2.6.Tijdens het gesprek op 28 augustus 2017 heeft [verweerster] [verzoeker] de mogelijkheid geboden om het dienstverband via een vaststellingsovereenkomst te doen eindigen. Tijdens het gesprek heeft [verweerster] aan [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst uitgereikt. In de overeenkomst staat, voor zover hier van belang, het navolgende:
ONDERGETEKENDEN:
1) [verweerster] (…) verder te noemen “werkgever” (…)
en
2) De heer [verzoeker] , hierna te noemen “werknemer” (…)
Sub 1) en 2) hierna gezamenlijk te noemen “partijen”
NEMEN HET NAVOLGENDE IN AANMERKING:
g. werknemer is geadviseerd en is in de gelegenheid geweest (juridisch) advies in te
winnen bij derden over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst;
KOMEN HET NAVOLGENDE OVEREEN:
1. De arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer eindigt met wederzijds goedvinden, met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn van 3 maanden, met ingang van 1 december 2017.
2. Tot het einde van de arbeidsovereenkomst behoudt werknemer aanspraak op zijn
salaris alsmede de vaste emolumenten alsmede het opgebouwde recht op eindejaarsuitkering. De nog niet genoten verlofuren en compensatie-uren worden bij het einde van de arbeidsovereenkomst uitbetaald.
3. Werknemer wordt tot einde overeenkomst vrijgesteld van werk met behoud van salaris.
13. Deze overeenkomst is een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 BW.
De artikelen 7:900 BW en 7:906 BW zijn derhalve van toepassing.
14. De werknemer heeft het recht om zich binnen 14 dagen te bedenken. Als werknemer
zich bedenkt, moet hij/zij dat binnen de termijn van 14 dagen schriftelijk aan de
werkgever laten weten. Hiervoor hoeft de werknemer geen reden op te geven.