ECLI:NL:RBMNE:2017:6217

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
6447704 AV EXPL 17-53 JES/1267
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling huurachterstand en huur tot datum van ontruiming in kort geding

Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort, een kort geding vonnis gewezen in de zaak tussen Look Holding Baarn BV en een gedaagde partij die niet is verschenen. Look Holding vorderde betaling van een achterstand in huur en toekomstige huurbetalingen, alsook buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet is verschenen en dat de dagvaarding aan de wettelijke vereisten voldeed, waardoor verstek werd verleend. Look Holding vorderde een totaalbedrag van € 20.973,34 aan achterstallige huur tot en met 15 december 2017, met een vertragingsrente van € 300,00 per maand voor te late betalingen. Daarnaast vorderde Look Holding tijdige betaling van de huur van € 10.486,67 per maand tot de datum van ontruiming, met een minimum tot 15 februari 2018. De kantonrechter oordeelde dat Look Holding een spoedeisend belang had bij de toewijzing van de vorderingen, gezien de omstandigheden van de huurovereenkomst die sinds 15 maart 2016 bestond. De rechter wees de vorderingen van Look Holding toe, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, die werden afgewezen omdat niet was aangetoond dat de incassowerkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijke handelingen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.425,78 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 6447704 AV EXPL 17-53 JES/1267
Kort geding verstekvonnis van 15 december 2017
inzake
de besloten vennootschap
Look Holding Baarn BV,
gevestigd te Soest,
verder ook te noemen: Look Holding,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.J. van Dort,
tegen:
[gedaagde] , h.o.d.n. [naam],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De overwegingen van de kantonrechter

2.1.
[gedaagde] is niet verschenen. Bij de dagvaarding zijn de door de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen [gedaagde] verstek wordt verleend.
2.2.
Look Holding vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 20.973,34 (inclusief btw) aan achterstallige huur tot en met 15 december 2017 te verhogen met de contractuele vertragingsrente van € 300,00 per maand dat te laat betaald wordt;
[gedaagde] te veroordelen tot tijdige betaling, telkens uiterlijk op de 15e dag van iedere maand, van de te verschijnen huur van € 10.486,67 per maand over de periode 15 december 2017 tot de datum van ontruiming maar tenminste tot 15 februari 2018 en
subsidiair[gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, een bewijs van een opdracht tot maandelijkse automatische overschrijving van haar bank van de huursom uiterlijk op de 15e dag van de maand voorafgaande aan de maand waarop de huur betrekking heeft over te leggen en [gedaagde] te veroordelen die automatische afschrijving gedurende de duur van de overeenkomst in stand te houden zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per keer dat blijkt dat de overschrijving niet in stand blijft althans de automatische overschrijving per 15e van de maand niet geëffectueerd wordt vanwege een gebrek aan saldo bij de bank;
[gedaagde] te veroordelen tot het betalen van € 3.146,00 aan verschuldigde contractuele boetes en
subsidiairtot betaling van € 1.423,65 aan buitengerechtelijke incassokosten conform het rapport Voorwerk II;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde van Look Holding daaronder begrepen.
2.3.
Look Holding legt hieraan ten grondslag dat tussen partijen sinds 15 maart 2016 een huurovereenkomst bestaat, waarbij [gedaagde] van Look Holding huurt de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] . De huurprijs is € 10.486,67 inclusief btw per maand en dient bij vooruitbetaling voldaan te worden. Look Holding stelt dat [gedaagde] de huur sinds geruime tijd onregelmatig en te laat betaalt. Vanaf 15 oktober 2017 heeft [gedaagde] helemaal geen betalingen meer gedaan. Look Holding vordert de betaling van de maandelijkse huur, in ieder geval tot 15 februari 2018, nu [gedaagde] de huurovereenkomst tegen die datum heeft opgezegd. Look Holding vordert daarnaast betaling van de contractuele rente en van de buitengerechtelijke kosten op grond van de overeenkomst tussen partijen.
2.4.
Look Holding heeft ter zitting uiteengezet dat de huurinkomsten – waarvan zij betaling vordert – door haar rechtstreeks worden doorbetaald aan de bank in verband met een hypothecaire geldlening. Daarnaast stelt zij dat die bank maatregelen zal treffen indien Look Holding niet betaalt. Naar het oordeel van de kantonrechter is het spoedeisend belang van Look Holding bij toewijzing van de vordering hiermee gegeven.
2.5.
Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd en de (primaire) vorderingen van Look Holding de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, worden deze vorderingen toegewezen, behoudens de na te noemen punten.
2.6.
Ten aanzien van de gevorderde contractuele vertragingsrente van € 300,00 per maand overweegt de kantonrechter als volgt. De kantonrechter gaat ervan uit dat artikel 18.2 van de algemene bepalingen – waar Look Holding zich kennelijk op baseert – zo dient te worden gelezen dat per maand over het totale openstaande saldo aan huur in de betreffende maand € 300,00 verschuldigd is aan boeterente.
2.7.
Look Holding heeft betaling van een bedrag van € 3.146,00 althans € 1.423,65 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd. Look Holding stelt dat partijen – beide partijen daarbij handelend in de uitoefening van beroep of bedrijf – een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zijn overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. De vordering zal dan ook worden getoetst aan het rapport Voorwerk II, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. Niet aangetoond is dat de door Look Holding verrichte incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan een (eventueel herhaalde) sommatie of het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van een dossier. De daarop betrekking hebbende kosten moeten daarom worden aangemerkt als betrekking hebbende op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt derhalve afgewezen.
2.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Look Holding worden begroot op:
- dagvaarding € 86,78
- griffierecht € 939,00
- salaris gemachtigde €
400,00
Totaal € 1.425,78

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verleent verstek tegen [gedaagde] ;
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Look Holding tegen bewijs van kwijting te betalen € 20.973,34 inclusief btw aan achterstallige huur tot en met 15 december 2017, te verhogen met de contractuele vertragingsrente van € 300,00 per maand waarin te laat betaald is;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot tijdige betaling, telkens uiterlijk op de 15e dag van iedere maand, van de te verschijnen huur van € 10.486,67 per maand over de periode 15 december 2017 tot de datum van ontruiming maar tenminste tot 15 februari 2018;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Look Holding, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.425,78;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 december 2017.