ECLI:NL:RBMNE:2017:6154

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
450619 / HA RK 17-270
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure

Op 12 december 2017 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een bestuursrechtelijke procedure. Het verzoek tot wraking was ingediend op basis van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat rechters gewraakt kunnen worden indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De verzoeker had eerder op 23 november 2017 de leden van de wrakingskamer gewraakt in een andere zaak, en op 24 november 2017 een verkorte versie van zijn wrakingsverzoek ingediend.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de veronderstelde onpartijdigheid van de leden van de wrakingskamer aantasten. De verzoeker had zijn wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van een gewijzigde samenstelling van de wrakingskamer, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit niet voldoende was om het verzoek te onderbouwen. Bovendien was het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, omdat het niet gebaseerd was op concrete feiten die de onpartijdigheid van de rechters in gevaar zouden kunnen brengen.

De wrakingskamer heeft ook bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker niet in behandeling zal worden genomen, omdat de verzoeker eerder al niet-ontvankelijk was verklaard in een vergelijkbaar verzoek. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker misbruik maakte van het recht om te wraken, wat leidde tot onnodige vertraging van de procedure. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 450619 / HA RK 17-270
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
12 december 2017
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
[verzoeker]
,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft bij e-mail van 23 november 2017 de leden van de wrakingskamer in zaaknummer 444758 / HA RK 17-231 gewraakt. De behandeling ter terechtzitting van laatstgenoemde procedure was bepaald op 24 november 2017. Verzoeker heeft op 24 november 2017 bij e-mail een verkorte versie van zijn wrakingsverzoek ingediend.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
In artikel 8:18, tweede lid, van de Awb is bepaald dat de verzoeker en de rechter(s) wiens wraking is verzocht in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Hiermee is beoogd verzoekers de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hen aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan zij menen dat de onpartijdigheid van één of meer bepaalde rechters in het geding is. Het in deze bepaling opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het verzoek. In het onderhavige verzoek ziet de wrakingskamer aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en uitspraak te doen over het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek zonder dat dit verzoek ter zitting wordt behandeld. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
2.3.
In artikel 4.3 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank is aangegeven dat de leden van de wrakingskamer kunnen worden gewraakt. Het gaat er dan om of er sprake is van feiten en omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de betrokken leden ten aanzien van het door hen te behandelen wrakingsverzoek niet onpartijdig of onafhankelijk zijn. De wrakingskamer heeft daarbij de mogelijkheid om kennelijk niet-ontvankelijke verzoeken tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling te laten.
2.4.
In dit geval had de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer nog geen aanvang genomen op het moment dat verzoeker zijn e-mails verstuurde. Verzoeker is enkel tot het indienen van een verzoek tot wraking overgegaan naar aanleiding van de aangekondigde (gewijzigde) samenstelling van de wrakingskamer. Van feiten en/of omstandigheden die de veronderstelde onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de leden van de wrakingskamer op dat moment al zouden kunnen aantasten is niet gebleken. Het door verzoeker genoemde feit dat een van de leden van de wrakingskamer ook zitting had in de wrakingskamer die bij beslissing van 7 november 2017 verzoeker niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer van 24 oktober 2017 is immers niet een dergelijk feit. Naar het oordeel van de wrakingskamer is het onderhavige wrakingsverzoek daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
2.5.
De wrakingskamer ziet verder aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaken betrekking hebbend op één of meer rechters al dan niet lid/leden van de wrakingskamer van de rechtbank Midden-Nederland zal niet in behandeling worden genomen. Verzoeker is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van 24 oktober 2017 en de wrakingskamer verklaart hem thans wederom niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Verzoeker dient verzoeken tot wraking in die niet zozeer stoelen op door hem omschreven concrete feiten en omstandigheden, waardoor de onpartijdigheid van een of meer van de behandelend rechters schade zou kunnen lijden, maar ingegeven zijn door de visie die verzoeker heeft op de rechtspleging in Nederland in het algemeen. Door het indienen van zijn verzoeken vertraagt verzoeker de lopende procedure onnodig. Hieruit leidt de wrakingskamer af dat sprake is van misbruik als bedoeld in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk;
3.2.
bepaalt dat de behandeling van het wrakingsverzoek met zaaknummer 444758 / HA RK 17-231 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
3.3.
bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van (een) rechter(s) in deze zaken al dan niet lid/leden van de wrakingskamer niet in behandeling zal worden genomen;
3.4.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechters tegen wie het verzoek gericht is en andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel recht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C.A. de Beaufort, voorzitter, N.M. Spelt en
R.M. Berendsen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R. Dijkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.