ECLI:NL:RBMNE:2017:6128

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
16.706322-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor beroving en veroordeling voor mishandeling in Lelystad

Op 24 oktober 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van beroving en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 juni 2017 in Lelystad samen met anderen een mobiele telefoon, portemonnee en autosleutels van de aangever heeft gestolen, waarbij geweld is gebruikt. De officier van justitie stelde dat er sprake was van een vooropgezet plan om de diefstal met geweld te plegen. De verdediging betwistte echter dat er voldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de diefstal met geweld, en sprak de verdachte vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging. Echter, de rechtbank achtte wel bewezen dat de verdachte de aangever had mishandeld door hem te slaan, wat leidde tot pijn en letsel. De verdachte werd hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering omdat de verdachte van de beroving werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/706322-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats]
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J. Zeilstra, van hetgeen verdachte en mr. O.O Van der Lee, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht, en van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

1. primair: op 5 juni 2017 in Lelystad tezamen en in vereniging een mobiele telefoon, een portemonnee (met inhoud) en/of autosleutels, toebehorende aan [slachtoffer] , heeft gestolen,

welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld;

1. subsidiair: op 5 of 6 juni 2017 in Lelystad tezamen en in vereniging [slachtoffer] heeft mishandeld;

2. in de periode van 5 juni 2017 tot en met 6 juni 2017 in Lelystad tezamen en in vereniging een Volkswagen Caddy, toebehorende aan [slachtoffer] , heeft gestolen met behulp van een valse sleutel.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

Ten aanzien van feit 1 primair
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat niet ter discussie staat dat aangever [slachtoffer] is mishandeld en dat zijn mobiele telefoon, portemonnee en autosleutels zijn gestolen. Aangever heeft verklaard dat hij, nadat hij was geslagen en geschopt, medeverdachte [voornaam van medeverdachte 1] hoorde zeggen: ‘
Oja, nog wat, ik wil je telefoon’, waarna hij medeverdachte [medeverdachte 2] hoorde zeggen: ‘
die heb ik al’. Dat duidt op een vooropgezet plan, zodat het medeplegen van de diefstal met geweldpleging date onder feit 1 is ten laste gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Verdachte was weliswaar op het plaats delict en heeft geweld gepleegd tegen aangever, maar er was geen vooropgezet plan om aangever te beroven en niet is gebleken dat verdachte betrokken is bij het wegnemen van de goederen van aangever.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van diefstal (met geweldpleging). Uit het dossier blijkt niet dat verdachte in verband kan worden gebracht met wegnemingshandelingen. Dat verdachte tegen aangever zou hebben gezegd: ‘
Oja, nog wat, ik wil je telefoon’, waarna een van de medeverdachten zou hebben geantwoord: ‘
die heb ik al’, is onvoldoende om te concluderen dat sprake was van een vooropgezet plan van verdachte om met de medeverdachte(n) aangever te beroven, nu deze uitspraken voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Aangezien andere bewijsmiddelen voor betrokkenheid van verdachte bij een dergelijk plan ontbreken, kan het medeplegen daarvan niet worden bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er ook onvoldoende om te concluderen dat het geweld tegen aangever werd gepleegd met het oogmerk om goederen van aangever weg te nemen. Van het primair ten laste gelegde wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft naar voren gebracht dat een medeverdachte de sleutel van dit voertuig heeft gestolen en dat een (andere) medeverdachte telefonisch contact heeft gehad met een persoon die volgens aangever wel eens auto’s kaal had gestript. Bovendien heeft medeverdachte [medeverdachte 2] verklaard dat hij later heeft gehoord dat “zij zijn auto hebben meegenomen”.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht niet wettig en overtuigend te bewijzen dat het verdachte (al dan niet samen met een ander) is geweest die de auto heeft weggenomen.
Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de officier van justitie en met de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, nu er onvoldoende bewijs is dat verdachte in verband brengt met de diefstal van de auto. De door de officier van justitie aangevoerde feiten en omstandigheden zijn van te algemene aard om daaruit af te leiden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit. Hij wordt daarvan vrijgesproken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Ten aanzien van feit 1 subsidiair
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Omdat verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal aangifte door [slachtoffer] ; [2]
- de medische verklaring betreffende aangever; [3]
- de verklaring van verdachte. [4]

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op 5 juni 2017 te Lelystad, tezamen en in vereniging, [slachtoffer] heeft mishandeld, door deze [slachtoffer] te slaan tegen het hoofd , waardoor [slachtoffer] pijn en letsel heeft bekomen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Medeplegen van mishandeling

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Hij gaat daarbij uit van een bewezen verklaring ten aanzien van feit 1 primair en feit 2.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte geen langere straf op te leggen dan de tijd die hij reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf dienen de persoonlijke omstandigheden van verdachte strafmatigend te werken. Hij zit voor het eerst gedetineerd en dat valt hem zwaar, mede door zijn cognitieve beperking. Bovendien heeft hij een woning via [naam organisatie] die hij zal verliezen wanneer hij langer in detentie zal moeten verblijven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan mishandeling. De medeverdachte, die verdachte tot voor kort als vriend beschouwde, heeft aangever gevraagd om naar een afgelegen parkeerterrein te komen om een sigaretje te roken. Toen aangever arriveerde en uit zijn auto stapte, heeft verdachte hem samen met deze medeverdachte meermalen met zijn vuisten in het gezicht geslagen. Verdachte heeft door zijn handelen pijn en letsel veroorzaakt bij aangever. Dergelijke feiten maken bovendien ernstig inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten daarvan nog lange tijd nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op verdachtes uittreksel van zijn justitiële documentatie van 24 augustus 2017. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Anders dan waarvan de officier van justitie bij zijn strafeis is uitgegaan, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde beroving en diefstal. Dat maakt dat de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd als uitgangspunt genomen. In strafverzwarende zin wegen de kwalijke omstandigheden waaronder de mishandeling heeft plaatsgevonden. In straf verminderende zin weegt dat verdachte op zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aan zien van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde.
Alles afwegende is een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.

10.BESLAG

De rechtbank zal teruggave gelasten van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen, te weten:
- sigaretten (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1978092);
- een telefoon (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1991194);
- een jas (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1982582);
- een telefoon (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1991185);
- een telefoon (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1991748).
aan degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende(n) van deze voorwerpen kan/kunnen worden aangemerkt.

11.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.505,-, voor materiële schade voor weggenomen goederen, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feit. [slachtoffer] vordert zijn schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Omdat verdachte van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken is de benadeelde partij van rechtswege niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twee maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
 sigaretten (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1978092);
 een telefoon (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1991194);
 een jas (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1982582);
 een telefoon (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1991185);
 een telefoon (voorwerpnummer: PL0900-2017169628-G1991748).
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. H. Vegter en A.A. Renken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2017.
Mr. H. Vegter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 5 juni 2017 te Lelystad, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, op de openbare weg de [straatnaam] , tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een
portemonnee (met inhoud) en/of autosleutels, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en
/ of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn medader(s)
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) heeft/hebben
geduwd en/of geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het
lichaam ten gevolge waarvan hij op de grond is gevallen en/of
- bovenop die [slachtoffer] is/zijn gaan zitten en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) heeft/hebben

geschopt/getrapt en/of

- die [slachtoffer] (dreigend) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Oja, nog
wat, ik wil je telefoon", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
1. subsidiair:
Hij op of omstreeks 5 of 6 juni 2017 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld, door deze [slachtoffer] te slaan tegen het hoofd en/of het lichaam, waardoor [slachtoffer] pijn en/of letsel heeft bekomen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 5 juni 2017 tot en met 6 juni 2017 te
Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bedrijfsauto (Volkswagen
Caddy gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van een valse sleutel, te weten de (eerder met geweld) weggenomen
sleutels van die bedrijfsauto;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met daarop vermeld nummer MD2R017569, doorgenummerd tot en met pagina 651.
2.Pagina 501 en 502.
3.Pagina 536.
4.De verklaring ter terechtzitting van 10 oktober 2017.