In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], een kort geding aangespannen tegen De Volksbank N.V. naar aanleiding van een geplande executoriale verkoop van haar woning. De achtergrond van de zaak ligt in een hypotheekaanvraag die eiseres en haar echtgenoot in 2007 hebben gedaan bij De Volksbank, waarbij een lening van € 1.450.000,00 is verstrekt. Door de ernstige ziekte van haar echtgenoot, die in maart 2016 is opgetreden, zijn de hypotheeklasten niet meer betaald. Ondanks gesprekken en voorstellen tot uitstel van betaling, heeft De Volksbank in juni 2017 de executieveiling van de woning aangekondigd.
Eiseres vordert in dit kort geding dat de executie wordt verboden en dat De Volksbank haar voorstel tot herfinanciering van de woning accepteert. Eiseres stelt dat De Volksbank misbruik maakt van haar bevoegdheid tot parate executie, omdat de executie enkel haar belangen schaadt. De Volksbank daarentegen voert aan dat zij recht heeft op executie, gezien de betalingsachterstand en dat het voorstel van eiseres niet redelijk is.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat De Volksbank niet misbruik maakt van haar recht tot parate executie. De rechter heeft vastgesteld dat eiseres in verzuim is met haar verplichtingen en dat De Volksbank haar zorgplicht niet heeft geschonden. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten.