ECLI:NL:RBMNE:2017:6439

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
16/706612-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door een man op zijn hoogzwangere vriendin met fatale gevolgen voor zowel haar als hun ongeboren kind

Op 22 december 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man uit Lopik, die zijn hoogzwangere vriendin op 17 juli 2017 doodstak. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar. De verdachte en zijn vriendin hadden een conflict dat escaleerde tijdens een gesprek met een relatietherapeute. Buiten de woning stak de man zijn vriendin met een mes en verwurgde haar, wat leidde tot haar overlijden en dat van hun ongeboren kind. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van moord, maar van doodslag, omdat er geen bewijs was voor voorbedachte raad. De verdachte handelde in een emotionele opwelling, beïnvloed door een autismespectrumstoornis, wat leidde tot een vermindering van zijn toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, maar houdt ook rekening met de psychische toestand van de verdachte en zijn blanco strafblad. De rechtbank legt geen tbs-maatregel op, omdat de kans op herhaling als laag wordt ingeschat. De vordering van benadeelde partijen werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de vorderingen voor affectieschade niet-ontvankelijk verklaarde, maar shockschade en materiële schade wel toekende.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706612-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1976] te [geboorteplaats]
gedetineerd te PI Flevoland - HvB Almere Binnen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen en hun raadsvrouw mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 17 juli te Lopik, al dan niet met voorbedachte raad, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd;
Feit 2: op 17 juli 2017 te Lopik, al dan niet met voorbedachte raad, zijn ongeboren kind van het leven heeft beroofd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de impliciet primair ten laste gelegde moord, nu er onvoldoende bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’. De officier van justitie acht het onder 1 en 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, te weten doodslag op [slachtoffer] en hun ongeboren kind.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 impliciet primair ten laste gelegde moord. De raadsman is van mening dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft gehandeld na kalm beraad en rustig overleg, maar vanuit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 1 en 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1 en 2
Op 17 juli 2017 kreeg een verbalisant de opdracht naar Lopik te rijden omdat een man zijn vrouw met een mes zou bedreigen. Aanrijdend hoorde de verbalisant dat de man met het mes [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) zou heten en de vrouw [slachtoffer] . Ter plaatse aangekomen, zag hij op het erf van de woning een vrouw op de grond liggen. De verbalisant zag dat zij meerdere wonden in de vorm van sneeën in haar bovenlichaam had en dat haar gezicht en lichaam onder het bloed zaten. [2] Verbalisanten begonnen met reanimeren, maar dat mocht niet meer baten. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] onder dwang van de veranda naar het erf (de voorzijde van de woning waar de auto’s geparkeerd stonden) heeft meegenomen. Hij had op dat moment een mes in zijn hand. Vervolgens heeft verdachte in haar buik gestoken. Er ontstond een worsteling waarbij [slachtoffer] los probeerde te komen. Op dat moment heeft verdachte [slachtoffer] nogmaals gestoken. Terwijl zij al vallend los probeerde te komen van verdachte ging haar jas uit. Verdachte heeft vervolgens [slachtoffer] verwurgd met een mouw van haar jas. Verdachte zag [slachtoffer] op haar buik liggen op de grond met rode punten op haar rug, afkomstig van messteken van hem. [4]
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer] is het navolgende gebleken. [5]
Aan de voor- en achterzijde van de romp en het rechter bovenbeen zijn in totaal 24 scherprandige, overwegend streepvormige huidperforaties/steekletsels waargenomen. [6]
In relatie met de steekletsels was er onder andere perforatie van de borstkas, de longen, de lever en de milt. De letsels hebben geleid tot ernstig bloedverlies/verbloeding en samenvallen van beide longen. Het samenvallen van de longen was het gevolg van de perforaties aan de borstkas en heeft geleid tot ernstige verstoring en mogelijk verlies van de longfunctie. Het bloedverlies en de samengevallen longen kunnen het overlijden zonder meer verklaren. [7]
Conclusie: bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] wordt het overlijden verklaard door verwikkelingen van talrijke steekletsels. [8]
Tijdens de sectie op [slachtoffer] werd een jongetje aangetroffen in de baarmoeder, met maten en gewichten passend bij een zwangerschapsduur van circa 33 weken. Bij sectie op het lichaam van deze mannelijke baby wordt het overlijden volledig verklaard door het overlijden van de moeder ten gevolge van talrijke steekletsels. [9] Deze voorlopige bevindingen vinden tevens aansluiting bij het radiologisch onderzoek naar aanleiding van een niet natuurlijke dood, waarin tevens wordt geconcludeerd dat de foetus zeer waarschijnlijk is overleden door het overlijden van de moeder ten gevolge van de verbloeding door de steekverwondingen. Het traject K (naar de rechtbank begrijpt: een steekkanaal) dat de baarmoeder en de foetus heeft bereikt, heeft waarschijnlijk bijgedragen aan het overlijden van de foetus. [10] Op basis van DNA-verwantschapsonderzoek en onder het gegeven dat [slachtoffer] de moeder is van de ongeboren baby, wordt geconcludeerd dat de kans 20 miljoen keer groter is wanneer verdachte de biologische vader van de ongeboren baby is, dan wanneer een willekeurig persoon, niet verwant aan de verdachte, de biologische vader van de ongeboren baby is. [11]
Voorbedachte raad
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
Niet is gebleken van een vooropgezet plan van verdachte om [slachtoffer] en hun ongeboren kind van het leven te beroven. De omstandigheid dat verdachte op eigen initiatief een afspraak heeft gemaakt met psycholoog [A] voor de betreffende avond, is daarvoor een contra-indicatie. Het is niet aannemelijk dat verdachte in het geval van een vooropgezet plan andere aanwezigen c.q. getuigen daarbij had willen hebben.
De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens gesteld ziet, is of de verdachte voorafgaand aan het gewelddadig handelen of tussen de elkaar opvolgende geweldshandelingen voldoende tijd voor beraad en gelegenheid voor bezinning heeft gehad.
Uit het verhandelde ter terechtzitting en de zich in het dossier bevindende stukken blijken de volgende feiten en omstandigheden. Op 17 juli 2017 hadden verdachte en [slachtoffer] , in het bijzijn van psycholoog en relatietherapeute [A] , een heftige discussie waarin de gemoederen hoog opliepen. Verdachte kreeg de indruk dat hij niet als vader van zijn kind erkend zou worden en nooit zijn kind zou mogen zien. Op het moment dat verdachte [slachtoffer] en haar dochtertje met een jas en tas voor de woning zag staan, escaleerde de situatie. Verdachte nam [slachtoffer] mee terug richting de woning. Uit de verklaringen van [A] volgt dat verdachte vervolgens lampjes uit de schuur haalde en deze aan de veranda ophing met de woorden: ‘nu is het feest’. Hierna stopte verdachte de hond in de garage en draaide de deuren van de bijkeuken op slot. Na deze handelingen nam verdachte [slachtoffer] onder dwang mee van de veranda naar het erf voor de woning. Hier zag [A] verdachte staan met een opgeheven rechterhand, waarin hij een mes had. Hierop stuurde verdachte [A] en het dochtertje van [slachtoffer] weg, waarna hij voor de eerste keer in de buik van [slachtoffer] stak.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de besluitvorming en de uitvoering van de geweldshandelingen tot stand zijn gekomen in een korte tijdspanne, terwijl het handelen van verdachte bovendien door gevoelens van heftige emotie werd beheerst. De escalatie die ontstond op het moment dat verdachte geconfronteerd werd met het aanstaande vertrek van [slachtoffer] en haar dochtertje, wijst op een op dat moment ontstane ogenblikkelijke gemoedsopwelling bij verdachte. De daarop volgende handelingen van het ophangen van de lampjes, het opsluiten van de hond en het sluiten van de deuren zijn voor verschillende interpretatie vatbaar en kunnen niet dienen als indicatie dat verdachte met voorbedachte raad zou hebben gehandeld. Dát verdachte handelde in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, wordt tot slot ondersteund door de heftigheid van het geweld en het hoge aantal gecentreerd toegebrachte messteken.
Alle hierboven genoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien brengen de rechtbank tot het oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De rechtbank zal verdachte dan ook, in overeenstemming met het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, vrijspreken van de onder 1 en 2 impliciet primair ten laste gelegde moord.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 17 juli 2017 te Lopik opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer] meerdere malen met een mes in het been en de rug en de buik gestoken en met een mouw van een jas verwurgd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
op 17 juli 2017 te Lopik opzettelijk zijn kind (die zich op dat moment nog als ongeboren/levensvatbare vrucht in de buik van de moeder [slachtoffer] bevond) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer] meerdere malen met een mes in het been en de rug en de buik gestoken en met een mouw van een jas verwurgd, waardoor die [slachtoffer] is overleden, tengevolge waarvan voornoemd kind (eveneens) is overleden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 en 2
telkens: doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Door psychiater M.R. Weeda is op 29 november 2017 een Pro Justitia rapport opgemaakt betreffende verdachte. De psychiater omschrijft dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis. Tevens is er een partner-relatieprobleem vastgesteld. Zowel de stoornis als het partner-relatieprobleem beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. D
eautismespectrumstoornis heeft verdachte duidelijk en in verregaande mate beperkt in de relatie met het slachtoffer. Zowel zijn gevoelens van onbegrip, machteloosheid, frustratie, krenking en woede, als zijn onvermogen deze heftige emoties te verdragen en te duiden, zijn te begrijpen vanuit de autismespectrumstoornis. Ook is hieruit te verklaren dat verdachte beperkt in staat was de ontstane crisissituatie te overzien, te analyseren en op te lossen. Dit leidt tot het advies om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
GZ-psycholoog B.Y. van Toorn komt in zijn Pro Justitia rapport van 23 november 2017 vanwege dezelfde redenen als de psychiater tot het advies om verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de voormelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Nu uit de rapportage of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 16 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te matigen. In strafverminderende zin moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder het ten laste gelegde is begaan, het blanco strafblad van verdachte, het lage recidiverisico en de verminderde toerekeningsvatbaarheid. Daarnaast heeft verdachte openheid van zaken gegeven en berouw getoond.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zijn zwangere vriendin op een gruwelijke wijze van het leven beroofd, waarbij hij tevens hun ongeboren, levensvatbare kind heeft gedood. Verdachte heeft [slachtoffer] een groot aantal messteken toegebracht, haar verwurgd en haar zwaargewond over het erf gesleept. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij als eerste via een onderhandse beweging op haar buik heeft ingestoken, terwijl hij wist dat zij 33 weken zwanger was van een op dat moment levensvatbaar kind. Dat verdachte tot deze handeling in staat is geweest, acht de rechtbank onvoorstelbaar. Het nog maar vier jaar oude dochtertje van [slachtoffer] , [B] , heeft moeten zien dat verdachte haar moeder vastpakte en daarbij een mes vasthield, waarna het geweld door verdachte, weliswaar uit het zicht maar in de nabijheid van [B] , plaatsvond. [B] heeft als gevolg van het handelen van verdachte posttraumatische stressklachten en moet verder door het leven als wees, en zonder haar broertje. Verdachte heeft met zijn handelen ook de andere nabestaanden veel leed toegebracht, zoals naar voren is gekomen uit de slachtofferverklaringen die de ouders van [slachtoffer] ter terechtzitting hebben voorgelezen. Het leven van de familie van de slachtoffers zal door deze vreselijke daad nooit meer hetzelfde zijn en zij zullen zonder hen verder moeten. Ten slotte is de rechtsorde door deze feiten zeer ernstig geschokt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft onderzocht of de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet worden opgelegd aan verdachte. Hierbij heeft de rechtbank gelet op de eensluidende adviezen van de psycholoog en de psychiater. Uit de risicotaxatie blijkt dat er nauwelijks risicofactoren zijn. Zowel de psychiater als de psycholoog schat de kans op recidive in als laag en daarom wordt geen interventieadvies met het oog op risicoreductie gegeven. Bovendien zijn de beïnvloedingsmogelijkheden zeer beperkt, nu een autismespectrumstoornis aangeboren en niet omkeerbaar is. Verdachte geeft, zo concluderen de deskundigen, geen blijk van leervermogen.
Onder deze omstandigheden is oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling niet aan de orde. Deze maatregel is immers in het bijzonder gericht op het beteugelen en terugdringen van het recidiverisico, hetgeen nu reeds wordt ingeschat als laag. Bovendien moet de maatregel noodzakelijk worden bevonden om de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen te waarborgen. Van deze noodzaak is niet gebleken. De rechtbank zal daarom de maatregel van terbeschikkingstelling niet aan verdachte opleggen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank allereerst gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, waarbij verdachte zoals hiervoor overwogen op een wrede wijze het leven van de slachtoffers heeft ontnomen. Alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur kan recht doen aan het onherstelbare leed dat door verdachte is aangericht.
Daarnaast betrekt de rechtbank in haar overweging dat verdachte in het verleden niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Zoals blijkt uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater is bij verdachte sprake van een autismespectrumstoornis en een partner-relatieprobleem. Verdachte moet als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. De bij verdachte geconstateerde problematiek heeft zijn gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. Deze omstandigheid weegt enigszins strafmatigend mee.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[B]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 40.000,00. Dit bedrag bestaat volledig uit immateriële schade, te weten € 20.000,00 aan shockschade en € 20.000,00 aan affectieschade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 30.976,87. Dit bedrag bestaat uit € 13.476,87 materiële schade en € 17.500,00 immateriële schade, te weten affectieschade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
[benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,00. Dit bedrag bestaat volledig uit immateriële schade, te weten affectieschade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
[benadeelde 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,00. Dit bedrag bestaat volledig uit immateriële schade, te weten affectieschade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
[benadeelde 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,00. Dit bedrag bestaat volledig uit immateriële schade, te weten affectieschade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
[benadeelde 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,00. Dit bedrag bestaat volledig uit immateriële schade, te weten affectieschade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
[benadeelde 6]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,00. Dit bedrag bestaat volledig uit immateriële schade, te weten affectieschade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
[benadeelde 7]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,00. Dit bedrag bestaat volledig uit immateriële schade, te weten affectieschade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen integraal moeten worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de door [benadeelde 1] gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft verzocht de door [B] gevorderde shockschade enigszins te matigen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de door alle benadeelde partijen gevorderde affectieschade primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu de behandeling van deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de huidige wetgeving op dit moment nog geen ruimte biedt om affectieschade toe te wijzen en dat om die reden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Affectieschade
Naar huidig Nederlands recht is de mogelijkheid voor vergoeding van immateriële schade in verband met verlies van een dierbare zeer beperkt. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan zogeheten shockschade voor vergoeding in aanmerking komen. Daaronder valt echter niet de immateriële schade die is veroorzaakt door het verdriet vanwege het overlijden van een dierbare (affectieschade).
Artikel 8 EVRM noopt - naar de Hoge Raad heeft geoordeeld in het Taxibusarrest - er niet toe dat in de wetgeving wordt voorzien in een recht op (immateriële) schadevergoeding aan de ouder die een kind verliest als gevolg van het onrechtmatig handelen of nalaten van een ander. De Hoge Raad voegde daar in het arrest Vilt (HR 2009: BI 8583) aan toe dat dit niet anders is, als het gaat om (immateriële) schadevergoeding aan de nabestaanden van een opzettelijk misdrijf.
Met betrekking tot de door de benadeelde partijen aangehaalde Richtlijn 2012/29 EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 14 november 2012, L 315) overweegt de rechtbank dat de implementatietermijn van deze richtlijn is verstreken, terwijl deze nog niet is omgezet in Nederlandse wet- en regelgeving. Dit heeft tot gevolg dat de Richtlijn in beginsel rechtstreekse werking heeft, maar alleen in verticale zin. Dit houdt in dat de Richtlijn alleen inroepbaar is tussen de burger en de overheid. Richtlijnen verkrijgen na het verstrijken van de implementatietermijn echter rechtens geen rechtstreekse horizontale werking. De Richtlijn kan dus niet tegen een burger of particulier ingezet worden. Reeds om die reden faalt het door de raadsvrouw bepleite rechtstreekse beroep op de Richtlijn en kunnen de vorderingen van de benadeelde partijen tot vergoeding van affectieschade (op dit moment) niet worden toegewezen.
Tot slot ziet de rechtbank ook in een beroep op het bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel “Vergoeding van affectieschade” geen ruimte om reeds thans tot vergoeding van affectieschade te komen. Zoals de Hoge Raad herhaalde malen heeft gesteld, heeft de rechter niet de vrijheid om, vooruitlopend op een eventueel door de wetgever door te voeren wijziging van de wet op dit punt, een zodanige vergoeding toe te kennen.
De rechtbank zal gelet op het bovenstaande de benadeelde partijen [B] , [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] en [benadeelde 7] niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering voor zover deze zien op het toekennen van schadevergoeding van zogenaamde affectieschade, nu de behandeling van deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarbij bepalen dat deze vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Shockschade benadeelde [B]
De schade voor zover die betrekking heeft op de shockschade ter hoogte van € 20.000,00 komt in zijn geheel voor vergoeding in aanmerking. Volgens vaste jurisprudentie moet voor toekenning van dergelijke schade sprake zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld voortvloeiend uit een hevige emotionele schok door het waarnemen van het misdrijf of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan, hetgeen zich met name voor zal doen indien sprake is van een nauwe (affectieve) band met degene die door het ongeval is gedood. Gelet op de onderbouwing van de vordering van [B] en de bijgevoegde stukken is daar naar het oordeel van de rechtbank sprake van. De rechtbank zal daarom de vordering tot een bedrag van € 20.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 juli 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [B] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 20.000,-,
te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 juli 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 135 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [B] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Materiële schade benadeelde [benadeelde 1]
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële schade ter hoogte van € 13.476,87 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 13.476,85, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 102 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
24c, 36f, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht,zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 2 impliciet primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
14 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [B]
  • wijst de vordering van [B] toe tot een bedrag van € 20.000,00 (zegge twintigduizend euro);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [B] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [B] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [B] aan de Staat € 20.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 135 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 13.476,87 (zegge dertienduizend vierhonderdzesenzeventig euro en zevenentachtig eurocent).
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 13.476,87 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 102 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • verklaart [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
  • verklaart [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
  • verklaart [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [benadeelde 6]
  • verklaart [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [benadeelde 7]
  • verklaart [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. V. van Dam en A. Blanke, rechters, in tegenwoordigheid van A.W. van Wijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2017 te Lopik, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade [slachtoffer] van het
leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg,
die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal,
(met kracht) met een mes, althans een dergelijk scherp (steek)voorwerp in de
benen en/of de rug en/of de buik en/of elders in het lichaam gestoken en/of
met een mouw van een jas verwurgd,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 17 juli 2017 te Lopik, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade zijn kind (die zich op dat
moment nog als ongeboren/levensvatbare vrucht in de buik van de moeder, [slachtoffer]
, bevond) van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg,
die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal,
(met kracht) met een mes, althans een dergelijk scherp (steek)voorwerp in de
benen en/of de rug en/of de buik en/of elders in het lichaam gestoken en/of
met een mouw van een jas verwurgd,
waardoor die [slachtoffer] is overleden, tengevolge waarvan voornoemd
kind (eveneens) is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 oktober 2017, genummerd PL0900-2017220563, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 250 tot en met 1017. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2017, pagina 389.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2017, pagina 394.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 december 2017.
5.Een geschrift, te weten een rapport pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van 10 november 2017, opgemaakt door B. Kubat, arts en patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 1001.
6.Een geschrift, te weten een rapport pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van 10 november 2017, opgemaakt door B. Kubat, arts en patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 1002.
7.Een geschrift, te weten een rapport pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van 10 november 2017, opgemaakt door B. Kubat, arts en patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 1003.
8.Een geschrift, te weten een rapport pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van 10 november 2017, opgemaakt door B. Kubat, arts en patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 1004.
9.Het voorlopig sectieverslag van 23 juli 2017, opgemaakt door B. Kubat en J. Fronczek, beiden arts en patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 956.
10.Een geschrift, te weten een rapport radiologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van 23 oktober 2017, opgemaakt door F. Bakers, radioloog bij Maastricht Universitair Medisch Centrum, pagina 15.
11.Een geschrift, te weten een rapport DNA-verwantschapsonderzoek naar aanleiding van een steekincident met dodelijk afloop in Lopik op 17 juli 2017 van 14 november 2017, opgemaakt door C.J. van Dongen van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 997.