigd. De verklaring van [slachtoffer 2] dat er door – naar later bleek – verdachte een wapen op hem werd gericht, wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft immers verklaard dat het hem opviel dat verdachte zijn rechterarm had uitgestrekt in de richting waar [slachtoffer 2] stond. Uit het dossier kan voorts worden opgemaakt dat verdachte de beschikking had over een vuurwapen. Verdachte heeft verklaard dat hij deze bij zich droeg uit zelfbescherming. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte dit wapen dreigend naar [slachtoffer 2] heeft gericht.
Gelet op de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen heeft verdachte nauw en bewust samengewerkt met zijn mededaders. Hij heeft een rol gehad in de voorbereiding van het tenlastegelegde, hetgeen volgt uit een WhatsApp-gesprek, is ten tijde van de beroving aanwezig (zowel in Den Haag als ten tijde van de daadwerkelijke beroving in Amsterdam) en heeft een vuurwapen gericht gehouden op [slachtoffer 2] terwijl [slachtoffer 1] werd beroofd van diverse goederen. De rol van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank voldoende significant om medeplegen aan te nemen.