ECLI:NL:RBMNE:2017:6303

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
16/198118-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging na voetbalseizoen toernooi

Op 20 december 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats op 28 mei 2016 te Utrecht, na afloop van een toernooi ter afsluiting van het voetbalseizoen. De verdachte, onder invloed van alcohol, heeft samen met medeverdachten geweld gepleegd tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, waarbij hij onder andere met een stoel heeft geslagen en meerdere malen heeft gestompt en geschopt. De rechtbank achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding voor een deel toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/198118-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. F.M. van Lenthe, en van hetgeen verdachte en mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht, alsmede mr. M.P. de Klerk namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op 28 mei 2016 te Utrecht openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] ;
feit 2op 28 mei 2016 te Utrecht openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft de raadsman primair betoogd dat sprake is van tegenstrijdigheden in verklaringen waardoor de deelname van verdachte aan de openlijke geweldpleging niet overtuigend kan worden bewezen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat mocht de rechtbank van oordeel zijn dat verdachte betrokken is geweest bij dit incident, dan nog kan op basis van het dossier niets anders worden vastgesteld dan dat hij daar enkel fysiek aanwezig is geweest. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman primair aangevoerd dat, gelet op het gegeven dat de getuigen zelf ook een rol hebben gespeeld in het ten laste gelegde, zij onder invloed van alcohol waren en zij in de hectiek van het gebeuren niet alles gezien kunnen hebben, op basis van het wettig bewijs niet overtuigend kan worden vastgesteld wat er daadwerkelijk is gebeurd. Subsidiair heeft de raadsman, die tevens de verdediging voert in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] , naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld wie van de twee verdachten – mochten zij dit al zijn – de persoon in het zwart is die zou hebben geroepen dat aangever ‘nog niet genoeg had gehad’, zodat ook niet kan worden vastgesteld of een bijdrage van voldoende gewicht is geleverd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
[slachtoffer 2] (hierna: aangever) heeft aangifte gedaan van openlijke geweldpleging tegen personen, gepleegd op 28 mei 2016 aan de Laan van Maarschalkerweerd te Utrecht. [2] Aangever liep naar binnen en zag twee onbekende jongens naar hem toekomen. Eén van deze jongens pakte een stoel op, tilde deze in de lucht en zwiepte deze naar aangever. Aangever voelde dat de stoel vol op zijn hoofd en zijn rechterschouder werd geslagen. Aangever zag vervolgens dat hij (de rechtbank begrijpt: de jongen) weer een stoel oppakte en deze in de richting van aangever gooide. Deze stoel kwam op aangevers onderrug terecht. [3] Aangever heeft behoorlijke pijn in zijn bovenkaak aan de rechterzijde. [4]
Getuige [getuige 1] zag twee onbekende jongens achter [slachtoffer 2] aanlopen. Deze jongens gooiden en sloegen met een stoel. [5] De jongens sloegen [slachtoffer 2] opzettelijk met de vuisten. Zij raakten hem op zijn hoofd en lichaam. [6]
Bij de vechtpartij ter plaatse gekomen verbalisanten zagen [verdachte] en [medeverdachte 1] hen tegemoet komen lopen. [slachtoffer 2] wees [verdachte] en [medeverdachte 1] aan als personen die verantwoordelijk waren voor de aanval met de stoel. [7] [getuige 1] (de rechtbank begrijp: [getuige 1] vertelde dat hij getuige was geweest van de vechtpartij met de stoel. Hij wees [verdachte] en [medeverdachte 1] aan als de daders van de mishandeling. [8]
Bewijsoverwegingen
Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Beoordeeld zal moeten worden of de door verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Deze bijdrage zal in de regel worden geleverd door een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit. De rechtbank oordeelt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, namelijk door tezamen met de medeverdachte het slachtoffer meermalen met zijn vuisten te slaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op de tenlastegelegde openlijke geweldpleging. De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank wijst af het voorwaardelijk verzoek tot aanhouding van de zaak voor het horen van getuigen. Het betoog van de verdediging zoals weergegeven in rubriek 4.2 komt erop neer dat de voor het bewijs gebruikte getuigenverklaringen niet betrouwbaar zijn en dat de getuigen daarom zouden moeten worden gehoord. De rechtbank heeft echter geen reden aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen te twijfelen, nu deze elkaar over en weer ondersteunen. Gelet hierop is het niet noodzakelijk deze getuigen te horen.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
[slachtoffer 1] (hierna: aangever) heeft aangifte gedaan van openlijke geweldpleging tegen personen, gepleegd op 28 mei 2016 aan de Laan van Maarschalkerweerd te Utrecht. Aangever weet nog dat hij buiten liep, omdat hij bang was dat het in de kantine zou escaleren. Hij werd wakker in de ambulance. [9] Aangever heeft hevige hoofdpijn, pijn in zijn nek, pijn in zijn kaak, op zijn achterhoofd een bult en een hersenschudding. Hij kan zijn hoofd niet draaien. [10]
Getuige [getuige 2] verklaart dat hij zag dat [slachtoffer 1] door twee voor hem onbekende mannen door de bossage werd geduwd. [slachtoffer 1] kwam hierbij ten val en de twee duwende personen begonnen op [slachtoffer 1] in te schoppen. Zij raakte hem daarbij aan (de rechtbank leest: op) het hoofd en lichaam. Getuige [getuige 2] zag dat [slachtoffer 1] niet meer reageerde en mogelijk buiten bewustzijn was geraakt. [11] De personen kunnen als volgt worden omschreven: persoon 1: groene korte broek en een zwart T-shirt; persoon 2: wit
T-shirt met opdruk, tatoeage op de rechterbovenarm. [12] Ter plaatse gekomen verbalisanten hoorden [getuige 2] roepen: ‘dat zijn ze. Je moet hun hebben. Zij hebben ook geslagen’. De verbalisanten zagen dat [getuige 2] twee jongemannen aanwees. Eén van deze mannen bleek te zijn [verdachte] . [13]
Getuige [getuige 3] verklaart dat er een ruzie ontstond tussen drie onbekende jongens, twee leden van [voetbalclub] ( [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ) en teamleden van [voetbalclub] -5. Er werd gevochten tussen de leden van [voetbalclub] -5 en de drie onbekende jongens, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Toen de vechtpartij over was, zag getuige [getuige 3] dat [slachtoffer 1] knock-out op de grond lag. [14] Onbekende jongen 1 had rood haar en was gekleed in een zwart shirt met glitteropdruk. Onbekende jongen 2 was gekleed in een zwart shirt met glitteropdruk. [15]
Getuige [slachtoffer 2] zag dat een jongen samen met een jongen met een groene broek en [medeverdachte 3] opeens naar [slachtoffer 1] gingen. Er waren nog twee jongens bij. Zij waren dus met zijn vijven. Getuige [slachtoffer 2] zag dat ze hem (de rechtbank begrijpt:
[slachtoffer 1] ) te lijf gingen. Zij maakten slaande bewegingen en schopten naar [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] werd hierbij geraakt. [slachtoffer 1] ging naar de grond en getuige [slachtoffer 2] zag dat hij knock-out was. De jongens bleven schoppen en slaan terwijl [slachtoffer 1] al op de grond lag. [16] Dit gebeurde met veel kracht. [17]
Getuige [getuige 4] zag [slachtoffer 1] voor het clubgebouw lopen. Hij hoorde twee jongens, beiden gekleed in een zwarte blouse met glitters, zeggen: ‘hij heeft nog niet genoeg klappen gehad’. Getuige [getuige 4] zag een van de jongens met de zwarte blouse en glitters naar [slachtoffer 1] wees. Deze jongen had rood haar. Volgens getuige [getuige 4] is de andere jongen met de zwarte blouse het neefje van de roodharige jongen. De twee neefjes zijn direct toen de politie kwam aangesproken. [18]
Bij de vechtpartij ter plaatse gekomen verbalisanten zagen [verdachte] en [medeverdachte 1] hen tegemoet komen lopen. De jongens werden staande gehouden. Beide jongens waren in het zwart gekleed. [medeverdachte 1] heeft rood haar. [19]
Bewijsoverwegingen
Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Beoordeeld zal moeten worden of de door verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Deze bijdrage zal in de regel worden geleverd door een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit. De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat alle vijf genoemde personen een bijdrage hebben geleverd aan het geweld. Zij gingen gezamenlijk het slachtoffer te lijf, maakten slaande bewegingen en schopten naar het slachtoffer, ook op het moment dat het slachtoffer al naar de grond is gegaan. Verdachte was één van deze vijf personen. Het door de raadsman gevoerde verweer dat slechts sprake is van twee personen, niet zijnde verdachte, die deelnemen aan de openlijke geweldpleging wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Getuige [getuige 2] is de enige die dit in eerste instantie heeft verklaard. Aan ter plaatse gekomen verbalisanten wijst hij echter nog twee andere personen aan die hebben deelgenomen aan de openlijke geweldpleging. Uit zijn verklaring blijkt voorts dat hij slechts getuige is geweest van de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] , waardoor hij deze – tenlastegelegde – geweldpleging niet met een eventuele andere kan verwarren. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op de tenlastegelegde openlijke geweldpleging en dat hij daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd. Niet gesteld, noch gebleken is dat verdachte onvrijwillig in de dadergroep verzeild is geraakt, zich niet meer van de gebeurtenissen heeft kunnen distantiëren of de situatie heeft geprobeerd te sussen. De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank wijst af het voorwaardelijk verzoek tot aanhouding van de zaak voor het horen van getuigen. Gelet op de overige bewijsmiddelen in het dossier acht de rechtbank dit voor de volledigheid van het onderzoek niet noodzakelijk.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
op 28 mei 2016 te Utrecht openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Laan van Maarschalkerweerd, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het:
-slaan met een stoel tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en
-gooien van een stoel tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en
-meerdere malen slaan/stompen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] ;
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
op 28 mei 2016 te Utrecht openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Laan van Maarschalkerweerd, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het:
-meerdere malen slaan of stompen en trappen of schoppen van die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en lichaam en
-duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen; en
feit 2openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 180 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis;
- een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat in het geval van strafoplegging aansluiting dient te worden gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten betreffende openlijke geweldpleging zonder lichamelijk letsel tot gevolg. Immers kan de strafverzwaring ziende op het veroorzaken van enig lichamelijk letsel alleen dan wordt toegepast indien is gebleken dat het verdachte is geweest die dit letsel heeft veroorzaakt. De raadsman verzoekt voorts in strafverminderende zin mee te wegen dat het oudere feiten betreft.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Na afloop van een toernooi dat ter feestelijke afsluiting van het voetbalseizoen diende, heeft verdachte zich onder invloed van een flinke hoeveelheid alcohol schuldig gemaakt aan twee openlijke geweldplegingen. Deze geweldplegingen vonden plaats in een reeks van overige, door anderen begane geweldplegingen. Door zijn handelen is verdachte medeverantwoordelijk voor de nare bijsmaak die genoemd toernooi bij velen heeft veroorzaakt. Feiten als het onderhavige maken inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2017 blijkt dat verdachte recentelijk niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
In haar oordeel heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, namelijk op de sportclub na een gezellig samenzijn en onder invloed van een flinke hoeveelheid alcohol. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met het gegeven dat de feiten meer dan anderhalf jaar geleden hebben plaatsgevonden. Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een werkstraf voor de duur van 180 uren, met aftrek van voorarrest, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis en oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.799,90. Dit bedrag bestaat uit € 416,90 aan materiële schade en € 1.383,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in het geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met (hoofdelijke) toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde niet-ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld of de schade rechtstreeks voortvloeit uit gedragingen die verdachte verweten kunnen worden. Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2. bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.166,90 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 416,90 vanaf 7 juli 2017 en over het bedrag van € 750,- vanaf 28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling. Genoemd bedrag bestaat uit € 416,90 materiële schade en € 750,- immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel, ziende op de immateriële schade, van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 1.166,90, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 416,90 vanaf 7 juli 2017 en over het bedrag van € 750,- vanaf 28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld door 23 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 63 en 141van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6. is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 416,90 vanaf 7 juli 2017 en over het bedrag van € 750,- vanaf 28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling. Indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, zal verdachte (in zoverre) van deze verplichting zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.166,90 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 416,90 vanaf 7 juli 2017 en over het bedrag van € 750,- vanaf
28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling. Deze verplichting dient bij niet betaling te worden aangevuld met 23 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. G.A. Bos en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Kruijswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 mei 2016 te Utrecht openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Laan van Maarschalkerweerd, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats, het terrein van Voetbalvereniging [voetbalclub] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het:
-slaan met een stoel tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
-gooien van een stoel tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
-één of meerdere malen slaan/stompen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] ;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 28 mei 2016 te Utrecht openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Laan van Maarschalkerweerd, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats, het terrein van Voetbalvereniging [voetbalclub] in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het:
-één of meerdere malen slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen van die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en/of tegen/op het lichaam en/of
-één of meerdere malen duwen tegen en/of trekken aan het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 oktober 2016, genummerd
2.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 199.
3.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 200.
4.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 201.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 207.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 208.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 42.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 43.
9.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 180.
10.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 181.
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 185.
12.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 186.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 49.
14.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 194
15.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 193.
16.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 200.
17.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 201.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 40.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 42.