ECLI:NL:RBMNE:2017:6480

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4199 T2
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van de bestuurlijke lus in bestuursrechtelijke procedure

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 21 augustus 2017, wordt de Autoriteit Persoonsgegevens (verweerster) in de gelegenheid gesteld om gebreken in een eerder bestreden besluit te herstellen. De rechtbank had eerder, op 7 juli 2017, een tussenuitspraak gedaan waarin verweerster werd gevraagd om binnen acht weken de geconstateerde gebreken te verhelpen. Verweerster heeft echter verzocht om verlenging van deze termijn, omdat zij meer tijd nodig heeft voor onderzoek en informatievergaring bij verschillende instanties, waaronder de Minister van VWS en de Nederlandse Zorgautoriteit (derde-partij). De rechtbank heeft de andere partijen in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. Derde-partij heeft ingestemd met het verzoek om uitstel, terwijl eiseres niet heeft gereageerd.

De rechtbank overweegt dat het verzoek om verlenging van de termijn gerechtvaardigd is, gezien de complexiteit van de zaak en de noodzaak voor verweerster om uitgebreid onderzoek te doen. De rechtbank wijst erop dat het belangrijk is dat verweerster de gebreken op de juiste wijze herstelt, en dat een andere beslissing zou kunnen leiden tot een minder finale geschilbeslechting. Daarom wordt de termijn voor het herstel van de gebreken verlengd tot 26 weken na de eerste tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 16/4199 T2

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 21 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: J.M.T. Wijnberg),
en

de Autoriteit Persoonsgegevens, verweerster

(gemachtigde: mr. H.A.H.D. de Vries en mr. F.E. van Beek).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de Nederlandse Zorgautoriteit, te Utrecht, gemachtigde: mr. M.G. van Horzen.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 7 juli 2017 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerster in de gelegenheid gesteld om binnen achter weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Voor het verdere procesverloop verwijst de rechtbank naar die tussenuitspraak.
Verweerster heeft de rechtbank verzocht de in de tussenuitspraak gestelde termijn te verlengen.
De rechtbank heeft de andere partijen in de gelegenheid gesteld te reageren op dit uitstelverzoek. Derde-partij heeft hierop gereageerd. Eiseres heeft hierop niet gereageerd.

Overwegingen

1. Verweerster heeft haar verzoek om verlenging van de termijn om de gebreken te herstellen gedaan binnen de oorspronkelijke termijn die de rechtbank hiervoor heeft gesteld in de tussenuitspraak.
2. Slechts in bijzondere gevallen willigt de rechtbank zo'n verzoek om verlenging van de in de tussenuitspraak gestelde termijn in. Het verzoek om verlenging moet daarom zijn gemotiveerd. De rechtbank verwijst naar de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht en de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM4478) en 21 september 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BT2162).
3. Verweerster heeft in de brief meegedeeld dat zij gebruik wil maken van de gelegenheid om de geconstateerde gebreken te herstellen, maar dat de termijn van acht weken die haar in de tussenuitspraak is gesteld te kort is. Zij heeft toegelicht dat zij, gelet op de tussenuitspraak, onderzoek moet doen bij verschillende verantwoordelijken (derde-partij, de Minister van VWS, het CPB, ZiNL, de ACM en het CBS) en dat zij (aanvullende) informatie moet opvragen en/of informatie moet vergaren door middel van een onderzoek ter plaatse. Op basis van die informatie zullen vervolgens de vragen in de tussenuitspraak beantwoord worden. Verweerster heeft gesteld dat een dergelijk onderzoek normaal gesproken tenminste een halfjaar in beslag neemt. Tevens merkt verweerster op dat de tussenuitspraak is gedaan in de zomervakantie en dat zij rekening moet houden met de beperkte aanwezigheid van interne dossierbehandelaars en van contactpersonen bij de genoemde organisaties. Verweerster verzoekt de termijn in de tussenuitspraak te wijzigen in 26 weken.
4. Derde-partij heeft in haar reactie op het uitstelverzoek vermeld dat zij zelf ook om uitstel heeft verzocht bij verweerster om nadere informatie te verschaffen aan verweerster. De rechtbank maakt hieruit op dat derde-partij instemt met het verzoek om uitstel van verweerster.
5.
De rechtbank overweegt dat zij op dit moment niet kan overzien of de samenvatting die verweerster in haar brief heeft gegeven van de wijze waarop zij de gebreken moet herstellen, één op één overeenstemt met wat de rechtbank in de tussenuitspraak van haar verlangt. Het is in deze fase de verantwoordelijkheid van verweerster om op juiste wijze uitvoering te geven aan de tussenuitspraak. Het is in elk geval duidelijk dat verweerster veel onderzoek zal moeten doen en informatie zal moeten verzamelen bij verschillende instanties om de gebreken te kunnen herstellen. Er is daarom sprake van een bijzonder geval en dit maakt dat verlenging van de termijn gerechtvaardigd is. Daarbij overweegt de rechtbank dat elke andere beslissing van de rechtbank - met name de einduitspraak waarbij verweerster de opdracht krijgt een nieuw besluit te nemen - naar alle waarschijnlijkheid tot een minder finale vorm van geschilbeslechting leidt.
6. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerster in de gelegenheid om binnen 26 weken na verzending van de (eerste) tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in die tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A. Verburg, voorzitter, en mr. G.A. Bouter-Rijksen en mr. H.H.L. Krans, leden, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.