Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Kwalificatie
NS Fiets en de V.S.R.E. streven ernaar de [(naam verzoekster sub 1 in het verzoek/verweerster sub 1 in het voorwaardelijk tegenverzoek)-winkel] als een kwalitatief goed reparatie-, verhuur- en verkooppunt van fietsen/accessoires neer te zetten. De [(naam verzoekster sub 1 in het verzoek/verweerster sub 1 in het voorwaardelijk tegenverzoek)-winkel] moet bijdragen aan de professionele uitstraling van de bewaakte fietsenstallingen. Middels deze winkels wil NS Fiets op een eenduidige manier service verlenen en activiteiten aanbieden aan haar klanten. De [(naam verzoekster sub 1 in het verzoek/verweerster sub 1 in het voorwaardelijk tegenverzoek)-winkel] moet een open, veilige en prettige omgeving zijn waar klanten worden geholpen tegen redelijke prijzen op een goed zichtbare locatie door deskundig en klantvriendelijk personeel.”In de modelovereenkomst van 2007 is bovendien die samenhang nog eens uitdrukkelijk bevestigd; opgenomen is dat het beheer van de stalling en de bedrijfsvoering van de ondernemer in de gehuurde bedrijfsruimte onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Niet valt in te zien dat dit ten tijde van het sluiten van de exploitatieovereenkomst anders lag. [verzoekster sub 1 in het verzoek/verweerster sub 1 in het voorwaardelijk tegenverzoek] c.s. heeft onvoldoende betwist betoogd dat de exploitant uit de inkomsten van de stallingactiviteiten alleen geen onderneming kon en kan drijven.
u bent van mening dat een dergelijke loskoppeling van de activiteiten van de exploitanten niet mogelijk is.” Deze samenhang vindt verder zijn bevestiging in de aanvraag van NS Stations van 7 juni 1995 met betrekking tot de ontwikkeling van de formule voor de rijwielshop (productie 9 van [verzoekster sub 1 in het verzoek/verweerster sub 1 in het voorwaardelijk tegenverzoek] c.s.), in de huisstijl- en formule manual [naam verzoekster sub 1 in het verzoek/verweerster sub 1 in het voorwaardelijk tegenverzoek] van mei 2007 (productie 12 van [verzoekster sub 1 in het verzoek/verweerster sub 1 in het voorwaardelijk tegenverzoek] c.s.) en in de daarop ontwikkelde modelovereenkomst, eveneens uit 2007 (productie 17 van [verzoekster sub 1 in het verzoek/verweerster sub 1 in het voorwaardelijk tegenverzoek] c.s.). Naar het oordeel van de kantonrechter mochten partijen over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen opmaken dat er een aanvullende en gelijkwaardige samenhang bestond tussen de commerciële activiteiten en de stallingsactiviteiten. Mede nu de overeenkomst van jaar tot jaar werd verlengd, zijn ook de verklaringen en gedragingen van partijen na het sluiten van de tweede, op 1 december 2009 aangegane overeenkomst van belang voor het bepalen wat partijen (steeds) voor ogen stond. Uit de door [verzoekster sub 1 in het verzoek/verweerster sub 1 in het voorwaardelijk tegenverzoek] c.s. overgelegde omzetcijfers over de periode 2009 tot en met 2015 blijkt eveneens genoegzaam dat de beheerder voor de levensvatbaarheid van zijn onderneming afhankelijk is van het exploiteren van de commerciële ruimte. Het aantal vierkante meters (stalling 1.114 m2 en commerciële ruimte 117m2) speelt, anders dan NS Fiets c.s. heeft betoogd, bij de beoordeling van welk regime overheerst geen doorslaggevende rol. De kantonrechter is van oordeel, zoals hierboven reeds is overwogen, dat beide activiteiten elkaar in gelijke zin aanvullen, zodat de overeenkomst van opdracht/lastgeving ten aanzien van de stalling noch de huurovereenkomst ten aanzien van de commerciële ruimte de ander overheerst. Bij de beoordeling welke (opzeggings)bepalingen dienen te prevaleren, die van opdracht/lastgeving of die van huur bedrijfsruimte ex artikel 7:290 BW, dient daarom naar het oordeel van de kantonrechter de opzeggingsbepaling die het meeste bescherming biedt aan de exploitant/huurder voor te gaan. Dat betekent dat voor de opzegging van de exploitatieovereenkomst als geheel de bepalingen van artikel 7:290 e.v. BW dienen te worden toegepast.