ECLI:NL:RBMNE:2017:6712

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
16/705343-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens, bedreiging en diefstal met geweld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 december 2017 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van geladen vuurwapens en munitie, bedreiging met de dood van zijn ex-partner, en diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden, werd beschuldigd van meerdere feiten die plaatsvonden in de periode van februari 2017. De rechtbank oordeelde dat het bezit van vuurwapens, dat door de verdachte op sociale media werd getoond, niet alleen gevaarlijk is, maar ook een tastbare bedreiging vormt voor de samenleving. De bedreiging van de ex-partner leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid, wat de rechtbank als ernstig beschouwde. Daarnaast was de verdachte betrokken bij een gewelddadige diefstal waarbij slachtoffers met een mes en vuurwapen werden bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar hebben meegewogen in de beslissing. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat bijdroeg aan de beslissing om een zware straf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/705343-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 mei 2017, 18 juli 2017, 26 september 2017 en 12 december 2017. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en mr. I. Stas, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 12 december 2017 gewijzigd. De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. in of omstreeks de periode van 7 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te Ermelo vuurwapens en munitie, beide van categorie III, voorhanden heeft gehad.
2. in of omstreeks de periode van 14 januari 2017 tot en met 8 februari 2017 te Kampen en/of te Ermelo [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend diverse uitlatingen te doen en/of via een videogesprek een vuurwapen te tonen en in de camera te richten.
3. op of omstreeks 11 februari 2017 te Amsterdam met (een) ander(en) goederen, toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen, welke diefstal werd voorafgegaan/vergezeld/gevolgd van (bedreiging met) geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door (onder meer) een mes tegen de buik van die [slachtoffer 2] te zetten en een vuurwapen op die [slachtoffer 3] te richten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en heeft daartoe, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1:
De officier van justitie heeft gewezen op diverse processen-verbaal waarop verdachte door verbalisanten op foto’s en video’s wordt herkend en waarop verdachte – kort gezegd – vuurwapens, dan wel voorwerpen daarop gelijkend, vasthoudt en daarmee handelingen verricht. Verdachte is aangehouden in een vakantiewoning waar vervolgens ook wapens en munitie werden aangetroffen. In die woning werd bovendien een telefoon aangetroffen waarop videobestanden staan waarop te zien is dat verdachte over vuurwapens en munitie beschikt en met een vuurwapen schiet. De woning waar de filmpjes zijn gemaakt, heeft diverse overeenkomsten met de woning waar de wapens en munitie werden aangetroffen. Op basis van het samenstel van de bewijsmiddelen die de officier van justitie heeft opgesomd, heeft hij geconcludeerd dat verdachte zich bewust was van - en de beschikkingsmacht had over - de aangetroffen wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 2:
Verdachte heeft het feit deels bekend. Dat de bedreiging mede heeft gezien op het tonen van een pistool – en het richten van het pistool in de camera – tijdens een videogesprek, kan eveneens wettig en overtuigend worden bewezen. Dit volgt uit de overige bewijsmiddelen en de samenhang daarvan met de overige feiten. Dat hier geen beelden van bewaard zijn gebleven, doet daar niet aan af. Bovendien is al het overige dat aangeefster heeft verklaard, ook waarheid gebleken.
Ten aanzien van feit 3:
Aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben consistente, specifieke en geloofwaardige verklaringen afgelegd. Echter, zij draaien er omheen voor zover een en ander betrekking had op een drugsdeal. Dat laatste maakt hun verklaringen voor het overige niet minder geloofwaardig. Hun verklaringen over de beroving worden ondersteund door diverse WhatsApp-gesprekken. Naar aanleiding van een melding van de beroving is de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] gecontroleerd en daarin werd een groot mes aangetroffen, terwijl aangever heeft verklaard over een groot mes dat door medeverdachte [medeverdachte 1] op zijn buik zou zijn gezet. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] heeft beroofd van een kilo wiet. Bij de aanhouding van verdachte werden bij hem en bij medeverdachte [medeverdachte 2] , wapens aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 3 ten laste gelegde en partiële vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde . Zij heeft daartoe, kort weergegeven, het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte is zich niet bewust geweest van de wapens en de munitie. Deze lagen verstopt in de vakantiewoning en waren derhalve niet zichtbaar voor hem. Uit niets blijkt dat verdachte als bewoner van de vakantiewoning kan worden aangemerkt, zodat evenmin gezegd kan worden dat hij zich daarom bewust moet zijn geweest van de vuurwapens en de munitie. Gelet op de observatie die is verricht, kan niet worden uitgesloten dat anderen verantwoordelijk zijn voor de wapens en munitie. De foto’s en filmpjes in het dossier kunnen niet voor het bewijs worden gebezigd, omdat niet kan worden vastgesteld dat hierop verboden vuurwapens te zien zijn en dat dit dezelfde wapens betreffen die op 12 februari 2017 zijn aangetroffen in de betreffende woning.
Ten aanzien van feit 2:
Dat de bedreiging mede heeft gezien op het tonen van een vuurwapen via een videogesprek, volgt alleen uit de verklaring van aangeefster. Voor die verklaring bevindt zich in het dossier geen steunbewijs, zodat vrijspraak dient te volgen ten aanzien van dat deel van feit 2.
Ten aanzien van feit 3:
De verklaringen van aangevers zijn onvoldoende betrouwbaar, zodat van de verklaring van verdachte dient te worden uitgaan. Verdachte heeft in de kern ontkend wat aangevers hebben verklaard. Hij heeft [slachtoffer 2] , zonder gebruik te maken van geweld, bestolen van een kilo wiet. De verklaring van verdachte (dat het om wiet ging) wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . Voorts heeft die [medeverdachte 1] een logische verklaring afgelegd over het in zijn auto aangetroffen mes.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte is op 12 februari 2017 om 22.56 uur in de vakantiewoning aan de [adres] te [woonplaats] aangehouden. [2] Vervolgens heeft in deze woning een doorzoeking plaatsgevonden, waarbij onder meer werden aangetroffen:
- een revolver met daarin drie patronen,
- een doorgeladen pistool met daarin vier patronen, en
- negen patronen. [3]
De hiervoor genoemde inbeslaggenomen voorwerpen zijn onderzocht en nader omschreven. Het betreffen de volgende wapens van categorie III:
- een vuurwapen, pistool, van het merk Zastava, model 70, kaliber 7.65mm;
- een vuurwapen, revolver, een omgebouwde gas-/alarmrevolver van het merk BBM (Bruni).
De munitie betreft categorie III:
- 4 scherpe patronen, kaliber 7.65mm,
- 3 scherpe patronen, kaliber .22 LR, merk Remington,
- 9 scherpe patronen, kaliber 12, merk Baschieri & Pellagri. [4]
In het ‘Proces-verbaal Interieur’ heeft verbalisant gerelateerd dat in de woning aan de [adres] een rode bank in de woonkamer stond, met daarachter lichtkleurige gordijnen. Voor de bank stond een salontafel met een stalen frame. Die tafel stond op een rood kleed met lichtkleurige vierkanten. Verbalisant herkende de bank, gordijnen, tafel en kleed uit de livestream video’s op Instagram van ‘Hoofdagent [hoofdagent] ’. Tijdens voornoemde doorzoeking werden er negen hagelpatronen aangetroffen.
Deze hagelpatronen herkende verbalisant als de patronen die hij had gezien op de livestream van ‘Hoofdagent [hoofdagent] ’, waarbij verdachte te zien is met een dubbelloops jachtgeweer met een afgezaagde loop. Daarbij stonden negen patronen op een rij op tafel. [5]
Over die video, die op 7 februari 2017 is geplaatst op het Instagram-account ‘voorallebroeders’, heeft een verbalisant gerelateerd dat hij zag dat verdachte een handvuurwapen, een pistool, pakte en hiermee naar de camera wees. Op deze video zag verbalisant ‘een kenmerkende salontafel met een stalen gelast frame en een glazen plaat hierop. Onder de tafel lag een vloerkleed met rode en witte vierkante vlakken en bruine accenten. Verdachte zat op een rode bank met witte gordijnen op de achtergrond.’ [6]
Op 9 februari 2017 zag één van de verbalisanten dat er een livestream, een rechtstreekse uitzending, werd gestart op internet door het account ‘Hoofdagent [hoofdagent] ’. Verbalisant zag dat verdachte op dezelfde rode bank zat als in eerdere video’s. Er werden vuurwapens getoond. Verdachte nam een pistool in zijn hand en laadde dit meerdere keren door. Verbalisant zag dat er patronen uit het vuurwapen sprongen tijdens dit doorladen. Verdachte pakte de patronen vervolgens op en stopte ze via het patroonmagazijn weer in het vuurwapen. [7]
In de woning aan de [adres] werd voorts een telefoon aangetroffen. Deze telefoon is onderzocht. Hierop zijn foto’s en video’s aangetroffen. Verbalisant herkent verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Zij zijn te zien met vuurwapens. Verbalisant heeft gerelateerd dat de vuurwapens getoond in de genoemde bestanden overeenkomen met de vuurwapens die zijn aangetroffen op het adres waar verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] zijn aangehouden. [8]
Bewijsoverwegingen feit 1
Uit de video’s en livestreams van 7 en 9 februari 2017 en de herkenning van het interieur van de vakantiewoning op deze beelden, volgt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in de tenlastegelegde periode de beschikking hadden over wapens en munitie in deze woning. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] zijn op 12 februari 2017 in de vakantiewoning aangehouden. Bij de doorzoeking van deze woning zijn een pistool en een revolver met bijbehorende munitie aangetroffen. Deze vuurwapens vertonen een sterke gelijkenis met de wapens op de beelden. Verdachte heeft verklaard dat de wapens op de beelden niet de aangetroffen vuurwapens zijn, maar nepwapens. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig, omdat verdachte op de livestream van 9 februari 2017 het pistool doorlaadt waarbij patronen uit het vuurwapen springen. Bovendien zijn er in de woning geen nepwapens aangetroffen en verdachte heeft geen concrete, verifieerbare verklaring afgelegd waar die nepwapens dan gebleven zouden zijn. Bij de doorzoeking zijn ook 9 hagelpatronen aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 1] herkent de patronen als de patronen die hij heeft gezien op de beelden van 9 februari 2017. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de wapens en munitie voorhanden heeft gehad. Zij wordt in haar overtuiging gesterkt doordat verbalisant [verbalisant 2] relateert dat de wapens die te zien zijn op de beelden in de telefoon die werd gevonden in de vakantiewoning, overeen kwamen met de wapens aangetroffen in deze woning.
Ten aanzien van feit 2:
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van bedreiging tegen verdachte. Zij heeft verklaard dat verdachte haar op 28 januari 2017 via WhatsApp en Instagram onder meer heeft toegevoegd:
-
"wil je naar de politie gaan, dan ga je helemaal nergens meer veilig zijn" en
-
"plus me goon heb ik al gezegd hij knalt je kop eraf als je een move maakt"en
-
"ik ga je kk bek voor je laten slopen". [9]
Verdachte heeft bekend dat hij aangeefster heeft bedreigd door haar voornoemde bewoordingen toe te voegen. [10]
Bewijsoverwegingen feit 2
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster op 28 januari 2017 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door haar voornoemde bewoordingen toe te voegen. Verdachte heeft ontkend dat de bedreiging mede heeft bestaan uit het (onder meer) tonen van een vuurwapen tijdens een videogesprek met aangeefster. De verklaring van aangeefster vindt op dat punt onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen, zodat verdachte van dat deel van het onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3:
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld, gepleegd op 11 februari 2017 en hij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik had op 11 februari 2017 met verdachte afgesproken in een café in Den Haag. Ik ben daar met een vriend, [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), naartoe gegaan. Verdachte was daar al met een Antilliaanse jongen. Later stapten verdachte en de Antilliaanse jongen in een blauwe Volkswagen Polo. In die auto zat een man met rasta haar. Zij hadden het idee om te gaan chillen in Amsterdam. De rasta man reed, de Antilliaanse jongen zat daar naast. Ik zat achterin met verdachte. [slachtoffer 3] reed achter ons aan. In Amsterdam aangekomen hoorde ik de rasta man zeggen ‘ben je wel eens in de Bijlmer geweest? Dan is dit je eerste keer.’ Toen de rasta man de auto parkeerde pakte hij iets onder zijn stoel vandaan en vervolgens zag ik dat hij zich omdraaide in mijn richting en een goot mes met een scherpe punt op mijn buik zette. Het was een groot mes, ik dacht een kapmes. Het lemmet was zeker 40 centimeter groot.
De rasta man zei ‘broer laat mij kijken hoeveel je op zak hebt.’ Vervolgens zag en voelde ik dat verdachte met zijn handen in mijn jaszak en in mijn broekzakken ging zitten. Toen ik vroeg ‘wat is dit’, zag ik en voelde ik dat verdachte mij een vuistslag gaf tegen mijn gezicht. Verdachte zei dat ik stil moest zijn. Verdachte heeft vanuit mijn jas en broekzakken geld, mijn telefoon, mijn huissleutels en mijn sigaretten afgenomen. Tijdens dit gebeuren was de Antilliaanse jongen die naast de rasta man zat, uitgestapt en was naast de auto gaan staan.
Ik denk dat hij dit deed om [slachtoffer 3] in de gaten te houden. Het viel mij op dat de Antilliaanse jongen zijn rechterarm had uitgestrekt in de richting van waar [slachtoffer 3] stond. [11]
Aangever [slachtoffer 2] heeft foto’s beschikbaar gesteld van de personen die hem hadden beroofd. Op één van de foto’s staan twee personen afgebeeld. De linker persoon is verdachte en de rechter persoon is de Antilliaanse jongen die naast de rasta man zat in de auto. [12]
De Antilliaanse man wordt door een verbalisant herkend als medeverdachte [medeverdachte 2] . [13] [slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat verdachte een paar uur na het incident berichten heeft gestuurd naar [slachtoffer 2] . Verdachte heeft op 11 februari 2017 om 22.22 uur naar [slachtoffer 2] geappt:
“Ik heb je helemaal naar bijlmer gebracht en gekantwlt”.
Voorafgaand aan voornoemd bericht appt [slachtoffer 2] naar verdachte
“heb je daar die blauwe nokia ook of iet”, waarop verdachte antwoord
“Jaa, je mag terug kopen”.Verder appt verdachte:
“je was wel bang man. Vond bijna zielig”, waarop [slachtoffer 2] antwoordt
“ik was in shock”.
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van bedreiging, gepleegd op 11 februari 2017 te Amsterdam, en heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was samen met [slachtoffer 2] , hij is beroofd. We reden vanuit Den Haag naar Amsterdam om daar te chillen. [slachtoffer 2] ging bij de drie andere jongens in de blauwe Polo zitten. Ik reed achter hen aan. De auto’s werden geparkeerd. Ik zag opeens dat die donkere jongen die ook in het café was in Den Haag, op mij af kwam lopen met een vuurwapen. Ik zag in ieder geval dat het een loop was die op mij werd gericht. Ik hoorde dat die jongen tegen mij zei ‘dit is niet Den Haag, dit is onze buurt, de Bijlmer. Je moet niet gek gaan doen. Waag het niet om uit te stappen en handen op het stuur.’ Later hoorde ik van [slachtoffer 2] dat hij was beroofd in de Polo. [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] naar de Bijlmer heeft gebracht en dat verdachte daar een kilo wiet van [slachtoffer 2] heeft gestolen. [15]
Verbalisant zag dat verdachte het in een gesprek via WhatsApp met een persoon die zich ‘ [naam] ’ noemt heeft over een incident in Den Haag en Amsterdam. Op 11 februari 2017 om 21.09 uur appte verdachte naar die [naam] :
“We namen hem mee in onze auto naar bijlmer schilderswijk is heet toch hebben we hem daar mee gedwongen reed mattie van hem achter ons aan tot bijlmer trokken we wapen pakte die spul tel en geld. [16]
Medeverdachte [medeverdachte 1] werd op 12 februari 2017 omstreeks 03.00 uur als bestuurder van een Volkswagen Polo gecontroleerd. Verbalisanten zagen tussen de bijrijdersstoel en de achterbank van die auto een rode tas liggen, met daarin een soort kapmes met een lemmet van ongeveer 30 centimeter. [17]
Bewijsoverwegingen feit 3:
De rechtbank acht de tenlastegelegde diefstal met geweld, gelet op de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 is omschreven.
Daarvoor is van belang dat de verklaring van verdachte dat het ging om – kort gezegd – een ripdeal, waarbij hij [slachtoffer 2] heeft ‘gekanteld’ en hem een kilo wiet afhandig heeft gemaakt, aannemelijk is. Dit betekent dat aangevers op dit punt niet open zijn geweest in de door hen afgelegde verklaringen, kennelijk om zichzelf niet in strafrechtelijke zin te belasten, namelijk de verdenking dat zij zich bezighouden met drugshandel. Dit maakt de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dat sprake is geweest van een diefstal met geweld niet zonder meer onbetrouwbaar, te meer nu die verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] steun vinden in WhatsApp-berichten die verdachte kort na de beroving van [slachtoffer 2] heeft verzonden (aan [slachtoffer 2] en aan ‘ [naam] ’). In die berichten wordt onder meer gesproken over het toegepaste geweld waar ook [slachtoffer 2] over heeft verklaard, maar ook dat zij vanuit Den Haag naar Amsterdam zijn gereden en dat de vriend van [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 3] ) achter hen aan is gereden en dat er ook een telefoon en geld afhandig is gemaakt. Dit strookt met wat aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben verklaard.
Ook de verklaring van [slachtoffer 2] dat er een mes op zijn buik is gezet door de man met het rasta haar vindt steun in een ander bewijsmiddel. Uit het dossier volgt dat die man met rastahaar medeverdachte [medeverdachte 1] is. [medeverdachte 1] is later die nacht als bestuurder van een Volkswagen Polo, over welke auto [slachtoffer 2] ook heeft verklaard, gezien en vervolgens is deze auto gecontroleerd. In die auto werd een mes aangetroffen dat door verbalisanten wordt omschreven als een kapmes. Ook [slachtoffer 2] omschreef het mes dat in de Volkswagen Polo door de man met rastahaar – [medeverdachte 1] – op zijn buik was gezet als een soort kapmes.
De verklaring van verdachte dat hij alleen wiet heeft meegenomen van [slachtoffer 2] , zonder gebruik te maken van geweld, nadat [slachtoffer 2] dit zelf aan hem had overhandigd, acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, niet geloofwaardig. Zij gaat daar dan ook aan voorbij.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij in de periode van 7 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te Ermelo,
een of meer wapens van categorie III, te weten
- een vuurwapen (pistool), merk Zastava, model 70, kaliber 7.65mm, en
- een vuurwapen (revolver), een omgebouwde gas-/alarmrevolver van het merk BBM (Bruni)
en
munitie van categorie III, te weten
A) 4 scherpe patronen, kaliber 7.65mm, en
B) 3 scherpe patronen, kaliber .22 LR, merk Remington, en
C) 9 scherpe patronen, kaliber 12, merk Baschieri & Pellagri
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 28 januari 2017 te Kampen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer 1] (via WhatsApp en via Instagram) de volgende woorden toegevoegd:
"wil je naar de politie gaan, dan ga je helemaal nergens meer veilig zijn" en
"plus me goon heb ik al gezegd hij knalt je kop eraf als je een move maakt" en
"ik ga je kk bek voor je laten slopen;
3.
hij op 11 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, een geldbedrag, een huissleutel, sigaretten en wiet, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of één van zijn mededaders
- de punt van een mes tegen de buik van die [slachtoffer 2] heeft gezet en
- die [slachtoffer 2] een vuistslag tegen het gezicht heeft gegeven en
- een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gericht en
- die [slachtoffer 2] daarbij dreigend de woorden heeft toegevoegd: "broer laat mij kijken hoeveel je op zak hebt" en "stil zijn".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 of 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd
- verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege wordt verpleegd (hierna: de TBS-maatregel). De officier van justitie heeft daarbij uitvoerig stilgestaan bij de criteria die gelden voor het opleggen van een (ongemaximeerde) TBS-maatregel en de officier van justitie heeft geconcludeerd dat aan die criteria is voldaan. Dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het persoonlijkheidsonderzoek (in het PBC) en dat dit problemen heeft opgeleverd bij de beantwoording van de aan de deskundigen gestelde vragen, maakt niet dat het opleggen van TBS uitgesloten is. De officier van justitie heeft in dit kader gewezen op oudere rapportages, in aanvulling op het PBC-rapport van 23 november 2017, waaruit volgens de officier van justitie alsnog kan worden geconcludeerd dat bij verdachte sprake was van een stoornis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er op grond van de inhoud van de rapportages die zich in het dossier bevinden omtrent de persoonlijkheid van verdachte, geen TBS-maatregel kan worden opgelegd. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten lijdende was aan een stoornis die een TBS-maatregel rechtvaardigt.
Er dient een gevangenisstraf te worden opgelegd die de reeds door verdachte ondergane voorlopige hechtenis niet overstijgt in verband met de door de verdediging bepleite vrijspraak van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en/of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van geladen (functionerende) vuurwapens en munitie. Het bezit van vuurwapens leidt al te gemakkelijk tot gebruik ervan. De gevolgen van het gebruik van vuurwapens zijn over het algemeen desastreus. Ook als geen lichamelijk ernstig of dodelijk letsel wordt toegebracht veroorzaken vuurwapens maatschappelijk ontwrichtende gevoelens van angst en onveiligheid.
Dat verdachte op de video’s op Instagram met deze wapens showt en zich daarmee bewust in beeld wil etaleren acht de rechtbank smakeloos en verwerpelijk.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de bedreiging met de dood van zijn ex-partner. Verdachte heeft hiermee gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer.
Voorts heeft verdachte zich met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, waarbij een mes op de buik van één van de slachtoffers is gehouden en op een ander slachtoffer een vuurwapen is gericht. Verdachte heeft hiermee aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander en het gebruik van geweld jegens personen niet te schuwen. Deze beroving vond plaats op de openbare weg, hetgeen bijdraagt aan algemene gevoelens van onveiligheid op straat.
Bij de beoordeling van de vraag of aan verdachte de TBS-maatregel moet worden opgelegd, zoals gevorderd door de officier van justitie, is in de eerste plaats van belang het Pro Justitia rapport van 23 november 2017, opgemaakt door M.M. Loomans, psychiater en M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog. Uit dit rapport volgt dat verdachte heeft geweigerd aan het onderzoek mee te werken. De deskundigen geven aan dat er eerdere juridische rapportages zijn die enig inzicht geven in de levensloop van verdachte, maar dat het niet goed mogelijk is een gedragskundige analyse te maken van de levensloop van verdachte. Dit komt door zijn veelvuldig weigeren om aan Pro Justitia rapportages mee te werken en meer specifiek door onderzoek naar zijn psychische conditie voorafgaand en ten tijde van het tenlastegelegde te weigeren. De deskundigen vermoeden niet dat de weigering is gestoeld op psychopathologische gronden, zoals bijvoorbeeld een sterke intelligentiebeperking of een psychotische stoornis. Voornoemde deskundigen geven voorts aan dat zij niet in staat zijn specifieke diagnostische conclusies te trekken. Of er bij verdachte in de aanloop tot het plegen van de feiten sprake was van (symptomen van) een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, valt voor de deskundigen niet te onderbouwen, behoudens de stoornis in het gebruik van cannabis (matig van ernst). De deskundigen menen dat zij niet met zekerheid kunnen vaststellen dat verdachte pathologische keuzes maakt of dito motieven had toen hij de confrontatie aanging met de aangevers, noch of hij op pathologische gronden werd gehinderd in het vinden van handelingsalternatieven. De deskundigen kunnen geen uitspraak doen over de toerekenbaarheid van de bewezenverklaarde feiten. Er is ook geen uitspraak te doen over de recidivekans op grond van psychopathologie bij verdachte, aldus voornoemde deskundigen.
In voornoemd rapport is eveneens opgenomen dat halverwege de observatie in het PBC is overwogen om verdachte over te plaatsen naar een afdeling die is gespecialiseerd in weigerende verdachten, waarbij eventueel ook de observatie verlengd kan worden. Omdat verdachte zich al veel op de afdeling liet zien en er geen aanwijzingen waren voor ernstige psychopathologie die op deze speciale afdeling beter geobserveerd kon worden, werd er geen meerwaarde verwacht van een dergelijke plaatsing.
De rechtbank ziet in de inhoud van voornoemd Pro Justitia rapport, alsmede in de inhoud van overige (oudere) rapportages die omtrent de persoon ver verdachte zijn opgemaakt en in het geding zijn gebracht, onvoldoende aanknopingspunten om tot het opleggen van de TBS-maatregel over te gaan.
Ten aanzien van de persoon van verdachte is verder , naast voornoemd Pro Justitia rapport en diverse andere rapporten omtrent de persoon van verdachte, relevant een uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte van 30 oktober 2017.
Hieruit volgt onder meer dat verdachte in de afgelopen vijf jaar eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een diefstal met geweld (straatroof).
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten maken dat een vrijheidsbenemende straf passend is. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging in geval van recidive uit van een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden onvoorwaardelijk. In casu is een forse strafvermeerderende factor dat een en ander onder bedreiging van wapens (een vuurwapen en een mes) heeft plaatsgevonden en dat het feit met anderen werd gepleegd. Daarbij zijn verdachte en zijn medeverdachte berekenend te werk gegaan door de slachtoffers mee te nemen vanuit Den Haag naar Amsterdam, om één van de slachtoffers vervolgens te beroven van diverse goederen. Diezelfde oriëntatiepunten gaan bij het voorhanden hebben van een pistool of revolver uit van een gevangenisstraf van drie maanden. Verdachte heeft een tweetal vuurwapens voorhanden gehad, waarbij als strafvermeerderende factor geldt dat de vuurwapens geladen waren. Daarnaast wordt in de strafoplegging berokken dat verdachte zijn ex-partner heeft bedreigd.
Alles overwegende is een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Dit is in overeenstemming met de gevangenisstraf die de officier van justitie heeft geëist.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 10, 27, 47, 57, 91, 285, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. R.C.J. Elte-Hamming en
H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 7 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te Ermelo, althans in Nederland,
(telkens) een of meer wapens van categorie III, te weten
- een vuurwapen (pistool), merk Zastava, model 70, kaliber 7.65mm, en/of
- een vuurwapen (revolver), een omgebouwde gas-/alarmrevolver van het merk BBM (Bruni)
en/of
(telkens) munitie van categorie III, te weten
A) 4 scherpe patronen, kaliber 7.65mm, en/of
B) 3 scherpe patronen, kaliber .22 LR, merk Remington, en/of
C) 9 scherpe patronen, kaliber 12, merk Baschieri & Pellagri
voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2017 tot en met 8 februari 2017 te Kampen en/of te Ermelo, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer 1] (via WhatsApp en/of via Instagram) de volgende woorden toegevoegd:
"wil je naar de politie gaan, dan ga je helemaal nergens meer veilig zijn" en/of
"plus me goon heb ik al gezegd hij knalt je kop eraf als je een move maakt" en/of
"ik ga je kk bek voor je laten slopen", althans (telkens) woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking, en/of
- Die [slachtoffer 1] in een (WhatsApp) video gesprek een vuurwapen (pistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en/of daarmee gezwaaid en/of dit in de richting van de camera (en daarmee in de richting van die [slachtoffer 1] ) gericht;
3.
hij op of omstreeks 11 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, een geldbedrag, een huissleutel, sigaretten en/of wiet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- de punt van een mes, althans van een scherp en puntig voorwerp (met een
lemmet van 40 centimeter) tegen de buik van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of
- die [slachtoffer 2] een vuistslag tegen het gezicht heeft/hebben gegeven en/of
- een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer 2] daarbij dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "broer laat
mij kijken hoeveel je op zak hebt" en/of "stil zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 juni 2017, genummerd 2017042784, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3055. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 103.
3.Pagina 1034.
4.Pagina’s 1108 tot en met 1110.
5.Pagina 1044.
6.Pagina 1001.
7.Pagina 1002.
8.Pagina 1149, onder ‘4.0 Vuurwapens’.
9.Pagina’s 2001 en 2002.
10.De deels bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 12 december 2017.
11.Pagina’s 3001 – 3003.
12.Pagina’s 3005 – 3006.
13.Pagina 3014.
14.Pagina’s
15.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 12 december 2017.
16.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer 2017042784, opgemaakt door [verbalisant 2] , hoofdagent van Politie Eenheid Midden Nederland en gesloten op 1 maart 2017.
17.Pagina 3035.