ECLI:NL:RBMNE:2017:6301

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
16/198135-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en mishandeling na voetbalseizoen afsluiting

Op 20 december 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich na een voetbalevenement onder invloed van alcohol schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en mishandeling. De feiten vonden plaats op 28 mei 2016 in Utrecht, waar de verdachte samen met anderen betrokken was bij een gewelddadig incident. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen drie slachtoffers, waarbij hij hen heeft geslagen, geschopt en mishandeld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsvorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van zijn daden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn blanco strafblad en de invloed van alcohol op zijn gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/198135-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. F.M. van Lenthe, en van hetgeen verdachte en mr. A.P. van Stralen, advocaat te Utrecht, alsmede mr. M.P. de Klerk namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op 28 mei 2016 te Utrecht openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ;
feit 2op 28 mei 2016 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld; en
feit 3op 28 mei 2016 te Utrecht openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem onder 1. en 3. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Wat betreft het onder 1. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er wellicht wettig bewijs is, maar dat dit, gelet op tegenstrijdigheden, niet tot de overtuiging kan leiden dat verdachte een aandeel in de openlijke geweldpleging heeft gehad. Wat betreft het onder 3. ten laste gelegde is er voor de betrokkenheid van verdachte slechts sprake van één bewijsmiddel. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu sprake is van noodweer dan wel noodweerexces.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
[slachtoffer 1] (hierna: aangever) heeft aangifte gedaan van openlijke geweldpleging tegen personen, gepleegd op 28 mei 2016 aan de Laan van Maarschalkerweerd te Utrecht. Aangever weet nog dat hij buiten liep, omdat hij bang was dat het in de kantine zou escaleren. Hij werd wakker in de ambulance. [2] Aangever heeft hevige hoofdpijn, pijn in zijn nek, pijn in zijn kaak, op zijn achterhoofd een bult en een hersenschudding. Hij kan zijn hoofd niet draaien. [3]
Getuige [getuige 1] verklaart dat hij zag dat [slachtoffer 1] door twee voor hem onbekende mannen door de bossage werd geduwd. [slachtoffer 1] kwam hierbij ten val en de twee duwende personen begonnen op [slachtoffer 1] in te schoppen. Zij raakte hem daarbij aan (de rechtbank leest: op) het hoofd en lichaam. Getuige [getuige 1] zag dat [slachtoffer 1] niet meer reageerde en mogelijk buiten bewustzijn was geraakt. [4] Ter plaatse gekomen verbalisanten hoorden [getuige 1] roepen: ‘dat zijn ze. Je moet hun hebben. Zij hebben ook geslagen’. De verbalisanten zagen dat [getuige 1] twee jongemannen aanwees. [5]
Getuige [getuige 2] verklaart dat er een ruzie ontstond tussen drie onbekende jongens, twee leden van [voetbalclub] ( [medeverdachte] en [verdachte] ) en teamleden van [voetbalclub] -5. Getuige [getuige 2] dacht dat de twee leden van [voetbalclub] ( [medeverdachte] en [verdachte] ) de drie onbekende jongens kenden. Er werd gevochten tussen de leden van [voetbalclub] -5 en de drie onbekende jongens, [verdachte] en [medeverdachte] . Toen de vechtpartij over was, zag getuige [getuige 2] dat [slachtoffer 1] knock-out op de grond lag. [6]
Getuige [getuige 3] zag dat een jongen samen met een jongen met een groene broek en [verdachte] opeens naar [slachtoffer 1] gingen. Er waren nog twee jongens bij. Zij waren dus met zijn vijven. Getuige [getuige 3] zag dat ze hem (de rechtbank begrijpt:
[slachtoffer 1] ) te lijf gingen. Zij maakten slaande bewegingen en schopten naar [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] werd hierbij geraakt. [slachtoffer 1] ging naar de grond en getuige [getuige 3] zag dat hij knock-out was. De jongens bleven schoppen en slaan terwijl [slachtoffer 1] al op de grond lag. [7] Dit gebeurde met veel kracht. [8]
Bewijsoverweging
Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Beoordeeld zal moeten worden of de door verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Deze bijdrage zal in de regel worden geleverd door een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit. De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat alle vijf genoemde personen een bijdrage hebben geleverd aan het geweld. Zij gingen gezamenlijk het slachtoffer te lijf, maakten slaande bewegingen en schopten naar het slachtoffer. Verdachte was één van deze vijf personen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op de tenlastegelegde openlijke geweldpleging en dat hij daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd. Niet gesteld, noch gebleken is dat verdachte onvrijwillig in de dadergroep verzeild is geraakt, zich niet meer van de gebeurtenissen heeft kunnen distantiëren of de situatie heeft geprobeerd te sussen. De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
[slachtoffer 2] (hierna: aangever) heeft aangifte gedaan van een incident dat plaatsvond op 28 mei 2016 te Utrecht. Aangever zag dat twee mannen aan het vechten waren met
[slachtoffer 3] . Aangever heeft één van de twee mannen van [slachtoffer 3] afgetrokken. De man trok aangever aan zijn haar naar achteren [9] en aangever voelde vuistslagen op zijn hoofd. Tevens voelde aangever dat de man hem meerdere kopstoten tegen zijn hoofd gaf. Deze kwamen op de neus van aangever terecht. De man speelt in het eerste van [voetbalclub] . Aangever heeft op Facebook naar een foto van [verdachte] gezocht en herkende hem als de jongen die hem geslagen had. Aangever heeft een gezwollen jukbeen, een dikke lip en heeft een bloedneus gehad. [10] Er bestond een verdenking van een neusfractuur. [11]
Getuige [getuige 4] zag dat [slachtoffer 2] van [verdachte] klappen kreeg. [verdachte] speelt in het eerste elftal van [voetbalclub] . Getuige [getuige 4] zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] aan zijn haren naar achteren trok en hem met gebalde vuist en met kracht op het gezicht sloeg. Hij (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) sloeg zeker drie keer op het gezicht van [slachtoffer 2] . [12]
Getuige [getuige 5] zag dat er een opstootje was. Zij zag meerdere mensen, waaronder
[verdachte] en [slachtoffer 2] . Zij zag dat [slachtoffer 2] zijn arm op de nek van [verdachte] sloeg om hem uit de groep te trekken. Vervolgens pakte [verdachte] [slachtoffer 2] bij zijn haren en stompte hem meerdere keren op zijn gezicht. [13]
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op noodweer aannemelijk dient te zijn geworden dat verdachte zich in een situatie bevond waarin hij niet anders kon handelen dan zich te verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Deze verdediging mag voorts de grenzen van het redelijke en noodzakelijke niet hebben overschreden. De rechtbank oordeelt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat geen sprake is geweest van een wederrechtelijke aanranding. Immers was het verdachte die tegen een persoon geweld aan het plegen was. Aangever heeft verdachte hier slechts van proberen te weerhouden. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen. Nu geen sprake is een noodweersituatie wordt eveneens het beroep op noodweerexces verworpen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
[slachtoffer 3] (hierna: aangever) heeft aangifte gedaan van openlijke geweldpleging tegen personen, gepleegd op 28 mei 2016 aan de Laan van Maarschalkerweerd te Utrecht. [14] Aangever stond met een jongen met een tenger postuur te praten. Hij denkt iets verkeerds te hebben gezegd, want ineens voelde hij een vuistslag op zijn mond. Er kwam toen een jongen hem (de rechtbank begrijpt: de jongen met een tenger postuur) helpen. Zij duwden aangever beiden. [slachtoffer 2] heeft toen iemand van aangever afgetrokken. Dit was niet de tengere, maar een andere persoon. [15]
Getuige [slachtoffer 2] verklaart dat hij zag dat twee mannen aan het vechten waren met [slachtoffer 3] . Getuige [slachtoffer 2] heeft één van de twee mannen van [slachtoffer 3] afgetrokken. [16] Getuige [slachtoffer 2] heeft op Facebook naar een foto van [verdachte] gezocht en herkende hem als de jongen. [17]
Bewijsoverweging
Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Beoordeeld zal moeten worden of de door verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Deze bijdrage zal in de regel worden geleverd door een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit. De rechtbank oordeelt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, namelijk door tezamen met de medeverdachte het slachtoffer te duwen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op de tenlastegelegde openlijke geweldpleging. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat niet is voldaan aan het bewijsminimum nu slechts sprake is van één bewijsmiddel waaruit de betrokkenheid van verdachte blijkt. Immers hoeft niet ieder onderdeel van de tenlastelegging door twee of meer bewijsmiddelen te worden gedekt. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , bestaande dit geweld uit het duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] . De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan het geweld bestaande uit het slaan of stompen van die [slachtoffer 3] . Immers blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte pas nadat [slachtoffer 3] door een persoon is geslagen, betrokken is geraakt bij het incident. De rechtbank spreekt verdachte van genoemd onderdeel vrij.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
op 28 mei 2016 te Utrecht openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Laan van Maarschalkerweerd, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit:
-het meerdere malen slaan of stompen en trappen of schoppen van die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en lichaam en
-duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
op 28 mei 2016 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meerdere malen te slaan of stompen tegen het hoofd en door aan de haren te trekken van die [slachtoffer 2] en door die [slachtoffer 2] meerdere kopstoten te geven tegen het hoofd;
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
op 28 mei 2016 te Utrecht openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Laan van Maarschalkerweerd, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het:
-duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2mishandeling; en
feit 3openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 180 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis;
- een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht in de strafmaat rekening te houden met het gegeven dat verdachte een blanco justitiële documentatie heeft, dat hij nog studeert, dat het een groepsincident betreft en dat verdachte voor dit incident al vier dagen in voorarrest heeft gezeten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Na afloop van een toernooi dat ter feestelijke afsluiting van het voetbalseizoen diende, heeft verdachte zich onder invloed van een flinke hoeveelheid alcohol schuldig gemaakt aan twee openlijke geweldplegingen en een mishandeling. Deze geweldplegingen vonden plaats in een reeks van overige, door anderen begane geweldplegingen. Door zijn handelen is verdachte medeverantwoordelijk voor de nare bijsmaak die genoemd toernooi bij velen heeft veroorzaakt. Het is bovendien zorgelijk dat ook verdachten die hun leven goed op orde lijken te hebben, zich in situaties als deze niet kunnen beheersen en hun baan, opleiding of toekomstperspectief in gevaar brengen door deel te nemen aan openlijke geweldpleging. Feiten als het onderhavige maken inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2017 blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
In haar oordeel heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, namelijk op de sportclub na een gezellig samenzijn en onder invloed van een flinke hoeveelheid alcohol. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met het gegeven dat de feiten meer dan anderhalf jaar geleden hebben plaatsgevonden. Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een werkstraf voor de duur van 180 uren, met aftrek van voorarrest, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis en oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.799,90. Dit bedrag bestaat uit € 416,90 aan materiële schade en € 1.383,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 844,33. Dit bedrag bestaat uit € 394,33 aan materiele schade en € 450,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd zowel de vordering van [slachtoffer 1] als die van
[slachtoffer 2] geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel (dit laatste met uitzondering van de door [slachtoffer 2] gevorderde proceskosten). Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gevorderd deze hoofdelijk toe te wijzen en ook de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toe te passen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelden niet-ontvankelijk in hun vordering dienen te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak dan wel het bepleite ontslag van alle rechtsvervolging. Indien sprake is van een bewezenverklaring, refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1. bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.166,90 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 416,90 vanaf 7 juli 2017 en over het bedrag van € 750,- vanaf 28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling. Genoemd bedrag bestaat uit € 416,90 materiële schade en € 750,- immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel, ziende op de immateriële schade, van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 1.166,90, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 416,90 vanaf 7 juli 2017 en over het bedrag van € 750,- vanaf 28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld door 23 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Vaststaat dat de benadeelde partij,
[slachtoffer 2], als gevolg van het hiervoor onder 2. bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 744,33 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 394,33 vanaf
24 juni 2016 en over het bedrag van € 350,- vanaf 28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling. Genoemd bedrag bestaat uit € 394,33 materiële schade en € 350,- immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 15,18.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 744,33, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 394,33 vanaf 24 juni 2016 en over het bedrag van € 350,- vanaf 28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld door 14 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6. is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 416,90 vanaf 7 juli 2017 en over het bedrag van € 750,- vanaf 28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling. Indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, zal verdachte (in zoverre) van deze verplichting zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.166,90 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 416,90 vanaf 7 juli 2017 en over het bedrag van € 750,- vanaf
28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling. Deze verplichting dient bij niet betaling te worden aangevuld met 23 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van
€ 394,33 vanaf 24 juni 2016 en over het bedrag van € 350,- vanaf 28 mei 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 15,18;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 744,33 te betalen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 394,33 vanaf 24 juni 2016 en over het bedrag van € 350,- vanaf
28 mei 2016, tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met
14 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. G.A. Bos en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Kruijswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 mei 2016 te Utrecht openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Laan van Maarschalkerweerd, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats, het terrein van Voetbalvereniging [voetbalclub] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit:
-het één of meerdere malen slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen van die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en/of lichaam en/of
-één of meerdere malen duwen tegen en/of trekken aan het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 28 mei 2016 te Utrecht, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] één of meerdere malen te slaan en/of stompen tegen het hoofd, althans tegen/op het lichaam en/of door aan de haren te trekken van die [slachtoffer 2] en/of door die [slachtoffer 2] één of meerdere kopstoten te geven tegen het hoofd;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 28 mei 2016 te Utrecht openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Laan van Maarschalkerweerd, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats, het terrein van Voetbalvereniging [voetbalclub] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het:
-slaan en/of stompen van die [slachtoffer 3] op/tegen het hoofd, althans het lichaam en/of
-duwen en/of trekken tegen/aan het lichaam die [slachtoffer 3] ;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 oktober 2016, genummerd
2.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 180.
3.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 181.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 185.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 49.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 194
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 200.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 201.
9.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 221.
10.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 222.
11.Bijlage bij een proces-verbaal van aangifte, pagina 224.
12.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 217.
13.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 219.
14.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 226.
15.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 227.
16.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 221.
17.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 222.