ECLI:NL:RBMNE:2017:6302

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
16/198140-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling na voetbaltoernooi onder invloed van alcohol

Op 20 december 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan mishandeling na een voetbaltoernooi. De mishandeling vond plaats op 28 mei 2016 te Utrecht, waarbij de verdachte, onder invloed van alcohol, het slachtoffer meerdere malen heeft geslagen. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 6 december 2017, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat het beroep op noodweer niet kon worden aangenomen, omdat de verdachte niet in een situatie verkeerde van een wederrechtelijke aanranding. De rechtbank achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan de mishandeling en legde een taakstraf van 60 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die als gevolg van de mishandeling schade had geleden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, waaronder de invloed van alcohol en de rol van de verdachte als medeorganisator van het toernooi. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldpleging, zelfs in een sportieve context, en de verantwoordelijkheid van de dader voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/198140-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. F.M. van Lenthe, en van hetgeen verdachte en mr. S.D. Groen, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 28 mei 2016 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken nu sprake is geweest van noodweer dan wel noodweerexces. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is geweest van een wederrechtelijke aanranding doordat verdachte in een conflict vanuit het niets van achteren is vastgegrepen en naar de grond is getrokken. Voor verdachte was niet duidelijk waarom hij werd vastgegrepen en door hoeveel personen dit gebeurde. Hij kon niet anders dan zijn belager uitschakelen om daarna zo snel mogelijk weg te komen. Gegeven de situatie voldeed zijn gedraging aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] (hierna: aangever) heeft aangifte gedaan van een incident dat plaatsvond op 28 mei 2016 te Utrecht. Aangever ziet [verdachte] , hij zit in [voetbalclub] -4, een slaande beweging maken naar iemand. Aangever heeft hem (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) toen [2] van de zijkant met beide armen omarmd en vastgepakt. Zij zijn toen samen op de grond gevallen. Aangever kreeg toen klappen. Hij voelde harde vuistslagen rechts in zijn nek en op zijn hoofd. Dit deed pijn. Aangever had later ook een bloedneus. [3]
Getuige [getuige 1] zag dat [slachtoffer] samen met [verdachte] op de grond lag. [verdachte] speelt in het 4e elftal van [voetbalclub] . Getuige [getuige 1] zag [verdachte] met gebalde vuist op [slachtoffer] inslaan. [verdachte] haalde zeker vier keer uit naar [slachtoffer] . [verdachte] probeerde om [slachtoffer] hard te raken. [4]
Getuige [getuige 2] zag [verdachte] en [slachtoffer] op de grond vallen. [verdachte] hield zijn armen in de lucht alsof hij wilde gaan slaan. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, op het moment dat hij werd vastgegrepen, om zich heen heeft geslagen en klappen heeft uitgedeeld. [6]
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op noodweer aannemelijk dient te zijn geworden dat verdachte zich in een situatie bevond waarin hij niet anders kon handelen dan zich te verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Deze verdediging mag voorts de grenzen van het redelijke en noodzakelijke niet hebben overschreden. De rechtbank oordeelt dat uit de feiten en omstandigheden, zoals deze uit het dossier blijken, in het geheel niet kan worden afgeleid dat sprake is geweest van een situatie waarin verdachte blootstond aan een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Voor zover het vastpakken van verdachte door aangever als aanranding zou kunnen worden beschouwd, dan geldt dat die aanranding in ieder geval niet wederrechtelijk is. Aangever pakte verdachte immers vast omdat hij een slaande bewegingen maakte naar iemand. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen. Nu geen sprake is een noodweersituatie wordt eveneens het beroep op noodweerexces verworpen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 28 mei 2016 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere malen te slaan/stompen tegen het gezicht/hoofd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 60 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht in de strafmaat rekening te houden met verdachtes beperkte rol in het conflict en met wat een strafoplegging voor het al dan niet verkrijgen van een Verklaring Omtrent het Gedrag kan betekenen. De raadsman heeft voorts verwezen naar de LOVS-oriëntatiepunten, waarin staat weergegeven dat voor mishandeling een geldboete wordt opgelegd, al dan niet in combinatie met een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Na afloop van een toernooi dat ter feestelijke afsluiting van het voetbalseizoen diende, heeft verdachte zich onder invloed van een flinke hoeveelheid alcohol schuldig gemaakt aan mishandeling. Deze mishandeling vond plaats in een reeks van overige, door anderen begane geweldplegingen. Door zijn handelen is verdachte medeverantwoordelijk voor de nare bijsmaak die genoemd toernooi bij velen heeft veroorzaakt. Dat verdachte bovendien medeorganisator van dit toernooi was, maakt dat de rechtbank dit gedrag extra kwalijk vindt. Met zijn handelen heeft verdachte het slachtoffer letsel (lichte hersenschudding en bloedneus) toegebracht en inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2017 blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Gelet op de omstandigheden waaronder verdachte het feit heeft begaan, op de sportclub na een gezellig samenzijn en onder invloed van een flinke hoeveelheid alcohol, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een geldboete, ook niet indien hierbij een voorwaardelijke taakstraf wordt opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 30 dagen hechtenis, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 1.254,44. Dit bedrag bestaat uit € 904,44 materiële schade en € 350,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren wat betreft de reparatiekosten van de mobiele telefoon. Niet duidelijk is gebleken of er een verband is tussen deze schade en het tenlastegelegde. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de vordering voor het overige toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde niet-ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman naar voren gebracht dat onvoldoende is onderbouwd wat het verband is tussen het tenlastegelegde en de schade aan de mobiele telefoon. Dit deel van de vordering dient om die reden te worden afgewezen. Het overige gedeelte dient te worden gematigd nu deels sprake is van eigen schuld van de benadeelde.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 893,86 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 543,86 vanaf 1 oktober 2016 en over het bedrag van € 350,- vanaf 28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling. Genoemd bedrag bestaat uit € 543,86 materiële schade (de rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor een causaal verband tussen de gestelde schade aan de mobiele telefoon van aangever en het strafbare feit) en € 350,- immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, ziende op de reparatiekosten van de telefoon, niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 893,86, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 543,86 vanaf 1 oktober 2016 en over het bedrag van € 350,- vanaf 28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld door 17 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6. is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van
€ 543,86 vanaf 1 oktober 2016 en over het bedrag van € 350,- vanaf 28 mei 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 893,86 te betalen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 543,86 vanaf 2 december 2016 en over het bedrag van € 350,- vanaf
28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 17 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. G.A. Bos en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Kruijswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 mei 2016 te Utrecht, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] één of meerdere malen te slaan/stompen in/tegen het gezicht/hoofd, althans tegen/op het lichaam;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 oktober 2016, genummerd
2.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 209.
3.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 210.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 217.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 219.
6.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 6 december 2017.