4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] komt onder meer naar voren dat er op 2 september 2017 om 05:00 uur een melding binnenkomt van vlammen in de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Eenmaal ter plaatse zien de verbalisanten grote vlammen ter hoogte van de voordeur en zien zij dat er een man uit het raam hangt op de eerste etage aan de voorzijde van de woning. De verbalisanten zien dat er enorm veel rook uit het raam komt. Deze man – naar later blijkt [slachtoffer 2] - wordt door de verbalisanten uit de woning gehaald. Uit de brandende woning was zelf [verdachte] (verdachte) gekomen.
Getuige [getuige 1] heeft op 3 september 2011 onder meer het navolgende verklaard:
”(…) Ik was bij [verdachte] en [slachtoffer 2] aangekomen rond twee uur in de middag op vrijdag 1 september 2017. [verdachte] is mijn opa (…). Ik heb halve liters gedronken van Gladiator. (…) [verdachte] en [slachtoffer 2] dronken ook gewoon mee. Ik kreeg van [verdachte] later in de middag twintig euro om bier te halen. (…) Ik heb daar elf gladiators gehaald en een 12,5% alcohol biertje. (…) Bij de laatste biertjes werd de sfeer behoorlijk minder. (…) Ik denk dat ik rond 02:15 uur naar huis ben gegaan. (…) [verdachte] en [slachtoffer 2] waren dronken. (…) Mijn opa lag toen te slapen op de bank. Ik weet eigenlijk niet meer of hij wakker was toen ik naar huis ging.”
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij in de nacht van 1 op 2 september 2017 rond 03:00 uur even naar buiten keek en verdachte met een andere persoon in de voortuin zag staan. Verdachte omhelsde deze persoon, waarna de andere persoon weg fietste.
Op 13 september 2017 heeft [getuige 1] onder meer het navolgende verklaard:
”(…) Toen ik wegging lag volgens mij [verdachte] te slapen op de bank. Hij is nog tussendoor wakker geworden. Maar hij lag volgens mij te slapen. [slachtoffer 2] zat aan mijn rechterkant.
V: He[de rechtbank begrijpt: We]
hebben een getuige gesproken die verteld dat [verdachte] en zijn neefje elkaar omhelsde.
A: Ja op het moment toen ik wegging was hij wakker en liep hij naar buiten. Dat ritueeltje me[de rechtbank begrijpt: we]
omhelsen elkaar altijd als ik weg ga (…).”
Getuige [slachtoffer 2] heeft op 13 september 2017 verklaard dat hij en verdachte op 1 september 2017 rond 12:00 uur gefrituurd hebben en dat de gaskraan van het fornuis altijd open staat. De getuige denkt dat hij rond 23:00 uur naar bed is gegaan, maar dit kan ook veel later zijn. Volgens [slachtoffer 2] heeft verdachte die avond af en toe op de bank geslapen en was verdachte behoorlijk aangeschoten. Toen de getuige naar bed ging, was verdachte wakker. Getuige [slachtoffer 2] heeft [getuige 1] niet weg zien gaan. De getuige heeft aangegeven dat hij de brand niet heeft gesticht.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 1 september 2017 rond 11:45 uur de frituur aan heeft gedaan.
Na overleg met medewerkers van de Forensische Opsporing kan de verbalisant [verbalisant 3] , brigadier van politie, medewerker Tactische Opsporing het volgende relateren. Een brandhaard is aangetroffen op de bank in de woonkamer en het gasfornuis is gemanipuleerd. Uit onderzoek is gebleken dat de gaskraan open stond, maar niet aangesloten was op het gasfornuis. Waarschijnlijk is de gasslang losgekoppeld voor de brand. Dit is te zien aan de brandsporen op de gaskraan en gasleidingen. Een technische oorzaak voor de brand sluiten de medewerkers van de Forensische Opsporing uit. Ook constateerden de medewerkers dat het bed op de slaapkamer aan de voorzijde van de woning beslapen was.
Na de brand is een onderzoek ingesteld in de woning. Verbalisanten constateerden dat het interieur op de begane grond en in de berging volledig verwoest is door de brand. De vaste trap naar de eerste etage is verkoold en had niet als vluchtweg kunnen dienen. Het brandbeeld bij de twee zitbanken geeft aan dat er vermoedelijk een brandhaard is geweest aan het uiteinde van de driezitsbank ter hoogte van de deur naar de berging. Ter hoogte van deze brandhaard was de inbranding op het laminaat heviger. Er is geen indicatie gevonden voor het gebruik van brandbare stoffen. In de keuken hebben de verbalisanten waargenomen dat de flexibele slang van de gastoevoer naar het fornuis los was. De kant die met behulp van een wartelmoer vastgeschroefd hoort te zijn op de aansluiting van het fornuis was los. Rechtsboven het fornuis is te zien dat een deel van de betonnen muur ernstig door de hitte is aangetast, waardoor het fors afgebrokkeld is. De verbalisanten nemen geen technische oorzaak waar die de brand zou hebben kunnen veroorzaken. Zij concluderen dat de brand met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is ontstaan ten gevolge van het al dan niet opzettelijk bijbrengen of achterlaten van vuur in enigerlei vorm ter hoogte van de brandhaard.
Verbalisant [verbalisant 4] constateert dat in de woning aan de [adres] , direct gelegen naast de woning waar de brand heeft gewoed, sprake is van roetaanslag, schade door de brand en een zeer sterke brandlucht. Deze woning wordt gehuurd door [slachtoffer 1] .
Bewijsoverweging
Uit voorgaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de brand die in de woning aan de [adres] in [woonplaats] op 2 september 2017 heeft gewoed opzettelijk is aangestoken. Uit het sporenonderzoek is immers niet naar voren gekomen dat er sprake is geweest van een technische oorzaak van de brand en is vastgesteld dat de vermoedelijke brandhaard gelegen was bij/op de driezitsbank in de woonkamer. Bij deze hevige brand is gevaar voor de inboedel in de woningen aan de [adres] en [adres] ontstaan , maar ook gevaar voor de levens van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , die ten tijde van de brand lagen te slapen in de woning [adres] respectievelijk de woning [adres] .
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van getuigen [slachtoffer 2] en [getuige 1] blijkt dat verdachte gedurende de avond van 1 september 2017 en in de nacht van 1 op 2 september 2017 heeft geslapen op de bank in de woonkamer. Nu vaststaat dat [getuige 1] de woning aan de [adres] rond 03:00 uur op 2 september 2017 heeft verlaten, het bed van [slachtoffer 2] beslapen was en hij door de politie met een ladder uit het raam op de eerste etage van de woning is gehaald, terwijl er al brand woedde en er een enorme rookontwikkeling was, concludeert de rechtbank dat zij de brand niet hebben gesticht. Gelet daarop en het feit dat verdachte op de bank in de woonkamer sliep, kan het niet anders dat verdachte de persoon is geweest die de brandhaard bij de zitbank heeft veroorzaakt en de gasslang van het fornuis heeft losgekoppeld. Zowel verdachte als getuige [slachtoffer 2] hebben verklaard dat er op 1 september 2017 nog gefrituurd is in een pan op het fornuis en dat er geen problemen waren met het fornuis.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 2 september 2017 opzettelijk brand heeft gesticht in de woning aan de [adres] in [woonplaats] door vuur bij de zitbank te brengen en de gasslang los te koppelen van het fornuis.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 15 december 2017;
- het proces-verbaal van aangifte namens de politie.