Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/432983 / HA ZA 17-177
Vonnis van 6 december 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J. Cortet te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
handelend onder de handelsnaam Zilveren Kruis,
handelend onder de handelsnaam Zilveren Kruis,
statutair gevestigd te Zeist en kantoorhoudende te Leiden,
gedaagde,
advocaat mr. I. Punt te Leiden.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Achmea genoemd worden.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.
[eiseres] ontving tot 15 april 2015 een persoonsgebonden budget voor verpleging en verzorging (hierna: pgb vv). Op 4 april 2015 heeft zij bij haar zorgverzekeraar Zilveren Kruis opnieuw een aanvraag voor een pgb vv ingediend.
2.2.
Zilveren Kruis heeft deze aanvraag bij brief van 25 juni 2015 afgewezen omdat volgens Zilveren Kruis niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3 van het reglement pgb vv zoals dit in 2015 gold. Zilveren Kruis heeft uit coulance wel een pgb toegekend tot 15 juli 2015.
2.3.
[eiseres] heeft een procedure aanhangig gemaakt bij de bestuursrechter van deze rechtbank (zaaknummer UTR 15/6312). De bestuursrechter heeft zich bij uitspraak van 16 augustus 2016 onbevoegd verklaard en heeft bepaald dat [eiseres] zich dient te wenden tot de Geschillencommissie Zorgverzekering of tot de burgerlijke rechter.
3.Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht te verklaren dat Achmea ten onrechte de pgb aanvraag van [eiseres] heeft afgewezen, zodat [eiseres] alsnog - met terugwerkende kracht - vanaf 15 juli 2015 aanspraak kan maken op een pgb;
b. Achmea te veroordelen om aan [eiseres] een pgb toe te kennen per 15 juli 2015;
c. Achmea te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen de buitengerechtelijke kosten van € 196,--;
d. Achmea te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen de wettelijke rente over het sub b en c gevorderde vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag van volledige betaling;
e. Achmea te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen de kosten van deze procedure, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] stelt zich ter onderbouwing van haar vordering op het standpunt dat zij in aanmerking dient te komen voor toekenning van een pgb omdat zij voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van het reglement pgb vv.
3.3.
Achmea voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.
Achmea stelt zich primair op het standpunt dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat sprake is van dagvaarding van een onjuiste rechtspersoon. Zij stelt in dit verband dat [eiseres] de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., gevestigd te Utrecht, (hierna: Zilveren Kruis) had moeten dagvaarden, omdat [eiseres] een geschil heeft met Zilveren Kruis dat voortvloeit uit een verzekeringsovereenkomst tussen [eiseres] en Zilveren Kruis, te weten de basisverzekering Basispolis Basic. Achmea licht toe dat Zilveren Kruis een zorgverzekeraar is in de zin van artikel 1 aanhef en onder b van de Zorgverzekeringswet (Zwv) en dat Achmea dat niet is. Zij is een schadeverzekeraar in de zin van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en biedt aanvullende ziektekostenverzekeringen aan. Zij kan daarom niet worden veroordeeld tot toekenning van een pgb op grond van de basisverzekering van [eiseres] .
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiseres] bij een zorgverzekeraar met de naam Zilveren Kruis een zorgverzekeringsovereenkomst heeft gesloten op grond waarvan zij aanspraak kan hebben op toekenning van een pgb. Achmea voert in haar naam de aanduiding “zorgverkeringen” en zij heeft niet bestreden dat zij handelt onder de naam “Zilveren Kruis”. Uit de overgelegde stukken volgt dat de zorgverzekeraar van [eiseres] zich bedient van briefpapier met het logo ZilverenKruis | achmea (productie 3 dagvaarding). Bij de schriftelijke afwijzing van het gevraagde pgb van 25 juni 2015 noemt deze zorgverzekeraar maar liefst drie verschillende rechtspersonen. Slechts uit een in zeer kleine letter gedrukte standaardtekst, rechtsonder op de brief van 12 februari 2015, valt af te leiden dat er een onderscheid is tussen “Zilveren Kruis Achmea zorgverzekeringen N.V.” en “Achmea zorgverzekeringen N.V.”. Vanuit die presentatie is volstrekt begrijpelijk dat [eiseres] meent Achmea op nakoming van de verplichtingen uit haar zorgovereenkomst te moeten aanspreken. Deze onduidelijkheid dient geheel voor rekening van de onderdelen van het Achmea concern te komen die - ook volgens de toelichting van Achmea - op het terrein van de zorgverzekering samenwerken (de een voor de basisverzekering, de ander voor de aanvullende verzekering). Het is aan Achmea maar blijkens haar toelichting ook aan Zilveren Kruis volstrekt duidelijk wie [eiseres] heeft beoogd te dagvaarden, namelijk haar contractuele wederpartij Zilveren Kruis. De dagvaarding is immers uitgebracht aan ‘de naamloze vennootschap Achmea Zorgverzekeringen N.V., handelend onder de handelsnaam Zilveren Kruis’ en Achmea stelt in haar conclusie van antwoord ook zelf dat [eiseres] niet haar, maar Zilveren Kruis had moeten dagvaarden. De advocaat van Achmea heeft bovendien, voor het geval haar niet-ontvankelijkheidsverweer door de rechtbank niet zou worden aanvaard, een uitvoerig inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering van [eiseres] alsof zij tevens optreedt namens Zilveren Kruis. Gelet op de inhoud van het verweer is dit op verzoek van en met medeweten van Zilveren Kruis aangevoerd.
4.3.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat Zilveren Kruis door middel van mr. Punt eveneens op de dagvaarding van [eiseres] is verschenen en verweer heeft gevoerd. Dat [eiseres] de dagvaarding heeft betekend aan het adres van Achmea onder vermelding van de rechtspersoon Achmea, doet er niet aan af dat het zowel Achmea als Zilveren Kruis duidelijk was dat [eiseres] haar contractuele wederpartij Zilveren Kruis heeft bedoeld. Zilveren Kruis is daarmee naast Achmea in deze procedure op de uitgebrachte dagvaarding verschenen. De rechtbank is daarom voornemens om in het vervolg van deze procedure zowel Achmea als Zilveren Kruis als gedaagde aan te merken. Om een verrassingsbeslissing te voorkomen, zal de zaak worden verwezen naar de rol van 20 december 2017 voor akte uitlating door partijen. Partijen wordt in overweging gegeven om een afspraak te maken over de vraag of voortzetting van de procedure tegen Achmea nodig is.
4.4.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5.De beslissing
De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 20 december 2017 voor akte uitlating door partijen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2017. [1]