ECLI:NL:RBMNE:2017:6646

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
5 januari 2018
Zaaknummer
C/16/447970 / KL ZA 17-376
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van mining-computers en verantwoording van geminede Ethers in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vordert eiser, een onderneming die zich bezighoudt met het minen van cryptovaluta, de afgifte van twintig mining-computers die zich onder gedaagde bevinden. Gedaagde, die een datacentrum beheert, heeft de computers afgesloten en houdt de Ethers die door deze computers zijn gemined, onder zich. Eiser stelt dat gedaagde onterecht de computers en de geminede Ethers vasthoudt en vordert in kort geding dat gedaagde binnen 48 uur de computers en de Ethers aan haar afstaat, onder verbeurte van dwangsommen. Gedaagde voert verweer en stelt dat zij per abuis teveel Ethers aan eiser heeft overgemaakt en dat zij daarom haar verplichtingen tot afgifte kan opschorten.

De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij eigenaar is van de computers en recht heeft op de geminede Ethers. Gedaagde heeft niet voldoende onderbouwd dat zij teveel Ethers heeft overgemaakt, en haar beroep op opschorting wordt verworpen. De voorzieningenrechter gebiedt gedaagde om de computers en de Ethers binnen de gestelde termijn af te geven, met dwangsommen voor het geval van niet-nakoming. Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld tot het afleggen van schriftelijke verantwoording over de geminede Ethers in een bepaalde periode, ook onder dwangsommen. Gedaagde wordt in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/447970 / KL ZA 17-376
Vonnis in kort geding van 7 december 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R.J. Joustra te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde ],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.C. Seghers te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde ] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van [gedaagde ] .
1.2.
Ter zitting is van de zijde van [eiser] aangevoerd dat alle producties van de zijde van [gedaagde ] buiten beschouwing moeten blijven, nu [gedaagde ] de producties korter dan vierentwintig uur voorafgaand aan de aanvang van de zitting heeft ingediend. [eiser] heeft hierbij aangegeven dat, indien de voorzieningenrechter het verzoek zal inwilligen, de eigen producties van [eiser] met de nummers 11 en 12 ook buiten beschouwing moeten blijven, nu [eiser] deze producties heeft ingediend in reactie op de stukken van [gedaagde ] . Van de zijde van [gedaagde ] is erkend dat de producties inderdaad pas zeer kort te voren in het geding zijn gebracht.
1.3.
Aan [eiser] moet worden toegegeven dat de producties van [gedaagde ] korter dan vierentwintig uur voorafgaand aan de zitting zijn ingediend. De voorzieningenrechter heeft ter zitting toch beslist om alle producties van partijen toe te laten, vanwege het volgende. In artikel 6 lid 2 van het Procesreglement kort geding handel/familie staat weliswaar dat stukken die binnen 24 uur (één werkdag) vóór de terechtzitting worden ingediend, in beginsel buiten beschouwing worden gelaten, maar de omvang van de producties van [gedaagde ] is beperkt en [eiser] heeft van de stukken kennis genomen en daarop, met haar producties 11 en 12, kunnen reageren. Daarbij heeft de voorzieningenrechter ter zitting aangegeven dat, indien een productie naar het oordeel van [eiser] nadere bestudering behoeft, de zitting daartoe geschorst zal worden. Zodoende wordt [eiser] niet geschaad in haar processuele belangen door toelating van de producties in het geding.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met het produceren (ook wel minen) van zogeheten cryptovaluta, waaronder Ethers.
2.2.
[gedaagde ] drijft een onderneming die een datacentrum beheert met daarin systemen van haarzelf en van klanten.
2.3.
[eiser] heeft op enig moment twintig mining-computers van [gedaagde ] gekocht. Sinds juli 2017 staan deze mining-computers in het datacentrum van [gedaagde ] en heeft [gedaagde ] het minen van Ethers met deze mining-computers voor [eiser] verzorgd. [gedaagde ] en [eiser] zijn daarbij mondeling overeengekomen dat [gedaagde ] voor deze dienstverlening een commissie ontvangt ter hoogte van 10% van de door de computers van [eiser] geminede Ethers. De geminede Ethers komen in eerste instantie in de virtuele portemonnee (ook wel wallet) van [gedaagde ] terecht en na aftrek van de overeengekomen commissie maakt [gedaagde ] de Ethers wekelijks over naar [eiser] .
2.4.
Op 14 juli 2017 heeft [gedaagde ] voor het eerst Ethers overgemaakt naar [eiser] . Na 22 september 2017 heeft [gedaagde ] geen Ethers meer overgemaakt naar [eiser] .
2.5.
Naar aanleiding van de vraag van [eiser] aan [gedaagde ] hoeveel ethers zijn gemined sinds 22 september 2017 heeft [gedaagde ] op 29 september 2017 per Whats-app bericht aan [eiser] gemeld dat in die periode 39,6821 Ethers zijn gemined.
2.6.
[gedaagde ] heeft op 4 oktober 2017 alle computers van [eiser] afgesloten van haar netwerk.
2.7.
[gedaagde ] heeft aan [eiser] een factuur gezonden die is gedateerd op 6 oktober 2017 waarin een bedrag van € 38.204,59 wordt gefactureerd voor 149,64 teveel overgemaakte Ethers.
2.8.
Op 9 oktober 2017 heeft (de raadsman van) [eiser] een e-mail aan [gedaagde ] verzonden, waarin [eiser] afgifte vordert van zowel de twintig mining-computers als van de Ethers die vanaf 22 september 2017 door de computers van [eiser] gemined zijn.
2.9.
Op 10 oktober 2017 heeft [gedaagde ] per e-mail gereageerd op het schrijven van (de raadsman van) [eiser] . [gedaagde ] heeft in deze e-mail aangegeven dat zij per abuis teveel Ethers aan [eiser] heeft overgemaakt. In deze brief geeft [gedaagde ] aan dat de Ethers die sinds 22 september 2017 zijn geproduceerd, door [gedaagde ] zijn verrekend met de Ethers die door [eiser] op een eerder moment teveel betaald zijn.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na vermindering van eis ter zitting, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde ] :
I. te gebieden om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis (althans binnen zodanige tijd als de Voorzieningenrechter meent te behoren) de twintig mining-computers (met alle toebehoren) van [eiser] aan [eiser] af te geven, althans een zodanig bevel als de Voorzieningenrechter in goede justitie meent te behoren, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 (duizend euro) per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde ] in strijd met dit bevel handelt, met een maximum van € 100.000,00 (honderdduizend euro), althans op straffe van een door de Voorzieningenrechter te bepalen dwangsom;
II. te gebieden om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis schriftelijk verantwoording aan [eiser] af te leggen over de in de periode vanaf 23 september 2017 tot en met 4 oktober 2017 met behulp van de computers van [eiser] geproduceerde hoeveelheid Ethers, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 (duizend euro) per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde ] in strijd met dit gebod handelt, met een maximum van € 50.000,00 (vijftigduizend euro), althans op straffe van een door de Voorzieningenrechter te bepalen dwangsom;
III. te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis de in de periode vanaf 23 september tot en met 4 oktober 2017 geproduceerde Ethers over te boeken naar de wallet van [eiser] met het adres: [walletadres] , waaronder in ieder geval 39,6821 Ethers uit de week van 23 tot en met 29 september 2017, zulks op straffe van een dwangsom van €1.000,00 (duizend euro) per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde ] in strijd met dit gebod handelt, met een maximum van
€ 50.000,00 (vijftigduizend euro), althans op straffe van een door de Voorzieningenrechter te bepalen dwangsom;
IV. te veroordelen in de proceskosten, daaronder mede begrepen de nakosten ad
€ 131,00 zonder betekening van het in deze te wijzen vonnis c.q. € 199,00 ingeval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over alle kosten vanaf de vijftiende dag na de dag waarop het te deze vonnis wordt gewezen.
3.2.
[eiser] voert daartoe, kort gezegd, het volgende aan. [gedaagde ] houdt de mining-computers van [eiser] onterecht onder zich. [gedaagde ] wil deze computers pas afgeven, zodra [eiser] de factuur van 6 oktober 2017 van [gedaagde ] vanwege teveel uitbetaalde Ethers voldoet. Dat [gedaagde ] daadwerkelijk teveel Ethers naar [eiser] heeft overgeboekt, wordt door [gedaagde ] niet onderbouwd. [gedaagde ] heeft slechts transferstaatjes overgelegd, maar uit deze staatjes blijkt niet dat teveel Ethers zijn overgemaakt. Nu [gedaagde ] sinds 23 september 2017 geen Ethers meer heeft overgemaakt, kan Blueminig de afspraken met haar klanten niet nakomen. Dit brengt de bedrijfsvoering van [eiser] onmiddellijk in gevaar.
3.3.
[gedaagde ] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de vordering en is ook overigens niet betwist.
4.2.
Een vordering kan in kort geding worden toegewezen indien voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van de eisende partij zal volgen en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] eigenaar is van de twintig mining-computers waarvan zij afgifte vordert en die [gedaagde ] onder zich houdt. Verder staat niet ter discussie dat in de periode van 23 september tot en met 4 oktober 2017 [eiser] recht heeft op de Ethers die op haar mining-computers zijn gemined. [gedaagde ] stelt zich echter op het standpunt dat zij in haar datacentrum ook eigen mining-computers had staan die Ethers hebben gemined en dat zij - naast de door de mining-computers van [eiser] geminede Ethers - per abuis ook haar eigen Ethers heeft overgemaakt aan [eiser] . Daarnaast voert [gedaagde ] aan dat zij over de Ethers die voor [eiser] zijn gemined per abuis haar eigen commissie van 10% niet in mindering heeft gebracht. [gedaagde ] voert aan dat zij als gevolg van het voorgaande ruim 150 Ethers teveel aan [eiser] heeft uitgekeerd. Op die grond heeft [gedaagde ] haar plicht tot afgifte van de mining-computers opgeschort en heeft [gedaagde ] de na 22 september 2017 geminede Ethers achtergehouden met, zo begrijpt de voorzieningenrechter gelet op de e-mail van [gedaagde ] van 10 oktober 2017, een beroep op verrekening. [gedaagde ] voert daarmee bevrijdende verweren. In dit kort geding staat daarom de vraag centraal of voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [gedaagde ] (ruim 150) teveel Ethers aan [eiser] heeft uitgekeerd en [gedaagde ] op grond daarvan een beroep mocht doen op verrekening en opschorting. Indien deze vraag ontkennend beantwoord zal worden, dan zullen de vorderingen van [eiser] worden toegewezen.
4.4.
Gelet op het voorgaande alsmede het bepaalde in artikel 150 Rv is het aan [gedaagde ] om haar stelling dat zij teveel Ethers heeft overgemaakt aan [eiser] te onderbouwen. [gedaagde ] heeft allereerst aangevoerd dat het zeer ingewikkeld is om de precieze aantallen geminede Ethers te achterhalen. Volgens [gedaagde ] is het voor [eiser] gemakkelijker om inzichtelijk te maken hoeveel Ethers zij heeft overgemaakt aan haar klanten. [gedaagde ] heeft in dat verband aangevoerd dat het de afspraak was dat [eiser] 25% commissie zou inhouden op de door haar van [gedaagde ] ontvangen Ethers en het restant zou overmaken aan haar klanten. Volgens [gedaagde ] heeft [eiser] minder dan 75% van de ontvangen Ethers overgemaakt aan haar klanten, zodat hieruit logischerwijs volgt dat [gedaagde ] teveel betaald heeft. [gedaagde ] meent daarom dat [eiser] openheid van zaken moet geven over de door haar overgemaakte Ethers. De voorzieningenrechter begrijpt dat [gedaagde ] wil zeggen dat zij in bewijsnood verkeert. Bewijsnood kan er echter niet toe leiden dat de bewijslast, en daarmee het bewijsrisico, bij [eiser] komt te liggen. Bovendien is de door [gedaagde ] gestelde commissie toezegging van Blueming jegens haar klanten door [eiser] betwist en staat het door [gedaagde ] gestelde haaks staat op de opmerking van [gedaagde ] in het WhatsApp-bericht van 29 september 2017, waarin [gedaagde ] aan [eiser] specifiek weet te melden dat sinds 22 september 2017 de opbrengst voor [eiser] 39,6821 Ethers bedroeg.
4.5.
[gedaagde ] heeft ter onderbouwing van haar stelling bij haar producties een door haar ingevulde tool en een overzicht overgelegd met daarop de waarde van de door de computers van [eiser] geminede Ethers. Zoals [gedaagde ] ter zitting ook heeft erkend, geeft de gebruikte tool slechts een benadering van het aantal geminede Ethers. Aan de hand van deze interne uitdraaien kan de voorzieningenrechter voorshands dus niet vaststellen hoeveel Ethers precies aan [eiser] zijn overgemaakt en op hoeveel Ethers [eiser] recht had, en nog los daarvan blijkt daaruit ook voorshands niet dat teveel Ethers zijn overgemaakt. Van de zijde van [gedaagde ] is vervolgens aangegeven dat een deskundige in het systeem zou kunnen achterhalen hoeveel Ethers er zijn gemined, maar dat dit een tijdrovende klus zal zijn die specifieke kennis vereist, omdat het bij Ethermining om duizenden opdrachten per minuut gaat. In het kader van een kort geding is in beginsel geen plaats voor nadere bewijslevering, waaronder deskundigenonderzoek.
4.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep op opschorting van [gedaagde ] faalt en dat de mining-computers aan [eiser] moeten worden afgegeven zoals door haar ook is gevorderd. [gedaagde ] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde termijn van 48 uur. De voorzieningenrechter zal daarom afgifte van de mining-computers onder de gevorderde termijn toewijzen. Ook de gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze wordt beperkt tot een bedrag van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 40.000,00. Daarnaast maakt de conclusie dat in dit kort geding niet vast is komen te staan dat [gedaagde ] teveel Ethers aan [eiser] heeft afgedragen, dat het beroep op verrekening dat [gedaagde ] in dat verband heeft gedaan, in dit kort geding geen stand kan houden. Nu de mining-computers van [eiser] volgens haar onbetwiste stelling tot en met 4 oktober 2017 Ethers gemined hebben, heeft [eiser] , na aftrek van de overeengekomen commissie voor [gedaagde ] , recht op de opbrengst. De vordering tot afgifte van de geminede Ethers zal worden toegewezen. Voorshands staat vast dat [eiser] voor de periode van 23 september 2017 tot en met 29 september 2017 recht heeft op 39,6821 Ethers, nu [gedaagde ] dit per WhatsApp-bericht aan [eiser] heeft meegedeeld en [gedaagde ] dit aantal niet heeft betwist. De termijn van 48 uur zal worden toegewezen, omdat [gedaagde ] geen verweer tegen deze termijn heeft gevoerd en bovendien aan deze veroordeling kan voldoen door een enkele druk op de knop. In verband met de gevorderde dwangsom wijst de voorzieningenrechter op het volgende. Een dwangsom kan niet worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 611a Rv. Daarom is van belang de vraag of Ether dient te worden aangemerkt als geld in de zin van afdeling 6.1.11 BW. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Door partijen is niet gesteld, noch is gebleken, dat Ether evenals bitcoin - zoals door het Europese Hof van Justitie in fiscale zin is overwogen (vgl. HvJ EU 22 oktober 2015 C-264/15 (Hedqvist)) - als betaalmiddel wordt gebruikt en met dat doel door sommige marktdeelnemers wordt geaccepteerd. De voorzieningenrechter gaat er daarom voorshands vanuit dat Ether een goed is, zodat aan het overmaken van Ethers een dwangsom kan worden verbonden.
4.7.
[eiser] heeft in beginsel belang bij een schriftelijke verantwoording van de hoeveelheid Ethers die door haar computers gemined zijn in de periode van 23 september 2017 tot en met 4 oktober 2017. Nu over de periode van 23 tot en met 29 september 2017 al schriftelijke verantwoording is afgelegd, namelijk in het WhatsApp bericht van [gedaagde ] van 29 september 2017, bestaat er enkel belang bij een schriftelijke verantwoording over de periode van 30 september tot en met 4 oktober 2017. Gelet op de erkenning van [gedaagde ] dat uit de door haar overgelegde stukken niet volgt op hoeveel Ethers [eiser] precies recht heeft, beschikt [eiser] nog niet over deze informatie. Hoewel [gedaagde ] ter zitting heeft aangegeven dat het specifieke kennis vereist om uit het systeem conclusies te trekken over de hoeveelheid geminede Ethers, is door [gedaagde ] niet gesteld dat het afleggen van schriftelijke verantwoording door haar niet mogelijk is. Ook heeft [gedaagde ] geen verweer gevoerd tegen de termijn van 48 uur. De vordering zal daarom worden toegewezen. De dwangsom wordt beperkt tot € 100,00 per dag of een gedeelte daarvan, met een maximum van € 3.000,00.
4.8.
[gedaagde ] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 84,99
- griffierecht 287,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.187,99
4.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt [gedaagde ] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de twintig mining-computers (met alle toebehoren) van [eiser] aan [eiser] af te geven, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde ] in strijd met dit gebod handelt, met een maximum van € 40.000,00;
5.2.
veroordeelt [gedaagde ] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de in de periode vanaf 23 september tot en met 4 oktober 2017 geproduceerde Ethers over te boeken naar de wallet van [eiser] met het adres: [walletadres] , waaronder in ieder geval 39,6821 Ethers uit de week van 23 september 2017 tot en met 29 september 2017, zulks op straffe van een dwangsom van €1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde ] in strijd met dit gebod handelt, met een maximum van € 20.000,00;
5.3.
gebiedt [gedaagde ] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis schriftelijk verantwoording aan [eiser] af te leggen over de in de periode vanaf 30 september 2017 tot en met 4 oktober 2017 met behulp van de computers van [eiser] geproduceerde hoeveelheid Ethers, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde ] in strijd met dit gebod handelt, met een maximum van € 3.000,00;
5.4.
veroordeelt [gedaagde ] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.187,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde ] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde ] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2017.