ECLI:NL:RBMNE:2017:6047

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
C/16/443447 / HA RK 17-166
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlof voor verkoop van in beslag genomen aandelen in een besloten vennootschap

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster] B.V. op 25 juli 2017 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, met het doel verlof te verkrijgen voor de verkoop van in beslag genomen aandelen die [gedaagde sub 1] B.V. en [gedaagde sub 2] B.V. houden in de besloten vennootschap [bedrijfsnaam 1] B.V. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 474g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank heeft op 22 november 2017 een tussenbeschikking gegeven waarin het verzoek is behandeld. De gedaagden hebben op 24 oktober 2017 een verweerschrift ingediend en hebben betoogd dat de rechtbank Rotterdam relatief bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, omdat de statutaire zetel van [bedrijfsnaam 1] in [vestigingsplaats] is gevestigd.

Tijdens de zitting op 31 oktober 2017 zijn de partijen verschenen, waaronder de advocaten mr. M. de Vries en mr. F. Eikelboom. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van [verzoekster] verknocht is aan andere verzoeken die gelijktijdig zijn behandeld, en heeft besloten om het verzoek niet door te verwijzen naar de rechtbank Rotterdam. De rechtbank heeft de voeging van het verzoek met de andere zaken bevolen, omdat er een zodanige samenhang bestaat dat een gezamenlijke behandeling door dezelfde rechter gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek voortgezet en partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder toe te lichten.

De rechtbank heeft in de beschikking van 22 november 2017 de bevoegdheid verklaard om van het verzoek kennis te nemen en heeft de behandeling van het verzoek vastgesteld op 20 december 2017. De rechtbank heeft de partijen ook de gelegenheid geboden om bij akte te reageren op specifieke vragen die tijdens de zitting zijn gesteld. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/443447 / HA RK 17-166
Beschikking van 22 november 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. M. de Vries te Naarden,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerders,
advocaat mr. F. Eikelboom te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [verzoekster] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[verzoekster] heeft op 25 juli 2017 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend tot het verkrijgen van verlof voor de verkoop van in beslag genomen aandelen op naam die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] houden in het kapitaal van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijfsnaam 1] B.V. (verder: [bedrijfsnaam 1] ) als bedoeld in artikel 474g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
1.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben op 24 oktober 2017 ter griffie van deze rechtbank een verweerschrift ingediend.
1.3.
De griffier van deze rechtbank heeft de heer R.J.A. Cohen de Lara, gerechtsdeurwaarder, verzoekster, verweerster en [bedrijfsnaam 1] opgeroepen voor de terechtzitting van 31 oktober 2017.
1.4.
Ter terechtzitting op 31 oktober 2017 zijn verschenen:
  • mr. M. de Vries, advocaat voornoemd;
  • de heer [A] , bestuurder [verzoekster] ;
  • mr. F. Eikelboom, advocaat voornoemd;
  • de heer [B] , bestuurder [gedaagde sub 2] ;
  • de heer [C] , bestuurder [gedaagde sub 1] .
1.5.
Ten slotte is de uitspraak nader bepaald op vandaag.

2.Feiten

2.1.
De aandelen van [bedrijfsnaam 1] worden gehouden door [verzoekster] , [bedrijfsnaam 2] B.V. (verder: [bedrijfsnaam 2] ), [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
2.2.
Bij exploot van 27 juni 2017 heeft [verzoekster] executoriaal beslag laten leggen op de aandelen op naam die [gedaagde sub 1] houdt in [bedrijfsnaam 1] .
2.3.
Bij exploot van 21 juli 2017 heeft [verzoekster] executoriaal beslag laten leggen op de aandelen op naam die [gedaagde sub 2] houdt in [bedrijfsnaam 1] .
2.4.
Deze rechtbank heeft op 12 april 2017 vonnis gewezen (hierna: het vonnis). In het vonnis zijn zowel [gedaagde sub 1] en als [gedaagde sub 2] veroordeeld om aan [verzoekster] een bedrag van € 90.000,00, vermeerderd met de contractuele rente van 5% over dit bedrag met ingang van 25 september 2008, te betalen.
2.5.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben aan het bevel tot betaling geen gehoor gegeven.
2.6.
De statuten van [bedrijfsnaam 1] bevatten een blokkeringsregeling.
2.7.
Er is geen schriftelijke opgave gedaan aan de deurwaarder van rechten die voor het beslag reeds op de in beslag genomen aandelen mochten zijn gevestigd, zoals bedoeld in artikel 474 Rv. Evenmin is medegedeeld of reeds oudere rechten op de aandelen zijn gevestigd.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank om haar bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad op grond van artikel 474g Rv verlof te verlenen voor de verkoop van de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gehouden en in (executoriaal) beslag genomen aandelen in [bedrijfsnaam 1] .
3.2.
[A] verzoekt de rechtbank tevens te bepalen dat en op welke termijn tot executoriale verkoop van de aandelen kan worden overgegaan en op welke wijze en onder welke voorwaarden de verkoop en de overdracht dienen te geschieden.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben zich op het standpunt gesteld dat niet deze rechtbank (relatief) bevoegd is van het verzoek van [verzoekster] kennis te nemen, maar de rechtbank Rotterdam.
4.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen dat voor de relatieve bevoegdheid met betrekking tot artikel 474g Rv de rechtbank van de plaats van de statutaire zetel van de vennootschap wiens aandelen zijn beslagen relatief bevoegd is. [bedrijfsnaam 1] is statutair gevestigd in [vestigingsplaats] , zodat de rechtbank Rotterdam bevoegd is van onderhavig verzoek kennis te nemen.

5.De beoordeling

5.1.
Gelijktijdig met onderhavig verzoek zijn, met instemming van partijen, de verzoeken van [verzoekster] op grond van artikel 3:251 lid 1 BW (C/16/436924 / KG RK 17-357 en C/16/436929 / KG RK 17-358) ter terechtzitting behandeld. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben in deze procedures ook een relatief bevoegdheidsincident opgeworpen.
5.2.
In deze procedures verklaart de voorzieningenrechter zich bij beschikking van (eveneens) 22 november 2017 bevoegd om kennis te nemen van die verzoeken.
5.3.
Ondanks de juistheid van de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ingenomen stelling, zal de rechtbank onderhavig verzoek niet verwijzen naar de rechtbank Rotterdam. De rechtbank is namelijk van oordeel dat onderhavig verzoek verknocht is aan de verzoeken in de zaken met nummers C/16/436924 / KG RK 17-357 en C/16/436929 / KG RK 17-358. Immers, tussen het onderwerp van onderhavig verzoek en het onderwerp van de zaken met nummers C/16/436924 / KG RK 17-357 en C/16/436929 / KG RK 17-358 bestaat een zodanige samenhang dat alle verzoeken om redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling door één en dezelfde rechter rechtvaardigt. Dat de zaken met nummers C/16/436924 / KG RK 17-357 en C/16/436929 / KG RK 17-358 worden behandeld door de voorzieningenrechter van de rechtbank, vormt geen beletsel voor voeging, nu onder het begrip ‘dezelfde rechter’ in artikel 285 lid 2 Rv ook dient te worden verstaan ‘hetzelfde gerecht’.
5.4.
De rechtbank zal, op grond van artikel 285 lid 2 Rv, voeging van onderhavig verzoek bevelen met de zaken met nummers C/16/436924 / KG RK 17-357 en C/16/436929 / KG RK 17-358.
5.5.
Ter terechtzitting op 31 oktober 2017 is besproken dat [verzoekster] in de gelegenheid zal worden gesteld om bij akte nader toe te lichten op welke wijze en binnen welke termijn volgens haar de beslagen aandelen verkocht dienen te worden en of, en zo niet waarom niet, de blokkeringsregeling in onderhavig verzoek dient te worden gevolgd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld daarop een antwoordakte te nemen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beveelt de voeging van deze procedure met de zaken met nummers C/16/436924 / KG RK 17-357 en C/16/436929 / KG RK 17-358;
6.2.
verklaart zich bevoegd van het verzoek kennis te nemen;
6.3.
bepaalt dat de behandeling van het verzoek zal worden voortgezet op woensdag
20 december 2017 van 9.00 uur tot 12.00 uur, in het gebouw van deze rechtbank aan het Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht;
6.4.
biedt [verzoekster] de gelegenheid
uiterlijk op 4 december 2017bij akte te reageren op de vraag zoals gesteld in rechtsoverweging 5.5. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] krijgen vervolgens de gelegenheid
uiterlijk 18 december 2017daarop bij akte te reageren;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2017. [1]

Voetnoten

1.type: