ECLI:NL:RBMNE:2017:6141

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
07.280186.04
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot hervatting van terbeschikkingstelling na repatriëring naar België

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 december 2017 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot hervatting van de terbeschikkingstelling (tbs) van de betrokkene, die eerder was beëindigd na zijn vertrek naar België. De betrokkene, geboren in 1968 in België, was onderworpen aan een tbs-maatregel die op 25 september 2008 was ingegaan en laatstelijk was verlengd op 20 december 2016. De rechtbank had destijds bepaald dat de tbs zou eindigen zodra de betrokkene Nederland zou verlaten, op voorwaarde dat hij niet zou terugkeren. De betrokkene heeft op 10 januari 2017 Nederland verlaten, maar is op 18 juli 2017 opnieuw aangehouden in Nederland, wat leidde tot de vordering van het openbaar ministerie om de tbs te hervatten.

Tijdens de zittingen op 17 en 22 augustus 2017 zijn deskundigen gehoord die de psychische toestand van de betrokkene hebben beoordeeld. De deskundigen concludeerden dat de betrokkene lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en dat de kans op recidive, vooral voor vermogensdelicten, aanwezig is. De deskundigen adviseerden om de tbs te beëindigen, maar de rechtbank oordeelde dat hervatting noodzakelijk was om de samenleving te beschermen. De rechtbank benadrukte dat de wet geen ruimte biedt voor een nieuwe kans voor de betrokkene, gezien zijn overtredingen van de voorwaarden van de tbs.

De rechtbank heeft uiteindelijk de vordering van het openbaar ministerie toegewezen en de tbs met verpleging van overheidswege hervat. De rechtbank heeft de Minister aangeraden om te overwegen een nieuw repatriëringsplan op te stellen, zodat er in de toekomst mogelijk een verantwoorde beëindiging van de tbs kan plaatsvinden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38la en 38lb van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 07.280186.04
Uitspraak: 12 december 2017
Beslissingop de vordering van het openbaar ministerie tot hervatting van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van:

[betrokkene] ,

geboren op [1968] te [geboorteplaats] (België),
thans verblijvende in [verblijfplaats] in [woonplaats] ,
nader te noemen: betrokkene.
Betrokkene is bij vonnis van het Gerechtshof Arnhem van 23 mei 2006 onder meer de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. Deze terbeschikkingstelling is ingegaan op 25 september 2008 en is laatstelijk met twee jaren verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 20 december 2016. Daarbij heeft de rechtbank op grond van artikel 38lb van het Wetboek van Strafrecht de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege beëindigd op het moment dat betrokkene daadwerkelijk het grondgebied van Nederland zal verlaten, onder de voorwaarde dat hij niet zal terugkeren naar Nederland. Uit de onderhavige stukken blijkt dat betrokkene op 10 januari 2017 het grondgebied van Nederland heeft verlaten.
De rechtbank heeft op 20 juli 2017 van het openbaar ministerie ontvangen een vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege. Bij die vordering is onder meer gevoegd een proces-verbaal van de politie Midden-Nederland met nummer PL0900-2017221788-2, waaruit blijkt dat betrokkene op 18 juli 2017 is aangehouden in Nederland.
Op 21 juli 2017 heeft de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie een bevel tot voorlopige hervatting van de verpleging van overheidswege gegeven.
Op 17 en 22 augustus 2017 is de vordering door de rechtbank ter terechtzitting in het openbaar behandeld. Daarbij zijn gehoord betrokkene, zijn raadsman mr. O.O. van der Lee, advocaat te Amsterdam, en officier van justitie mr. P.E.F. Poppe. Door de rechtbank is vervolgens in lijn met de bedoeling van de wetgever bij de totstandkoming van artikel
38la van het Wetboek van Strafrecht bevolen dat een multidisciplinair onderzoek zal worden ingesteld aan de hand van de uitkomsten waarvan de noodzakelijkheid van de hervatting van de dwangverpleging bezien kon worden, waarna het onderzoek is geschorst.
Op 28 november 2017 is het onderzoek voortgezet en zijn betrokkene, zijn raadsman mr. O.O. van der Lee, advocaat te Amsterdam, en officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe, in het openbaar gehoord.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • een Pro Justitia rapport van 24 november 2017, opgesteld door drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater;
  • een Pro Justitia rapport van 24 november 2017, opgesteld door drs. B. van Giessen, klinisch psycholoog;
  • een proces-verbaal met als titel ‘onderzoek verblijfplaats ongewenst verklaarde/voortvluchtige’, met proces-verbaalnummer 07082017.1540.2462 (waarvan onderdeel is het hiervoor genoemde proces-verbaal met nummer PL0900-2017221788-2);
  • de overige stukken van het de betrokkene betreffende dossier.

STANDPUNTEN

Het standpunt en advies van deskundige drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater
Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en een hoge mate van psychopathie. Uit informatie van de voormalig hoofdbehandelaar van betrokkene komt naar voren dat het al dan niet vaststellen van seksueel sadisme lastig is gebleken, omdat betrokkene de indexdelicten grotendeels blijft ontkennen. Uit het onderzoek van de deskundige komen geen aanwijzingen voor het bestaan van een parafiele stoornis zoals seksueel-sadisme, dan wel een seksuele disfunctie. Behoudens de indexdelicten is betrokkene nooit eerder veroordeeld voor een zedendelict. Zonder terbeschikkingstelling wordt de kans op een nieuw zedendelict op korte termijn als laag en op middellange termijn als laag tot matig ingeschat. De kans op een nieuw geweldsdelict wordt op korte termijn als laag en op middellange termijn als matig ingeschat. De kans op een nieuw vermogensdelict wordt op korte termijn als matig en op middellange termijn als matig tot hoog ingeschat en hoger naarmate de tijd vordert. Het is niet de verwachting dat betrokkene nog zal kunnen profiteren van langer durende, intensieve, klinische behandeling. Hij lijkt zijn behandelplafond te hebben bereikt en de verwachting is dat intensieve behandeling het recidiverisico niet verder vermindert. De deskundige kan zich vinden in het opnieuw repatriëren van betrokkene naar België. Gewezen op de twee beslismogelijkheden die de wet biedt, geeft de deskundige in overweging om de terbeschikkingstelling te beëindigen. De kans bestaat dat het recidiverisico groter wordt bij voortzetting van de terbeschikkingstelling, omdat betrokkene dan gedesillusioneerd raakt en mogelijk zijn huidige partner kwijt raakt.
Het standpunt en advies van deskundige drs. B. van Giessen, klinisch psycholoog
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en paranoïde trekken. Ook is sprake van psychopathie. De persoonlijkheidspathologie van betrokkene kan leiden tot antisociaal gedrag, waarbij dit op grond van zijn voorgeschiedenis vooral tot uiting komt in vermogensdelicten, die ook met agressie gepaard kunnen gaan. In het licht van de indexdelicten zijn voor het bestaan van seksueel sadisme geen aanwijzingen gevonden. Dit betekent dat ook de seksuele delicten zeer waarschijnlijk zijn voortgekomen uit de antisociale en narcistische problematiek van betrokkene. Naar verwachting zal deze problematiek betrokkene parten blijven spelen. De kans op het plegen van vermogensdelicten die gepaard kunnen gaat met agressie en bedreiging wordt als laag-matig ingeschat op korte termijn, op langere termijn als hoog. Het recidivegevaar op seksueel geweld wordt als laag-matig ingeschat. Het repatriëringsplan van [naam instelling] van 24 november 2016 wordt als adequaat beoordeeld. Wat betreft het risicomanagement is betrokkene goed in staat zijn leven zelfstandig vorm en inhoud te geven. Het risico op antisociaal gedrag, in de zin van het plegen van strafbare feiten, blijft aanwezig en hierin zal niet veel verandering meer komen. Met de huidige beschermende factoren en het ouder worden kan het antisociale gedrag wel afnemen. Gewezen op de twee beslismogelijkheden die de wet biedt, adviseert de deskundige de terbeschikkingstelling te beëindigen. Hervatting van de terbeschikkingstelling zal volgens de deskundige niet leiden tot verdere vermindering van het recidiverisico. Wellicht leidt dit tot hogere risico’s, omdat daarmee alle beschermende factoren van betrokkene wegvallen.
Het standpunt van betrokkene
Betrokkene heeft te kennen gegeven dat hij een grote fout heeft gemaakt en er veel spijt van heeft dat hij is teruggekeerd naar Nederland. Vanwege zijn werk moest hij enkele keren in Nederland goederen ophalen, vanwege zijn in Nederland woonachtige vriendin is hij meermalen naar een Nederlands ziekenhuis geweest en hij is bij een feest van zijn vriendin in Nederland geweest. Betrokkene dacht niet dat hij een strafbaar feit zou plegen als hij terug zou keren naar Nederland en ging er vanuit dat de terbeschikkingstelling alleen hierom niet zou worden hervat. Hij verzoekt om hem nog één kans te geven. Voor zijn werk hoeft hij niet meer naar Nederland terug te keren en zijn vriendin zal met hem naar België gaan. Bij terugkomst in België zal betrokkene direct contact opnemen met maatschappelijk werk.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de opgelegde voorwaarde ervoor dient om te voorkomen dat terbeschikkinggestelden terugkeren voordat zij volledig zijn geresocialiseerd. Betrokkene heeft de voorwaarde keer op keer overtreden. De kinderen van de vriendin van betrokkene hebben te kennen geven dat betrokkene vaak bij haar was en zijn telefoon heeft in korte tijd veel zendmasten aangestraald in Utrecht, Amsterdam, Arnhem en Amersfoort. Betrokkene kan in Nederland geen legaal netwerk opbouwen. Hij heeft een gouden kans gehad en die niet gegrepen. Hij heeft bewust een risico genomen. De terbeschikkingstelling dient te worden hervat om de maatschappij te beschermen. De deskundigen zijn door de rechtbank gewezen op de twee beslismogelijkheden die de wet biedt. De formulering van de rechtbank is te beperkt, omdat na hervatting van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege ook een nieuwe voorwaardelijke beëindiging aan de orde kan komen. Bovendien is terbeschikkingstelling een beveiligingsmaatregel en is er slechts vanuit het oogpunt van behandeling gekeken door de deskundigen. Er is sprake van een stoornis en van recidivegevaar. Hoewel seksueel sadisme thans is uitgesloten bij betrokkene, hebben de indexdelicten voor een belangrijk deel met vermogensdelicten te maken. De officier van justitie heeft gepersisteerd in haar vordering tot hervatting van de verpleging.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft naar voren gebracht dat betrokkene naar Nederland is teruggekeerd vanwege zijn werk en de ziekte van zijn vriendin. Zijn werk en zijn vriendin zijn prosociale factoren voor betrokkene. Met het terugkeren naar Nederland heeft hij weliswaar de voorwaarde overtreden, maar geen terbeschikkingstellingswaardig delict begaan. De deskundigen zien het recidiverisico op vermogensdelicten wel, maar geen recidiverisico gerelateerd aan het indexdelict. Betrokkene heeft reeds zes maanden in België gewoond. Dat heeft niet geleid tot een nieuw strafbaar feit. De redenering dat het antisociaal gedrag van betrokkene dat thans nog tot een vermogensdelict zou kunnen leiden ten grondslag gelegen zou hebben aan de indexdelicten komt de raadsman gekunsteld over. Daarmee wordt de jarenlange intensieve behandeling miskend, die volgens de deskundigen van [naam instelling] succesvol is geweest. Wellicht zal de stoornis bij betrokkene altijd blijven bestaan. Dat wil echter niet zeggen dat dit zal leiden tot een terbeschikkingstellingswaardig delict. De terbeschikkingstelling dient te worden beëindigd, conform het advies van beide deskundigen. Wanneer betrokkene toch naar Nederland terugkeert kan hij als ongewenst vreemdeling worden bestraft. Dat is een passende reactie. Het vooruitzicht bij hervatting van de terbeschikkingstelling is een detentie van een immens lange duur, omdat betrokkene niet in Nederland kan resocialiseren. De vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.

BEOORDELING

Bij beslissing van deze rechtbank van 20 december 2016 is de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege beëindigd onder de voorwaarde dat betrokkene niet zal terugkeren naar Nederland. Daarbij heeft de rechtbank erop gewezen dat bij terugkomst naar Nederland de terbeschikkingstelling zal herleven. Blijkens deze beslissing heeft betrokkene zich bereid verklaard tot naleving van de voorwaarde.
Uit het proces-verbaal met proces-verbaalnummer PL0900-2017-2017221788-2 en het verhandelde ter zitting blijkt dat betrokkene meermalen de voorwaarde heeft geschonden door naar Nederland terug te keren. Nu betrokkene zich niet aan deze voorwaarde heeft gehouden, is de terbeschikkingstelling herleefd op grond van artikel 38lb en 38la, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt dat in gevallen als de onderhavige bij toewijzing van de vordering van de officier van justitie de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt hervat, en bij afwijzing op grond van artikel 38lb en artikel 38la, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht, van rechtswege (definitief en zonder voorwaarde(n)) eindigt. Andere beslissingen heeft de wetgever niet mogelijk gemaakt. Van het geven van een nieuwe kans, zoals betrokkene heeft verzocht, kan daarom alleen al op basis van de wet geen sprake zijn.
Door beide deskundigen is geadviseerd om de terbeschikkingstelling te beëindigen. Zij hebben daarbij onder meer gerapporteerd dat hervatting van de terbeschikkingstelling het recidiverisico zelfs zou kunnen verhogen, omdat de beschermende factoren van betrokkene daarmee wellicht wegvallen. De rechtbank overweegt dat deze conclusie van de deskundigen enerzijds het door [naam instelling] geschetste beeld bevestigt, maar anderzijds niet leidend is, nu het primaire doel van de terbeschikkingstelling is het beschermen van de Nederlandse samenleving.
De rechtbank begrijpt de rapportages van de deskundigen zo dat zij een nieuwe repatriëring van betrokkene onder dezelfde of soortgelijke voorwaarden als waaronder de eerdere repatriëring plaatsvond als een reële mogelijkheid beschouwen en dat zij het beleid van [naam instelling] voorafgaand aan de eerdere repatriëring ondersteunen. De psychiater merkt nog op dat betrokkene profijt zou kunnen hebben van de ambulante behandeling en begeleiding in België, die ook in het eerdere repatriëringsplan is opgenomen. Een mogelijkheid tot hernieuwde repatriëring als beslissing op de thans voorliggende vordering tot hervatting biedt de wet in gevallen als deze echter niet.
Gezien het door de deskundigen ingeschatte recidiverisico wordt een definitieve en onvoorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling door de rechtbank als te risicovol voor de samenleving gezien. De deskundigen concluderen immers dat er sprake is van een recidiverisico, dat bovendien ten aanzien van vermogensdelicten tendeert naar hoog. Daarbij komt dat betrokkene relatief korte tijd na zijn repatriëring weer in Nederland is aangehouden, waarmee hij de enige aan hem opgelegde voorwaarde snel heeft overtreden. Het systeem van de wet dwingt de rechtbank in dit geval de hervatting van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te gelasten. Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen.
De rechtbank heeft ter zitting van de officier van justitie begrepen dat betrokkene daags na de mondelinge behandeling van 28 november 2017 is overgeplaatst naar [verblijfplaats] in [woonplaats] . Gelet op hetgeen de deskundigen over een hernieuwde repatriëring van betrokkene naar voren hebben gebracht, geeft de rechtbank de Minister in nadrukkelijke overweging om gedurende de resterende looptijd van de huidige verlengingsperiode de weg van artikel 38la, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht te bewandelen om aldus mogelijk tot een hernieuwde en verantwoorde beëindiging van de terbeschikkingstelling te komen, op basis van een nieuw door de kliniek op te stellen repatriëringsplan en onder de in voornoemd wetsartikel genoemde voorwaarde. Een voortvarende aanpak van een nieuw repatriëringsplan en een weg naar een nieuwe voorwaardelijke beëindiging in de zin van artikel 38la van het Wetboek van Strafrecht binnen de looptijd van de huidige maatregel maken immers dat de kans groter is dat de beschermende factoren om betrokkene heen in stand blijven en de door de deskundigen gesignaleerde mogelijk recidiverisico-verhogende werking van een hervatting zich niet voor zal doen.
In ieder geval wenst de rechtbank bij de volgende behandeling, indien de officier van justitie een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling indient, over rapportage te beschikken waaruit blijkt dat is onderzocht of en onder welke voorwaarden de weg van artikel 38lb van het Wetboek van Strafrecht opnieuw zou kunnen worden bewandeld.
Deze beslissing berust op de artikelen 38la en 38lb van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
- wijst
toede vordering van de officier van justitie tot hervatting van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]voornoemd.
Aldus gegeven door mr. K.G. van de Streek, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en C.A. de Beaufort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2017.
De voorzitter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.