ECLI:NL:RBMNE:2017:6326

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
450464 / HA RK 17-267
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek tegen kinderrechter in civiele procedure

Op 19 december 2017 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. P.W.G. de Beer, die als kinderrechter optrad in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend na een zitting op 24 november 2017, waar de verzoeker vond dat hij onvoldoende tijd had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen. De verzoeker had tijdens de zitting 25 minuten het woord gevoerd, waarna de rechter hem vroeg hoe lang hij nog nodig had. De verzoeker voelde zich hierdoor benadeeld en diende direct een wrakingsverzoek in.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de relevante jurisprudentie. De kamer oordeelde dat de rechter niet onpartijdig had gehandeld en dat de beslissing om de spreektijd te beperken niet onbegrijpelijk was. De rechter had de verzoeker uitgelegd dat de zitting beperkt in tijd was en dat alle partijen gelijke spreektijd dienden te krijgen. De wrakingskamer concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door de verzoeker waren aangevoerd, geen grond vormden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was.

Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. De zaak van de verzoeker met het kenmerk C/16/446145 / FO RK 17-1513 dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 450464 / HA RK 17-267
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
19 december 2017
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de zitting van 24 november 2017, op welke zitting verzoeker een verzoek tot wraking van mr. P.W.G. de Beer heeft ingediend;
  • een schriftelijke reactie van 28 november 2017 van mr. P.W.G. de Beer.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 5 december 2017 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. Mr. De Beer is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek en het verweer

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. P.W.G. de Beer als behandelend kinderrechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het kenmerk
C/16/446145 / FO RK 17-1513.
2.2.
Blijkens het van de zitting van 24 november 2017 opgemaakte proces-verbaal heeft verzoeker – zakelijk weergegeven – aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter hem niet voldoende tijd heeft gegeven om zijn standpunt naar voren te brengen door, nadat verzoeker enige tijd aan het woord was, te beslissen dat verzoeker hiervoor nog vijf minuten de tijd kreeg.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In het vervolg van deze beschikking zal nader op zijn schriftelijke reactie worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek
van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de
rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.4.
Over de inhoud van het wrakingsverzoek oordeelt de wrakingskamer als volgt. De door verzoeker aangehaalde beslissing is een procesbeslissing. Een procesbeslissing levert op zichzelf geen grond voor wraking op, tenzij deze beslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze niet anders kan worden verklaard dan vanuit een gebrek aan onpartijdigheid.
3.5.
In zijn schriftelijke reactie heeft de rechter naar voren gebracht dat voor de zitting 45 minuten waren uitgetrokken. Verzoeker voerde verweer door een voorbereide tekst voor te lezen. Er lag een stapel papieren voor hem waarvan de rechter niet kon zien welk gedeelte zou worden voorgelezen en welk gedeelte bijlagen betrof. Nadat verzoeker 25 minuten het woord had gevoerd en de rechter niet kon horen of verzoeker reeds tot een afronding zou komen, heeft de rechter hem gevraagd hoe lang verzoeker nog nodig zou hebben voor zijn verweer. Verzoeker heeft deze vraag toen niet beantwoord, maar heeft gevraagd wat de relevantie van de vraag was. De rechter heeft verzoeker uitgelegd dat een zitting beperkt in tijd is en dat ieder van de belanghebbenden dezelfde spreektijd zou moeten worden gegund. De rechter heeft verzoeker daarop kenbaar gemaakt dat hij nog vijf minuten de tijd had om zijn standpunt naar voren te brengen. Verzoeker heeft hierop de rechter direct gewraakt.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat de rechter heeft toegelicht waarom hij de door verzoeker genoemde procesbeslissing heeft genomen. Van een situatie dat de beslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze niet anders kan worden verklaard dan vanuit een gebrek aan onpartijdigheid is, mede gelet op deze toelichting, geen sprake. De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren dan ook geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking.
3.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Straf-, Familie- en Jeugdrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de zaak van verzoeker met het kenmerk C/16/446145 / FO RK 17-1513 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mr. M.J. Slootweg en
mr. I.P.H.M. Severeijns als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. N. Kruijswijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.