4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Op dinsdag 30 mei 2017 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van mishandeling.Aangever heeft als volgt verklaard. Hij is op 26 mei 2017, 27 mei 2017, 28 mei 2017 en 29 mei 2017 mishandeld.Hij is getaserd door [voornaam van medeverdachte] en gepepperd in zijn gezicht door [voornaam van medeverdachte] en [voornaam van verdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] en [verdachte] ).Op
26 mei 2017 is het begonnen. Hij voelde plots een stroomstoot. [voornaam van medeverdachte] begon heel hard te lachen en liet een taser zien. Aangever zei dat [voornaam van medeverdachte] moest stoppen. [voornaam van medeverdachte] ging door met taseren. Toen hij werd getaserd door [voornaam van medeverdachte] , was [voornaam van verdachte] aan het filmen met zijn telefoon.[voornaam van verdachte] was ook hard aan het lachen.[voornaam van verdachte] kwam met een busje pepperspray aan. Aangever voelde dat er iets in zijn gezicht werd gespoten. [voornaam van verdachte] lachte en zei dat het peperspray was.Toen aangever naar zijn kamer ging kwamen [voornaam van verdachte] en [voornaam van medeverdachte] achter hem aan en gooiden water in zijn gezicht.Ook kreeg aangever van [voornaam van medeverdachte] klappen op zijn lichaam en knietjes.Op zondag 28 mei 2017 ging het taseren en pepperen de hele dag door.Sinds 29 mei 2017 heeft aangever last van zijn schouder. De blauwe plekken heeft hij gekregen door de taser en door de vuistslagen van [voornaam van medeverdachte] . [voornaam van medeverdachte] heeft geslagen met zijn vuisten, ellebogen en knieën. Hierna begon [voornaam van verdachte] pepperspray in het gezicht te spuiten.Aangever kreeg vaak een taser op zijn rechterschouder en erachteraan een vuistslag.Aangever heeft verklaard dat hij zich niet vrijwillig heeft laten taseren.[voornaam van verdachte] pushte [voornaam van medeverdachte] om de taser te gebruiken. De wapens kwamen van [voornaam van verdachte] .
Getuige [getuige] , de buurman van [medeverdachte] , [verdachte] en aangever, heeft op 4 juni 2017 als volgt verklaard. Ongeveer drie weken geleden hoorde hij gebonk, geren, klappen met deuren en hard lachen bij de buren. Hij hoorde een stem roepen: “stop, stop, niet doen, niet doen”. Een week later hoorde hij het typische geluid van een stroomstootwapen en hoorde vervolgens een stem hard schreeuwen: “ auw, auw, stoppen, stoppen”. Hij hoorde ook twee stemmen hard lachen.Op 27 mei 2017 hoorde hij weer gebonk en geren. Hij hoorde een jongen schreeuwen: “laat mij met rust” en hoorde het geluid van het stroomstootwapen.Vervolgens hoorde hij de jongen schreeuwen: “aaahhhh”. Een andere stem riep: “ spoelen, spoelen”. 10 á 15 minuten later verlieten [voornaam van verdachte] en [voornaam van medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] en [medeverdachte] ) de woning.De andere jongen kwam met dichtgeknepen ogen, al tastend met zijn handen het balkon op. Hij zei: “buurman, wat kan ik doen, ze hebben pepperspray in mijn ogen gespoten”.De stem, die schreeuwde en aangaf dat het moest stoppen, waarover [getuige] heeft verklaard, was steeds dezelfde stem.
Uit de geneeskundige verklaring van 8 juni 2017, opgemaakt door mevrouw
[A] , forensisch arts, volgt dat het geconstateerde letsel, waaronder kraswonden, bloeduitstortingen, verkleuringen en rode puntjes, (goed) kan passen bij de door het slachtoffer opgegeven toedracht.De opgegeven toedracht bestaat eruit dat hij in de periode van 28 mei 2017 tot en met 30 mei 2017 zou zijn getaserd, dat er pepperspray zou zijn gebruikt, dat hij is gestompt, en dat hij klappen en stoten zou hebben gehad.De ouderdom van het letsel past bij het tijdsinterval.
Ten aanzien van feit 2
Verbalisanten hebben in de gemeenschappelijke woning van [verdachte] en [medeverdachte] , in de kamer van [verdachte] , een busje pepperspray aangetroffen.Door de forensische opsporing werd de in beslag genomen pepperspray onderzocht en hieruit bleek dat de pepperspray is strafbaar gesteld in de Wet wapens en munitie.[verdachte] heeft verklaard dat hij een taser en een pepperspray in zijn bezit heeft.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht het onder 1 primair, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank kan op basis van het dossier onvoldoende vaststellen op welk moment en op basis van welke gebeurtenis de schouderfractuur bij aangever is ontstaan.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 primair, tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad wel wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe het volgende.
Betrouwbaarheid verklaring aangever
Dat de verklaring van aangever, zoals afgelegd bij de politie niet volledig overeenkomt met zijn bij de rechter-commissaris op 16 juni 2017 afgelegde verklaring, is, gelet op het tijdsverloop en de impact van het gebeurde niet onbegrijpelijk en maakt de aangifte van
[slachtoffer] niet onbetrouwbaar. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van
[slachtoffer] in de kern consistent zijn. Daarbij komt dat de verklaring van aangever voldoende wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Het verweer van de verdediging dat de verklaringen van aangever onvoldoende betrouwbaar zouden zijn, wordt daarom gepasseerd.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. De wapens, te weten de taser en de pepperspray, waren in het bezit van verdachte. Verdachte gaf de taser aan [medeverdachte] en moedigde hem aan deze te gebruiken, waarop [medeverdachte] aangever taserde. Verdachte stond hierbij en samen lachten zij erom. [medeverdachte] heeft aangever ook geslagen en knietjes gegeven. De pepperspray werd door zowel verdachte als [medeverdachte] toegepast. Daarbij komt dat niet is gebleken dat een van beide verdachten zich op enig moment van het gebeurde, dat meerdere dagen heeft voortgeduurd, heeft gedistantieerd.
Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Daarom acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Poging zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte en zijn medeverdachte jegens aangever gebruikte geweld, te weten het gedurende meerdere dagen taseren en pepperen van aangever, terwijl aangever reeds op enig moment zichtbaar verwond moet zijn geweest, een poging tot zware mishandeling oplevert. Door aldus te handelen, mede gelet op de frequentie en de duur van de mishandeling, de mogelijke ernstige gevolgen van een dergelijke mishandeling en de geconstateerde verwondingen op het gehele lichaam van aangever, hebben verdachte en zijn medeverdachte de aanmerkelijke kans aanvaard aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voorbedachte raad
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend. De geweldshandelingen jegens aangever hebben zich verspreid en herhaaldelijk over meerdere dagen plaatsgevonden. Verdachte en zijn medeverdachte waren zich bewust van wat zij deden en zijn niettemin doorgegaan, zodat ervan uit moet worden gegaan dat zij stil hebben gestaan staan bij de betekenis en de gevolgen van hun handelen en zich daarvan rekenschap hebben geven. Van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld
Alternatief scenario
Door de raadsman is betoogd dat niet valt uit te sluiten dat aangever is mishandeld door een ander dan door verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het door de raadsman geschetste scenario vindt onvoldoende steun in het dossier en is ook anderszins niet aannemelijk geworden. De verklaringen over onenigheid met [B] lopen daarvoor te ver uiteen.
Ten aanzien van feit 2
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte de onder 2 ten laste gelegde pepperspray en taser voorhanden hebben gehad en dat zij hier beiden de beschikking over hebben gehad.
Dat ten aanzien van het stroomstootwapen geen forensisch onderzoek is verricht, maakt dit niet anders. Gelet op de verklaringen van aangever, het geconstateerde letsel bij aangever en hetgeen getuige [getuige] heeft verklaard over de door hem waargenomen typische geluiden van een stroomstootwapen constateert de rechtbank dat het door verdachte en zijn medeverdachte gebruikte stroomstootwapen een voorwerp is waarmee door een elektrische stoomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toebracht, zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het in bezit hebben van wapens die strafbaar zijn gesteld in artikel 26 van de Wet wapens en munitie.