ECLI:NL:RBMNE:2017:6126

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
16.652824-17, 16.061241.17, 16.068753.17 en 16.242889.15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor beroving en veroordeling voor diefstallen in meerdere zaken

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 24 oktober 2017, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder beroving en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beroving, omdat de verklaring van de aangever met terughoudendheid moest worden bezien. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de beroving te bevestigen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangever niet wettig en overtuigend bewijs opleverden voor de tenlastelegging van de beroving.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor drie diefstallen. In de eerste zaak, met parketnummer 16/652824-17, werd de verdachte schuldig bevonden aan het stelen van een schaar uit een winkel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de schaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had weggenomen. In de tweede zaak, met parketnummer 16/061241-17, werd de verdachte schuldig bevonden aan het stelen van een fiets. De rechtbank achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. In de derde zaak, met parketnummer 16/068753-17, bekende de verdachte de diefstal van een fles drank.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van zes weken op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafrechtelijke verleden van de verdachte. De benadeelde partij in de beroving werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van dat feit werd vrijgesproken. De rechtbank verlengde ook de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/652824-17, 16/061241-17 (ter terechtzitting gevoegd), 16/068753-17 (ter terechtzitting gevoegd) en 16/242889-15 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1984] te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Booij, van hetgeen verdachte en mr. A.E.M.C. Koudijs, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht, en van hetgeen mr. P.M.A.C. van der Wouw, advocaat te Utrecht, namens benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de zaak met parketnummer 16/652824-17:
Feit 1: samen met een ander op 8 juni 2017 in Utrecht met geweld en met bedreiging met geweld van [slachtoffer] heeft weggenomen en/of [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een portemonnee, telefoon, sleutels en/of een geldbedrag van 100 euro;
Feit 2: op 30 juni 2017 in Utrecht een schaar van de [winkel 1] heeft gestolen;
In de zaak met parketnummer 16/061241-17:
op 30 maart 2017 in Utrecht een fiets heeft gestolen;
in de zaak met parketnummer 16/068753-17:
op 29 januari 2017 in Utrecht een fles drank van [winkel 2] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK FEIT 1 IN DE ZAAK MET PARKETNUMMER 16/652824-17

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, kort weergegeven, dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met name gelet op de verscheidene verklaringen van de aangever bij de politie. Die verklaringen lopen weliswaar op onderdelen uiteen, maar hij had een plausibele reden om in zijn eerste verklaring niet de gehele waarheid te spreken, omdat zijn vriendin hierbij aanwezig was en hij zich schaamde. De verklaring van aangever vindt steun in de verklaringen van [medeverdachte] en [getuige 1] over het wegnemen van de goederen. De uitkomst van de fotoconfrontatie kan voor het bewijs worden gebezigd, nu de aangever er belang bij had om de juiste persoon als dader aan te wijzen.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat hard bewijs ontbreekt dat zijn cliënt betrokken is geweest bij het ten laste gelegde. Uit het proces-verbaal blijkt dat de aangever na het ten laste gelegde onsamenhangend en warrig verklaarde en onder invloed leek te verkeren. Er heeft geen fotoconfrontatie conform de daarvoor geldende richtlijn plaatsgevonden. Uit het tonen van alleen een foto van verdachte blijkt al wat het gewenste scenario was: het aanwijzen van verdachte als de dader. De fotoconfrontatie kan daarom niet voor het bewijs worden gebezigd. Daarnaast bestaat er aanleiding om te veronderstellen dat medeverdachte [medeverdachte] en getuige [getuige 1] uit rancune , vanwege een geldschuld die verdachte bij hen had, verdachte hebben genoemd als dader van de beroving. Op geen enkele manier is echter gebleken dat verdachte op dat moment in hun woning aanwezig was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen, gelet op het volgende.
Verklaring aangever
De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat de aangever zijn verklaring meerdere malen heeft gewijzigd op belangrijke punten. Zo heeft hij op 8 juni 2017 vroeg in de ochtend en ongeveer 1,5 a 2 uur na het incident, ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaard dat hij bij zijn nek werd gepakt en werd bedreigd toen hij uit de portiek liep richting zijn auto. Vervolgens liep hij mee naar de woning aan de [adres] en heeft daar zijn telefoon en sleutelbos afgegeven. Ook was hij zijn portemonnee kwijt. In zijn aangifte op dezelfde dag om 13:05 uur, ongeveer 6 uur na het incident, heeft de aangever op het politiebureau echter verklaard dat hij naar zijn auto liep en dat hij toen vanuit het niets bij zijn keel werd vastgepakt, meermalen werd geslagen en verbaal werd bedreigd. Daar werd hij beroofd van zijn portemonnee met inhoud, sleutels en telefoon. Vervolgens werd hij meegevoerd naar de genoemde woning en moest hij daar naar binnen, waarna hij in de woning opnieuw bij zijn keel werd gepakt, geslagen en bedreigd. In zijn verhoor op 9 juni 2017 heeft de aangever weer anders verklaard, namelijk dat hij denkt dat hij bij de auto bij de keel is gepakt maar daar niet is geslagen en in de woning werd geslagen en bedreigd. Nadat hem op 10 juni 2017 de verklaringen van [medeverdachte] en [getuige 1] werd voorgehouden, heeft de aangever vervolgens weer verklaard dat hij (vrijwillig) in de richting van de woning is gelopen en daar in de buurt werd vastgepakt en mee moest naar de woning en in de woning is beroofd van zijn spullen. Verder klopt zijn aangifte, aldus aangever.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de aangever een plausibele reden had om in zijn eerste verklaring niet de waarheid te spreken, omdat zijn vriendin op dat moment aanwezig was en hij zich schaamde. Uit het proces-verbaal blijkt echter niet dat de vriendin van de aangever aanwezig is geweest bij zijn verhoren op 8 juni 2017, 9 juni 2017 en 10 juni 2017, die alle plaatsvonden op het politiebureau. Verder staat vast dat de vriendin van de aangever niet aanwezig was bij de verklaring die de aangever direct na het incident ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft afgelegd: de vriendin van de aangever arriveerde blijkens dit proces-verbaal immers pas nadat verbalisant [verbalisant 2] was vertrokken.
Daarbij komt nog dat is komen vast te staan dat de aangever onder invloed verkeerde ten tijde van het ten laste gelegde, zo kan worden opgemaakt uit onder meer zijn eigen verklaringen en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] . Eén en ander maakt dat de rechtbank de verklaringen van de aangever met terughoudendheid beziet.
Fotoconfrontatie
De fotoconfrontatie met de aangever heeft plaatsgevonden op 15 september 2017, ruim drie maanden na het ten laste gelegde. Ten tijde van het ten laste gelegde verkeerde de aangever onder invloed van alcohol en verdovende middelen. Aan de aangever is alleen de foto van verdachte getoond, door een verbalisant die kennelijk niet gespecialiseerd is op dat gebied. Niet is gebleken dat de fotoconfrontatie conform het hiervoor geldende protocol heeft plaatsgevonden. Gelet hierop kan niet worden uitgesloten dat de aangever (in welke mate dan ook) is beïnvloed door de wijze waarop de fotoconfrontatie heeft plaatsgevonden.
Gelet hierop komt aan de uitkomst van de fotoconfrontatie slechts beperkte bewijswaarde toe.
Verklaringen [medeverdachte] en [getuige 1]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft onder meer verklaard dat hij een vriend van hem met sleutels, een telefoon en portemonnee in zijn handen heeft gezien. [medeverdachte] heeft een dag later verklaard dat die man, die hij vervolgens [voornaam van verdachte] noemt, de man die hij uit zijn woning had gezet achterna is gelopen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij vermoedt dat [voornaam van verdachte] die man achterna is gelopen. Behalve (het vermoeden) dat deze [voornaam van verdachte] de man achterna is gelopen, blijkt niet dat [medeverdachte] en [getuige 1] enige handeling hebben waargenomen waaruit volgt dat deze [voornaam van verdachte] de man is die het slachtoffer heeft beroofd, dan wel (één van) de ten laste gelegde handelingen heeft verricht.
Alles bij elkaar blijft onduidelijk wat er exact heeft plaatsgevonden. Mede gelet op het gebrekkige steunbewijs van betrokkenheid van verdachte bij het strafbare feit dat voorhanden is, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 16/652824-17 als feit 1 is ten laste gelegd. Voor dit feit zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het in de zaak met parketnummer 16/652824-17, als feit 2 en het in de zaken met parketnummers 16/061241-17 en 16/068753-17 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er wat hem betreft tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het in de zaak met parketnummer 16/652824-17 als feit 2, en het in de zaken met parketnummers 16/061241-17 en 16/068753-17 ten laste gelegde.
De verdachte heeft ontkent dat hij in de zaak met parketnummer 16/652824-17 als feit 2 en het in de zaak met parketnummer 16/061241-17 ten laste gelegde de intentie had om de ten laste gelegde goederen te stelen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 16/652824-17
Bewijsmiddelen [1]
Door [A] is aangifte gedaan van diefstal bij de [winkel 1] , gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] , op 30 juni 2017. [2] Op camerabeelden zag [A] dat een man een schaar pakte, deze in zijn broekzak stopte en niet ter betaling aanbood. [3] Vervolgens werd verdachte voorbij de kassa aangehouden. [4]
Door verbalisant [verbalisant 3] zijn camerabeelden van voornoemde [winkel 1] uitgekeken. Daarover verbaliseert hij onder meer: ‘
ik zag (..) dat de verdachte met zijn linkerhand de schaar in zijn broekzak stopte’. [5]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt dat reeds uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat de handelingen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op het wegnemen van de schaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Verdachte heeft de schaar immers in de winkel in zijn broekzak verborgen. Daarbij was sprake van een voltooide diefstal, nu de schaar door het handelen van verdachte uit de macht en heerschappij van de [winkel 1] werd gebracht.
De als feit 2 in de zaak met parketnummer 16/652824-17 ten laste gelegde diefstal acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 16/061241-17
Bewijsmiddelen [6]
Op 30 maart 2017 kregen verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] de melding om naar de [straatnaam] in [woonplaats] te gaan vanwege een fietsendiefstal. [7] Ter plaatse kwam een beveiliger naar hen toe, die hun een sleutelbos overhandigde met lopers en een fiets toonde die was gestolen. Het slot van deze fiets was open, maar er was geen sleutel in het slot aanwezig. Door de beveiligers was verdachte aangehouden. In zijn broekzak werd een tweede loper aangetroffen.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard [8] dat hij een man zag die bij het fietsenrek bleef rondlopen en naar alle fietsen keek. Even later ging de man op een fiets zitten, waar hij enkele minuten op bleef zitten. Hij keek continu om zich heen. Vervolgens deed de man iets bij het slot, waarna de man wegfietste. [getuige 2] rende achter de man aan en hield de fiets vast, waarna de man werd aangehouden.
Bewijsoverwegingen
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen.
De verklaring van de verdachte dat hij toevallig zag dat de fiets niet op slot stond, deze uit de stalling mee nam en vervolgens even verderop wilde wachten op de eigenaar van de fiets om te voorkomen dat de fiets zou worden gestolen, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Zo heeft de verdachte geen antwoord kunnen geven op de vraag hoe hij de eigenaar van de fiets dacht te herkennen of hoe lang hij op de eigenaar van de fiets zou wachten en heeft hij in eerste instantie, tegen de beveiliger, verklaard dat de fiets zijn eigendom was.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 16/068753-17 [9]
Omdat verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal aangifteformulier voor winkeliers; [10]
- de verklaringen van verdachte. [11]

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 2 in de zaak met parketnummer 16/652824-17:
hij op 30 juni 2017 te [vestigingsplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een schaar, toebehorende aan de [winkel 1] (gevestigd op de [adres] );
In de zaak met parketnummer 16/061241-17
hij op 30 maart 2017 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte;
In de zaak met parketnummer 16/068753-17
hij op 29 januari 2017 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een fles (alcoholhoudende) drank , toebehorende aan [winkel 2] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Diefstal, meermalen gepleegd

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Hij gaat daarbij uit van een bewezen verklaarde beroving. Als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel dienen een meldplicht, ambulante behandelverplichting, het meewerken aan begeleid wonen, het volgen van een dagprogramma, het houden aan de aanwijzingen van de reclassering en een contactverbod met de heer [slachtoffer] te worden opgelegd. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 77 dagen. De raadsman heeft daarbij gewezen op de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf waarvan de tenuitvoerlegging is gevorderd en de 107 dagen die verdachte op het moment van de behandeling ter terechtzitting in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Anders dan waarvan de officier van justitie bij zijn strafeis is uitgegaan, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde beroving. Dat maakt dat de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Verdachte heeft zich in een korte periode drie keer schuldig gemaakt aan diefstal. Diefstal is een feit dat naast financiële schade voor de benadeelde ook onrustgevoelens in de samenleving en overlast met zich meebrengt.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van een reclasseringsrapportage van 22 augustus 2017 en een uittreksel van de justitiële documentatie met betrekking tot verdachte van 24 augustus 2017. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd als uitgangspunten genomen en daarbij rekening gehouden met het strafrechtelijke verleden van verdachte.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes weken passend en geboden. Gezien de 108 dagen die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht ziet de rechtbank geen ruimte om verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met daaraan verbonden de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.774,95. Dit bedrag bestaat uit € 13.274,95 voor materiele schade en € 4.500,- voor immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 16/652824-17 als feit 1 ten laste gelegde feit.
Omdat verdachte van het in de zaak met parketnummer 16/652824-17 als feit 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken is de benadeelde partij van rechtswege niet ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van de verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 16/242889-15.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en betoogd de nog openstaande gevangenisstraf te verdisconteren met de tijd die verdachte na oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de hoofdzaken te lang in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis, en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 16/242889-15.
Dat betekent dat de vordering tenuitvoerlegging in beginsel kan worden toegewezen.
De rechtbank overweegt dat de wet niet de mogelijkheid biedt om de in de hoofdzaken ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis te verdisconteren met de nog openstaande gevangenisstraf, zoals door de raadsman is betoogd.
Nu de in de hoofdzaken ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis de op te leggen straf in aanzienlijke mate heeft overschreden, acht de rechtbank tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand echter niet opportuun. Wel zal de rechtbank de eerder vastgestelde proeftijd verlengen met één jaar.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14f, 27, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16/652824-17 als feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16/652824-17 als feit 2 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 16/061241-17 en het in de zaak met parketnummer 16/068753-17 bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het in de zaak met parketnummer 16/652824-17 als feit 2 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 16/061241-17 en het in de zaak met parketnummer 16/068753-17 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes weken;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/242889-15
- verlengt de bij vonnis van 1 februari 2016 door de politierechter van deze rechtbank aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand verbonden proeftijd, met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Renken, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 16/652824-17:
1.
hij op of omstreeks 08 juni 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een portemonnee (met inhoud) en/of een telefoon (Iphone 7) en/of sleutels
en/of een geldbedrag van honderd euro, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en /
of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en /
of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s), die [slachtoffer]
- (bij de keel) heeft vastgepakt, en/of
- de keel heeft dicht geknepen en/of dicht geknepen heeft gehouden, en/of
- met een tot vuist gebalde hand met kracht heeft geslagen tegen het hoofd

en/of het lichaam, en/of

- de woorden heeft toegevoegd: "ik maak je dood" en/of "geef alles af",

althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of

- de (jas- en broek) zak(ken) heeft afgetast en/of doorzocht, en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond, en/of
- (daarbij) de woorden heeft toegevoegd: "meewerken of we steken je dood",

althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking

en/of dat
hij op of omstreeks 8 juni 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en / of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld
[slachtoffer]heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud) en/of
een telefoon (Iphone 7) en/of sleutels en/of een geldbedrag van honderd euro,
in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn/haar mededader(s), welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s), die [slachtoffer]
- (bij de keel) heeft vastgepakt, en/of
- de keel heeft dicht geknepen en/of dicht geknepen heeft gehouden, en/of
- met een tot vuist gebalde hand met kracht heeft geslagen tegen het hoofd

en/of het lichaam, en/of

- de woorden heeft toegevoegd: "ik maak je dood" en/of "geef alles af",

althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of

- de (jas- en broek) zak(ken) heeft afgetast en/of doorzocht, en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond, en/of
- (daarbij) de woorden heeft toegevoegd: "meewerken of we steken je dood",

althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

2.
hij op of omstreeks 30 juni 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een schaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan de [winkel 1] (gevestigd op de [adres] ), in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
In de zaak met parketnummer 16/061241-17:
hij op of omstreeks 30 maart 2017 te Utrecht
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een fiets, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
In de zaak met parketnummer 16/068753-17:
hij op of omstreeks 29 januari 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een fles (alcoholhoudende) drank (pasoa), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2017203094 Z, doorgenummerd tot en met pagina 170.
2.Pagina 26.
3.Pagina 28.
4.Pagina 27 en 28.
5.Pagina 31.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2017095023, doorgenummerd tot en met pagina 24 (waarna drie ongenummerde KVI’s aan het proces-verbaal zijn gehecht).
7.Pagina 4.
8.Pagina 9.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2017056989 Z, doorgenummerd tot en met pagina 150.
10.Pagina 102 tot en met 106.
11.Pagina 117 en 118 en de verklaring ter terechtzitting van 10 oktober 2017.