Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
Evaluatie:
(…) De status praesens weet ik alleen via mailcontact, ik heb [voornaam van verzoekster] sinds juli 2014 niet meer gezien. (…) Ze geeft aan in het dagelijks leven alles te kunnen doen. Na een lange week met zware tassen merkt ze dit aan haar nek. Zwaar tillen en stofzuigen ervaart ze als belastend voor de nek evenals een paar uur winkelen.”
N.a.v. ons gesprek over jouw ongeluk en de consequenties daarvan voor jouw functioneren. Hebben wij besloten om jou tentamenfaciliteiten te verlenen. Je ontvangt verlening van de tentamentijd, zodat je tussendoor – in de tentamenruimte – even kunt bewegen. Deze ‘pauze’ is nodig om vervolgens weer geconcentreerd en in de goede houding aan de toets te kunnen werken. (…)”
(…) Als (…) duidelijk wordt dat er sprake is van nog steeds feitelijke beperkingen, dan kan er uiteraard niet afgewikkeld worden op basis van tijdelijke beperkingen, gezien ook de inmiddels 3½ jaar verstreken tijd sinds het ongeval. Volledig herstel kan dan aannemelijk niet meer worden verwacht en de resterende beperkingen van de whiplash associated disorder ten gevolge van het ongeval dienen dan ingeschat te worden. (…)
(…) Betrokkene heeft ondanks haar klachten toch haar rijexamen en het eindexamen van haar MBO opleiding gehaald in 2013, en is vervolgens aan een HBO opleiding begonnen, die ook naar wens verliep. De medische informatie is beperkt tot de periode vanaf het ongeval tot maart 2014.
Je hebt op 10 februari 2017 een aanvraag ingediend om het recht op studiefinanciering hoger onderwijs te verlengen met 12 maanden in verband met je handicap of ziekte. Dit verzoek is toegekend.”
2. Sinds het moment van het ongeval is er ruim 4,5 jaar verstreken. Duidelijk is geworden dat partijen minnelijk niet tot overeenstemming kunnen komen voor wat betreft de omvang van de schade van [verzoekster] . Partijen zijn het niet eens over met name de causaliteit tussen de gestelde klachten en beperkingen en het ongeval.
1) ASR met betaling van een bedrag van € 7.251,12 – dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag – aan haar verplichting ingevolge art. 6:98 BW jegens [verzoekster] heeft voldaan,
ASR met betaling van een bedrag van € 9.677,72, vermeerderd met een aanvullende betaling van € 500,00 – dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag – aan haar verplichting ingevolge art. 6:96 lid 2 BW jegens (de belangenbehartiger van) [verzoekster] heeft voldaan,
de kosten van deze procedure worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.”