ECLI:NL:RBMNE:2017:6589

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2017
Publicatiedatum
29 december 2017
Zaaknummer
16/659272-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling van een personenauto met kennis van misdrijf

Op 29 december 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan opzetheling. De verdachte had een personenauto voorhanden gehad waarvan hij wist dat deze van een misdrijf afkomstig was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de diefstal van de auto, en sprak hem vrij van de tenlasteleggingen die betrekking hadden op de poging tot inbraak en de diefstal zelf. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte de auto had verworven terwijl hij wist dat deze gestolen was. De feiten vonden plaats tussen 19 en 22 augustus 2016, waarbij de verdachte in Amsterdam en Urk actief was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 60 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er onvoldoende bewijs was van een direct verband tussen de schade en het bewezen verklaarde feit. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het misdrijf en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659272-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1977] te [geboorteplaats] (Litouwen)
zonder vaste woon-en/of verblijfplaats hier ten lande
wonende aan de [adres] te [woonplaats] (Litouwen).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 15 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J. Zeilstra en van hetgeen mr. K.C. van Hoogmoed, advocaat te Haarlem, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op of omstreeks 22 augustus 2016 te Urk tezamen en in vereniging, althans alleen, heeft
geprobeerd in te breken bij [bedrijf] , door met een voertuig de gevel of het rolluik uit het
pand te trekken;
feit 2 primair
in of omstreeks de periode van 19 augustus 2016 tot en met 20 augustus 2016 te Amsterdam,
tezamen en in vereniging, althans alleen, een auto heeft gestolen;
feit 2 subsidiair
in of omstreeks de periode van 19 augustus 2016 tot en met 20 augustus 2016 te Amsterdam,
tezamen en in vereniging, althans alleen, een auto voorhanden had terwijl hij wist dat de auto
gestolen was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van feit 1. De officier van justitie acht het onder feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Feit 2 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte rond 20 augustus 2016 niet alleen, maar samen met anderen opereerde. Gelet hierop is de enkele omstandigheid dat verdachte maximaal vijfenhalf uur nadat de auto volgens de aangifte moet zijn gestolen, met de betreffende auto heeft getankt, onvoldoende om te kunnen oordelen dat het verdachte is geweest die de auto heeft gestolen.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Feit 2 subsidiair
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
Nu de officier van justitie het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen acht heeft hij zich niet uitgelaten over feit 2 subsidiair.
5.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 2 subsidiair refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 19 tot 20 augustus 2017 een auto voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze was gestolen, op basis van onderstaande bewijsmiddelen.
[aangever] heeft aangifte van diefstal gedaan van een personenauto, merk Ford, type Galaxy, grijs van kleur, voorzien van kenteken [kenteken] . Op 19 augustus 2016 19.30 uur heeft aangever de auto geparkeerd voor zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] . Hij heeft de auto afgesloten met de daarvoor bestemde handzender en gecontroleerd of de auto was afgesloten. Op 20 augustus 2016 om 09.15 uur ziet aangever dat de auto is weggenomen. [2]
Op 25 augustus 2016 bevinden verbalisanten zich op de Ring te Nagele. Ter hoogte van de kruising met de Kaweihof zien zij in een parkeervak een grijze Ford Galaxy staan met blauwe kentekenplaten. Verbalisanten zien dat het voertuig is voorzien van kenteken [kenteken] [3] .
Op 25 augustus 2016 doet verbalisant onderzoek aan de Ford Galaxy met kenteken [kenteken] . De verbalisant ziet dat in het voertuig het contactslot is vernield waardoor het voertuig te starten is met bijvoorbeeld een schroevendraaier. [4]
Op 24 augustus 2016 zijn de camerabeelden gevorderd van de BP Kadoelen, gevestigd te Landsmeer. Het betreffen de beelden van 20 augustus 2016 01.00 uur tot en met 20 augustus 2016 te 01.20 uur. Op de beelden heeft de verbalisant (o.a.) het volgende waargenomen:
Om 01:10:17 komt er een grijze auto het tankstation op rijden. Om 01:10:50 stapt de bestuurder uit. Er wordt ingezoomd op de kentekenplaat
(foto 2 van de bijlage).Verbalisant ziet dat het een blauw kentekenplaat betreft met kenteken [kenteken] . Vervolgens ziet de verbalisant dat er wordt ingezoomd op de persoon welke aan het tanken is
(foto 3 van de bijlage). [5]
Verbalisant wordt een foto gemaild. Op deze foto is een man te zien welke bij een tankstation aan het tanken is. Verbalisant herkent bij het zien van deze foto direct verdachte [verdachte] , die op 12 maart 2016 is aangehouden voor een ramkraak bij de Media Markt. [6]
Vrijspraak medeplegen
Toen verdachte met de auto is gesignaleerd, is niet vastgesteld dat hij in gezelschap van anderen was, zo volgt uit het dossier. Daarom kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat er sprake is van medeplegen van de opzetheling. In zoverre zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2 subsidiair
in de periode van 19 augustus 2016 tot en met 22 augustus 2016 in het arrondissement Amsterdam een goed, te weten een voertuig (Ford Galaxy getekend [kenteken] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 2 subsidiair:opzetheling

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 79 dagen, met aftrek van het voorarrest.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het ten aanzien van de te bepalen straf verzocht aan te sluiten bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling door een personenauto voorhanden te hebben waarvan hij op dat moment wist dat deze van een misdrijf afkomstig was. Heling is een ernstig misdrijf omdat hierdoor de diefstal van goederen lucratief blijft en de handel in gestolen voorwerpen in stand wordt gehouden.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 oktober 2017 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het bepalen van de straf en bij de vaststelling van de duur daarvan aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straf te fors in vergelijking met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt dan ook tot oplegging van een lagere straf dan geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 60 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.

10.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 18.269,44. Dit bedrag bestaat uit € 6.269,44 materiële schade en € 12.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • Verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Renken, voorzitter, mrs. C.A. de Beaufort en J.F. Haeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 december 2017.
Mrs. Renken en Haeck zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 22 augustus 2016 te Urk ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit het pand gelegen aan [adres] weg te nemen goederen en/of geld van
zijn/hunner gading, geheel of ten dele toebehorende aan (winkel)bedrijf
[bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hunner
gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of
verbreking, met zijn mededader(s), althans alleen
- met een moker (een) gat(en) in de ruit van dat pand heeft/hebben geslagen
en/of
- ( vervolgens) (een) metalen staaf/staven (met tape bevestigd aan (een)
spanband(en)) door dat/die gat(en) in die ruit heeft/hebben bevestigd
aan/achter de/het veiligheidstralies/rolluik en/of
- ( vervolgens) die spanband(en)en heeft/hebben gekoppeld aan (het trekoog van)
een voertuig (Ford Galaxy gekentekend [kenteken] ) en/of
- ( vervolgens) met dat voertuig een deel van de gevel en/of het rolluik uit
dat pand heeft/hebben getrokken,
waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2016 tot en met 20 augustus
2016 te Amsterdam, althans in het arrondissement Amsterdam, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een voertuig (Ford Galaxy)
gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg
te nemen voertuig onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2016 tot en met 22 augustus
2016 te Amsterdam, althans in het arrondissement Amsterdam en/of te Urk,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een voertuig (Ford
Galaxy gekentekend [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of
overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of
het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 maart 2017, genummerd PL0900-2016258173, opgemaakt door politie Midden-Nederland], doorgenummerd 001 tot en met 1153. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0900-2016180174-1, opgemaakt door politie Eenheid Amsterdam, inhoudende een proces-verbaal van aangifte van A, Boukhizzou, p.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 1059.
4.Een proces-verbaal sporenonderzoek, p. 1062.
5.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 1048-1049.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 1089.