ECLI:NL:RBMNE:2017:6571

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
27 december 2017
Zaaknummer
16/652607-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en taakstraf opgelegd aan minderjarige verdachte voor mishandeling en diefstal

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 december 2017 uitspraak gedaan tegen een minderjarige verdachte die in de periode van juni 2015 tot januari 2016 verschillende misdrijven heeft gepleegd. De verdachte heeft onder andere een docente mishandeld door een steen naar haar hoofd te gooien en heeft samen met anderen telefoons gestolen bij een recreatieplas. Tijdens de jaarwisseling heeft hij ook deelgenomen aan geweld tegen voertuigen, waaronder het in brand steken van een auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 6 weken, die niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. Daarnaast is er een taakstraf van 150 uren opgelegd, met de mogelijkheid dat deze wordt omgezet in 75 dagen jeugddetentie als de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de brandstichting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652607-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1999] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 en 7 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en mr. C.C.A. Stallen, advocaat te Eindhoven, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1: op 30 juni 2015 in Woerden, samen met een ander twee telefoons heeft gestolen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
onder 2: op 5 november 2015 in Woerden samen met anderen met gebruikmaking van geweld een laptoptas met inhoud heeft gestolen van [slachtoffer 1] ;
onder 3: in de periode van 31 december 2015 tot en met 1 januari 2016 in Woerden openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen 5 voertuigen;
onder 4: op 7 september 2015 in Woerden [slachtoffer 2] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, aangezien verdachte door het trage en onvolledige onderzoek van de politie in zijn belangen is geschaad. Het horen van getuigen of het doen van andere onderzoekswensen, is zo lang na datum bijna zinloos.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet objectief vast te stellen valt dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek en dat een eventueel onzorgvuldig onderzoek bovendien niet in de weg hoeft te staan aan het doen van onderzoekswensen. Het tijdsverloop is wel lang, maar niet zodanig lang dat het openbaar ministerie hierdoor niet-ontvankelijk is in de vervolging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte door de wijze waarop het onderzoek is verricht in zijn belangen is geschaad. Als daar al sprake van zou zijn, dan leidt dit niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging.
Wel is het zo dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad leidt een overschrijding van de redelijke termijn echter - ook bij verdachten die minderjarig waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten - niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank acht de officier van justitie dan ook ontvankelijk in de vervolging en zal, indien aan alle overige voorwaarden voor bestraffing is voldaan, de overschrijding van de bedoelde termijn verdisconteren in de strafmaat.
Verder is de dagvaarding geldig, is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

Ten aanzien van feit 2:
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 5 november 2015 bij het station van Woerden een discussie had met vier jongens, dat hij is geslagen en dat hij na de vechtpartij zag dat zijn laptoptas was verdwenen. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de laptoptas van de aangever is weggenomen. De rechtbank acht het aannemelijk dat een van de vier genoemde jongens deze tas heeft weggenomen en dat verdachte een van deze jongens was. Onvoldoende is evenwel komen vast te staan dat verdachte of zijn vrienden het oogmerk hadden al dan niet gezamenlijk de laptoptas van het slachtoffer te stelen en wie deze tas uiteindelijk heeft weggenomen. Ook blijkt niet dat het geweld dat is gebruikt bedoeld was om deze diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, dan wel om de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren. Het toegepaste geweld lijkt het rechtstreekse gevolg te zijn van de discussie die aangever met de jongens had. De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige feiten en omstandigheden daarom niet zijn aan te merken als een ‘diefstal (in vereniging) met geweld’, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.

5.VERWEER TEN AANZIEN VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat sprake is van een schending ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering in het voorbereidend onderzoek, te weten een schending van het recht op privacy, neergelegd in artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Deze schending bestaat eruit dat grote hoeveelheden WhatsAppberichten uit smartphones zijn uitgelezen en opgenomen in het procesdossier. Uit het dossier wordt niet duidelijk op grond van welke bevoegdheid het onderzoek aan de smartphones heeft plaatsgehad. Dit onherstelbare vormverzuim moet leiden tot uitsluiting van het bewijs.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot het onderzoek aan telefoons is gehandeld conform de destijds geldende regelgeving.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De door de raadsvrouw bedoelde WhatsAppberichten zijn aangetroffen op een telefoon van een medeverdachte. Wat er ook zij van de wettelijke grondslag van het onderzoek aan die telefoon, verdachte kan geen aanspraak maken op het recht op privacy, in de zin van artikel 8 van het EVRM, dat een ander toekomt. Van zeer uitzonderlijke omstandigheden die een doorbreking van deze zogenoemde Schutznorm kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Er is dan ook geen sprake van een schending ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, zodat de rechtbank niet zal overgaan tot uitsluiting van bewijs.
In dit verband verdient overigens nog opmerking dat de rechterlijke vaststelling van een schending van artikel 8 EVRM nog geenszins een schending van het recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in artikel 6 EVRM, impliceert. Pas in het laatstgenoemde geval zal de rechter in de regel toepassing van de sanctie van bewijsuitsluiting dienen te overwegen.

6.WAARDERING VAN HET BEWIJS

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, aangezien er onvoldoende bewijs is om te bewijzen dat verdachte deze feiten heeft gepleegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1
[benadeelde 1] heeft verklaard dat hij op 30 juni 2015 met vrienden op een groenweide langs de weg Stormeer in Woerden was. Nadat zij gezwommen hadden wilde hij zijn telefoon, een iPhone 4, pakken, maar die lag niet meer onder zijn handdoek. Hij hoorde zijn vriend [benadeelde 2] zeggen dat ook hij zijn telefoon niet kon vinden. De telefoons moesten zijn gestolen. [2]
[benadeelde 2] heeft in zijn aangifte aangegeven dat zijn telefoon, een Samsung Galaxy S5, op 30 juni 2015 bij het Sneekermeer aan het Stormeer te Woerden is gestolen. [3]
Een getuige die anoniem wilde blijven heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 30 juni 2015 bij het Sneekermeer in Woerden een groepje van ongeveer 6 à 7 jongens zag wegrennen. Hij herkende [medeverdachte 1] en [verdachte] in het groepje. Hij zag dat een aantal mensen aan het meer aan het zoeken was naar hun telefoons. Volgens deze getuige was het wel duidelijk dat het groepje verantwoordelijk was voor een aantal diefstallen van telefoons. [4]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij wist dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich bezig hielden met het plegen van diefstallen en dat zij de diefstallen in de zomer van 2015 bij de recreatieplas in Woerden hadden gepleegd. [5]
Bij een doorzoeking in de woning van verdachte werd in de slaapkamer van [medeverdachte 1] en [verdachte] de gestolen Samsung Galaxy van aangever [benadeelde 2] aangetroffen. [6]
Ten aanzien van feit 3
Op oudjaarsavond en in de oudjaarsnacht van 31 december 2015 op 1 januari 2016 werd in Woerden een aantal brandstichtingen dan wel vernielingen gepleegd door een groep jongeren. [7] Verdachte is die nacht door de politie gecontroleerd . [8]
Ten aanzien van de Renault Megane met kenteken [kenteken]
[benadeelde 3] heeft verklaard dat haar auto, een Renault Megane met kenteken [kenteken] , op 31 december 2015 geparkeerd stond voor haar woning aan [adres] in [woonplaats] en dat zij rond 23.55 uur hoorde dat haar auto helemaal uitgebrand was. Zelf had ze niets van de brand gezien, maar zij zag bij thuiskomst dat de auto volledig uitgebrand was. [9]
De politie zag rond 23.40 uur een Renault Megane op de oprit van de woning aan [adres] in [woonplaats] in brand staan. De politie hoorde van een buurtbewoner dat zij omstreeks 23.30 uur een harde knal hoorde en dat zij vervolgens zag dat er op [straat] een auto in brand stond. Zij zag dat de vlammen uit de raamopening van het bijrijdersportier kwamen. [10]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat er die avond auto’s in brand werden gestoken, door een ruitje in te tikken en er mortieren, vuurpijlen, nitraten en/of (was)benzine in te gooien. [11] Ook heeft [medeverdachte 3] verklaard dat de brandstichtingen zijn gepleegd door jongens die bij een grote groep hoorden. Tot de groep behoorden ook twee jongens die ‘achtling’ genoemd worden, [verdachte] en [medeverdachte 1] . [12]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] de auto van [benadeelde 4] aan [straat] in brand heeft gestoken tijdens oud en nieuw. [13]
De dochter van aangeefster, [benadeelde 4] , heeft verklaard dat op 1 januari 2016 haar een scooter tegemoet reed waar vier personen op zaten en dat die jongens een aantal keer riepen: “ [benadeelde 4] , je auto is afgebrand”. Een van deze jongens was [verdachte] . [14]
[benadeelde 3] heeft ook verklaard dat haar dochter, [benadeelde 4] , na de brandstichting een bericht via Instagram heeft ontvangen van ene ‘ [instagramaccount] ’. Het bericht hield in: “Iedereen gelukkig 2016 en succes met de nieuwe auto’s uitzoeken”. Bij het bericht waren meerdere foto’s van uitgebrande foto’s gevoegd. [15]
[benadeelde 4] heeft verklaard dat de eigenaar van Instagramaccount ‘ [instagramaccount] ’ [medeverdachte 1] of [verdachte] is. Verder heeft [benadeelde 4] verklaard dat de accountnaam inmiddels is veranderd in ‘ [instagramaccount] _’, maar dat de profielfoto en de berichten nog hetzelfde zijn. [16]
De medeverdachte en tweelingbroer van verdachte, [medeverdachte 1] heeft op de vraag van de politie waarom zij (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1] en verdachte) [bijnaam] worden genoemd verklaard dat zij ook [bijnaam] en [bijnaam] worden genoemd. Eén van zijn bijnamen is ‘ [bijnaam] ’. [17] Ook heeft hij verklaard dat zijn Instagramaccount ‘ [instagramaccount] _’ is en dat dit eerder iets met ‘ [naam] ’ was. [18]
In een WhatsAppgesprek van 4 januari 2016 wordt door medeverdachte [medeverdachte 2] gezegd
‘Dor [bijnaam] is ook [benadeelde 4] der auto gedaan’. [19]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
De rechtbank overweegt dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte deel heeft uitgemaakt van de groep jongeren die in de nacht van 31 december 2015 op 1 januari 2016 (in wisselende samenstelling) verschillende auto’s in brand heeft gestoken. Uit de WhatsAppberichten komt naar voren dat de Renault Megane in brand is gestoken door de ‘ [bijnaam] ’. Verdachte en zijn tweelingbroer worden ‘ [bijnaam] ’ genoemd. Medeverdachte [medeverdachte 2] noemt verdachte ook expliciet als dader. Op grond van deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in ieder geval samen met zijn tweelingbroer [medeverdachte 1] verantwoordelijk is voor de brandstichting in de auto van het merk Renault, type Megane, met kenteken [kenteken] .
Ten aanzien van feit 4
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij als docente werkzaam is en op 7 september 2015 de school in Woerden uit liep langs een groepje jongeren. [20] Verder heeft zij verklaard dat zij, toen zij zo’n 10 meter voorbij deze groep was, ineens een stekende pijn op haar hoofd voelde. Het voelde alsof zij een steen tegen haar hoofd kreeg. [21] In een verklaring van huisarts [A] staat dat zij op het achterhoofd van [slachtoffer 2] een kleine zwelling, rood met een wondje, met een doorsnede van 1 cm zag. [22]
De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 7 september 2015 met een groep van 5 à 7 personen bij een school in Woerden was. Een van de leden van deze groep was [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] . [23] De getuige [getuige] zag dat [verdachte] een steen pakte en richting de docente gooide. Hij zag vervolgens dat die steen het achterhoofd van deze docente raakte. [24]
De getuige [benadeelde 4] heeft verklaard dat zij op 7 september 2015 zag dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) een steen gooide naar een juffrouw en dat de steen haar raakte op haar achterhoofd. [25]
6.3.2
Partiële vrijspraak feit 3
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld dat in de periode van 31 december 2015 tot en met 1 januari 2016 in Woerden gepleegd is tegen de volgende voertuigen:
- een personenauto van het merk Hyundai, type Tucson, met kenteken [kenteken] ;
- een vrachtwagen van het merk Mitsubishi, type Canter, met kenteken [kenteken] ;
- een personenauto van het merk Alfa, type Romeo, met kenteken [kenteken] ;
- een personenauto van het merk Toyota, type Aygo, met kenteken [kenteken] .
Verdachte wordt dan ook van die onderdelen van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken.

7.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 30 juni 2015 te Woerden tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon van het merk Apple, type iPhone 4 en een telefoon van het merk Samsung, type Galaxy S5, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ;
3.
op 31 december 2015 te Woerden, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, namelijk aan de hieronder genoemde weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één voertuig:
- een personenauto (merk: Renault, type: Megane, met kenteken: [kenteken] ) aan [straat]
welk geweld bestond uit:
- het tikken tegen één of meerdere ruit(en) van die personenauto en
- het (vervolgens) gooien van een (in brand gestoken) flesje gevuld met benzine en vastgemaakt aan een stuk vuurwerk, in die personenauto, terwijl dit door hem gepleegde geweld vernieling ten gevolge heeft gehad;
4.
op 7 september 2015 te Woerden [slachtoffer 2] heeft mishandeld door een steen tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer 2] te gooien.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

8.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
onder 1: Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
onder 3: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
onder 4: Mishandeling.

9.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.OPLEGGING VAN STRAF

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 5 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van Samen Veilig en dat verdachte meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek;
- een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen jeugddetentie.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, mocht de rechtbank tot een strafoplegging komen, rekening moet worden gehouden met het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. Volstaan kan worden met een voorwaardelijke werkstraf.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in een tijdsbestek van een aantal maanden een aantal nare en overlastgevende misdrijven gepleegd, waaronder de mishandeling van een docente van zijn school door een steen tegen haar hoofd te gooien en de diefstal van telefoons bij een recreatieplas. Verder heeft verdachte met anderen tijdens oud en nieuw geweld gepleegd tegen een auto, door deze in brand te steken. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het geweld tegen de auto onderdeel was van een reeks autobranden die gedurende die avond en nacht in Woerden hebben plaatsgevonden. Uit het dossier volgt immers dat verdachte samen met de groep jongeren kennelijk tot gezamenlijk doel hadden om autobranden te plegen en dat zij in verschillende samenstellingen verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het geweld door meerdere auto’s in de brand te steken. Een (deel van de) jongeren had van tevoren plannen beraamd en voorbereidingen getroffen. Het geweld met de brandstichtingen heeft een grote impact gehad op de bewoners van de wijken in Woerden die hierdoor geteisterd zijn en hebben gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving als geheel opgeleverd. Tevens heeft verdachte het eigendomsrecht aangetast en een eigenaar beroofd van een vervoermiddel en hem of haar financieel leed berokkend. Uit de slachtofferverklaring van de eigenaar van de auto komt ook naar voren dat het voorval veel impact heeft gehad op het gezin en dat het angst, boosheid, verdriet en slapeloosheid teweeg heeft gebracht.
Verdachte heeft deze reeks ernstige feiten gepleegd terwijl hij nog jong was en heeft er bij de politie en ter zitting op geen enkele wijze blijk van gegeven dat hij het kwalijke van zijn handelen inziet en dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor jeugdigen, waaruit volgt dat het uitgangspunt voor diefstal van een mobiele telefoon een taakstraf vanaf 30 uur is, het uitgangspunt voor een mishandeling met meerdere klappen een taakstraf van 40 uur en mishandeling met behulp van een slagwapen 60 uur en het uitgangspunt voor openlijk geweld tegen goederen waarbij de schade aanzienlijk is een taakstraf vanaf 40 uur bedraagt;
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 23 oktober 2017, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 november 2017 betreffende verdachte, waarin wordt geadviseerd aan verdachte een werkstraf op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank weegt ten aanzien van feit 3 in strafverzwarende zin mee de ernst van de schade en het georganiseerde karakter van de groep.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 160 uur, subsidiair 80 dagen jeugddetentie, passend en geboden met daarnaast een jeugddetentie van 6 weken. De rechtbank zal echter, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, in plaats van een werkstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen jeugddetentie, een werkstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen jeugddetentie opleggen. De rechtbank ziet, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdverloop sinds de gepleegde feiten, onvoldoende aanleiding om bijzondere voorwaarden te verbinden aan het voorwaardelijk strafdeel.

11.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 753,-. Dit bedrag bestaat uit € 553,- materiële schade en € 200,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, en dat de schadevergoedings-maatregel wordt opgelegd.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de vordering van de benadeelde partij niet voor toewijzing in aanmerking komt, nu verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair is de verdediging van mening dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor geleden immateriële schade is de verdediging van mening dat er geen sprake is van jarenlange treiterij en bedreigingen. Mocht er een (deel van de) vordering worden toegewezen, dan dient bij het bepalen van de hoogte ervan rekening gehouden te worden met de leeftijd van verdachte en dient het bedrag pondspondsgewijs over de verschillende verdachten verdeeld te worden.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering van [benadeelde 3] , gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voor een deel voldoende onderbouwd en toewijsbaar.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 550,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 december 2015 tot de dag van volledige betaling.
De materiële schade komt voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 350,-. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat als gevolg van de brand in de auto twee (zonne)brillen en een windscherm zijn verwoest. De hoogte van de schade schat de rechtbank op genoemd bedrag. De immateriële schade komt in zijn geheel voor vergoeding in aanmerking.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 550,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 december 2015 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 1 dag jeugddetentie, waarbij toepassing van de jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 en 3 eerste, tweede, derde en vijfde gedachtestreepje ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 3, vierde gedachtestreepje, en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 8 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 6 weken;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd vast van 2 jaren;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij
- wijst ten aanzien van feit 5 de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 550,, bestaande uit € 350,- materiële schade en € 200,- immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2015 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [benadeelde 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 550,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2015 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 1 dag jeugddetentie, met dien verstande dat dat toepassing van deze jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. van den Boogaard, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. H.F. Koenis en D. Riani el Achhab, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 juni 2015 te Woerden, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere
telefoon(s), waaronder een telefoon van het merk Apple, type iPhone 4 en/of
een telefoon van het merk Samsung, type Galaxy S5, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 05 november 2015 te Woerden, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een laptop (merk: Dell) en/of
- een laptoptas (merk: Dell, kleur: zwart) en/of
- een computermuis (met een USB-aansluiting, kleur: zwart) en/of
- een laptopoplader (merk: Dell) en/of
- één of meerdere bankpas(sen) (bank: ING) en/of
- één of meerdere bankpasreader(s) (bank:ING) en/of
- één of meerdere bankversleutela(a)r(en) (bank: SEB Bank en Wells Fargo Bank)
en/of
- een toegangspas voor het bedrijf [bedrijf] ;
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of
[bedrijf] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of
zijn mededader(s) één of meerdere zwaaiende/slaande bewegingen heeft/hebben
gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 1]
eenmaal of meerdere malen heeft/hebben geslagen/gestompt (met de vuist)
op/tegen zijn neus en/of in/op/tegen zijn gezicht en/of op/tegen zijn hoofd
en/of op/tegen zijn lichaam;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 31 december 2015 tot en met 1
januari 2016 te Woerden, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of
aan de openbare weg, namelijk op of aan de hieronder genoemde weg(en), in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meerdere goed(eren), te weten:
- een personenauto (merk: Hyundai, type: Tucson, met kenteken: [kenteken] )
op/aan de Iepenlaan en/of
- een vrachtwagen (merk: Mitsubishi, type: Canter, met kenteken: [kenteken] )
op/aan de Johan de Wittlaan en/of
- een personenauto (merk: Alfa, type: Romeo, met kenteken: [kenteken] ) op/aan de
Wilhelminaweg en/of
- een personenauto (merk: Renault, type: Megane, met kenteken: [kenteken] )
op/aan [straat] en/of
- een personenauto (merk: Toyota, type: Aygo, met kenteken: [kenteken] ) op/aan
de Kievitstraat
welk geweld bestond uit:
- het eenmaal of meermalen gooien/slaan/tikken met één of meerdere
(bak)ste(e)n(en) door/op/tegen één of meerdere ruit(en) van die
personenauto(s) en/of die vrachtwagen en/of
- het (vervolgens) eenmaal of meermalen gooien/leggen van één of meerdere (in
brand gestoken) flesje(s) gevuld met benzine en vastgemaakt aan één of
meerdere nitraatbom(men)/rotje(s), in ieder geval aan één of meerdere
stuk(ken) vuurwerk, in die personenauto(s) en/of die vrachtwagen,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) deze vernieling opzettelijk
heeft/hebben gepleegd;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
16-062354-16
hij op of omstreeks 7 september 2015 te Woerden, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door een steen tegen het (achter)hoofd van die
[slachtoffer 2] te gooien;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte Algemeen Dossier van 8 maart 2017 in het onderzoek 09Roof, genummerd 2015335038, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 218. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aangifte nr. PL0900-2015200311-1, blad 1, behorend bij Onderzoek 09Roof.
3.Een geschrift, te weten een Afschrift van aangifte, doorgenummerde pagina 104.
4.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0900-2015200311-15, behorend bij Onderzoek 09Roof.
5.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0900-2015368381-52, pagina 200B van het Dossier Bijlagen behorend bij Onderzoek 09Roof.
6.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0900-2015335038-22, blad 2, behorend bij Onderzoek 09Roof.
7.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0900-2016000885-4, pagina 7 van het Dossier Bijlagen behorend bij Onderzoek 09Roof.
8.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0900-2016000885-4, pagina 11 van het Dossier Bijlagen behorend bij Onderzoek 09Roof.
9.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 122.
10.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 127.
11.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte nr. PL0900-2016000885-11, pagina 226 van het Dossier Bijlagen behorend bij Onderzoek 09Roof.
12.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte nr. PL0900-2016000885-16, pagina 235 van het Dossier Bijlagen behorend bij Onderzoek 09Roof.
13.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0900-2015368381-52, pagina 200D van het Dossier Bijlagen behorend bij Onderzoek 09Roof.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde pagina 138.
15.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 123.
16.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 129.
17.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte, doorgenummerde pagina 150.
18.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte, doorgenummerde pagina 162.
19.Een geschrift, te weten een weergave van een WhatsAppbericht, nr. 3230, pagina 192 van het Dossier Bijlagen behorend bij Onderzoek 09Roof.
20.Proces-verbaal van aangifte nr. PL0900-2015273242-1, pagina 3 van het proces-verbaal nr. PL0900-2015273242.
21.Proces-verbaal van aangifte nr. PL0900-2015273242-1, pagina 4 van het proces-verbaal nr. PL0900-2015273242.
22.Een geschrift, te weten een verklaring van huisarts voor politie d.d. 9 september 2015, pagina 9 van het proces-verbaal nr. PL0900-2015273242.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige nr. PL0900-2015273242-2, pagina 21 van het proces-verbaal nr. PL0900-2015273242.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige nr. PL0900-2015273242-2, pagina 23 van het proces-verbaal nr. PL0900-2015273242.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige nr. PL0900-2015273242-6, pagina 11 van het proces-verbaal nr. PL0900-2015273242.