In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 december 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van partneralimentatie. De verzoekster, de vrouw, heeft verzocht om ontslag van haar verplichting tot het betalen van partneralimentatie met ingang van 1 juli 2014, onderbouwd met de stelling dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. De man, verweerder in deze zaak, heeft verweer gevoerd en betwist dat de wijziging van omstandigheden leidt tot een beëindiging van de alimentatieverplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in het verleden gehuwd zijn geweest en dat er een echtscheiding heeft plaatsgevonden, waarbij de vrouw zich had verplicht tot het betalen van een maandelijkse bijdrage aan de man. De rechtbank heeft de relevante stukken en de argumenten van beide partijen in overweging genomen. De vrouw heeft gesteld dat de man sinds eind 2014 een AOW-uitkering ontvangt en dat hij geen behoefte meer heeft aan de alimentatie. De man heeft echter betwist dat de wijziging van omstandigheden leidt tot een andere beoordeling van de alimentatieplicht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd en dat er geen relevante wijziging van omstandigheden is aangetoond die zou leiden tot een beëindiging van de alimentatieverplichting. Daarnaast heeft de rechtbank het beroep van de vrouw op rechtsverwerking verworpen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het gerechtvaardigd vertrouwen wekken dat de man zijn aanspraak op alimentatie niet meer zou maken. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw dan ook afgewezen.