Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
"knapje"gevoeld had in de schouder, en dat de klachten bleven aanhouden. Op een op 18 februari 2010 van zijn rechterschouder gemaakte echo was een partiële intratendineuze supraspinatuspeesruptuur te zien.
3.Het geschil
4.De beoordeling
"Ik weet niet hoe zwaar de tafel was, ik vond hem erg zwaar maar kan niet zeggen of hij 100 kg was of 50 of 10. Hij was vooral onhandig door het formaat. U houdt mij voor dat [eiser] als getuige heeft verklaard dat de tafel 80 kg woog. Het zou kunnen, geen idee".
"Ik heb de tafel met poten en al opgetild en ondervond geen probleem. Alleen het blad zal absoluut geen 80 kilogram wegen. Vermoedelijk nog niet de helft. Daarvan kwam de helft voor rekening van dhr. [eiser] ".
"Ik heb destijds vóór het versjouwen mijn hulp aangeboden aan [eiser] en [getuige 1] . Het bleek dat mijn hulp niet nodig was".
"Ik kan mij oprecht niet herinneren dat er bij [eiser] iets in zijn schouder knapte en dat ik daarom bezorgd was. Ik was wel in het algemeen bezorgd, en wel voor ons allebei. Dat er iets bijzonders met zijn schouder gebeurde, kan ik me echter niet herinneren. (…) Ik kan me niet herinneren of [eiser] toen tegen [A] iets heeft gezegd over pijn in zijn schouders", en (proces-verbaal punt 11):
"Ik heb wel later van [eiser] gehoord dat hij pijn in zijn schouder had. Ik weet niet meer of dat kort of lang na deze verhuizing was. Hij heeft toen wel een link gelegd met het versjouwen van de tafel";
"Later heb ik gehoord wat er gebeurd is".Zij schrijft in haar e‑mailbericht van 13 mei 2013 (productie 3 conclusie van antwoord, bevestigd in haar getuigenverklaring) aan de toenmalige gemachtigde van [eiser] :
" [eiser] heeft mij een aantal weken (2?) na de gewraakte dag op de hoogte gebracht van pijn aan zijn schouder".
"1 december 2009, 12:20 uur"is vermeld:
" [voornaam van eiser]( [eiser] , kantonrechter)
deelt mede aan [voornaam van A]( [A] , kantonrechter)
dat hij vanmiddag eerder we gaat. Hij ziet het niet meer zitten. Er wordt "teveel druk op hem gelegd". Gisterenavond is hij tot 19:30 uur doorgegaan. Hij heeft last van zijn rug. Het moet klaar, dus hij maakt het nog af, maar zodra [voornaam van A] zijn werkplek klaar is, gaat hij weg". Volgens [gedaagde] blijkt daaruit dat [eiser] geen koppeling heeft gelegd met schouderklachten, en dat [gedaagde] anders de bedrijfsarts zou hebben ingeschakeld. De kantonrechter zal deze verklaring echter buiten beschouwing laten, omdat niet uit te sluiten is dat het versjouwen van de tafel na 12:20 uur heeft plaatsgevonden;
"Vlak erna kwam [A] kijken. Ik heb hem toen gezegd: de tafel is verplaatst dus je bureau kan erin, maar ik heb pijn (er is wat gebeurd met mijn schouder) en zie er tegenop om je bureau te verplaatsen. Hij zei toen: ik ben blij dat je zover bent, het spijt me van je schouder, die stoelen en kasten komen later wel".De stelplicht en bewijslast dat dit de gang van zaken is geweest berusten bij [eiser] . Omdat er sprake is van een partijgetuigenverklaring en er geen voldoende sterk steunbewijs is, kan deze verklaring niet bijdragen aan het bewijs dat hij direct na het versjouwen van de tafelmelding van zijn schouderklachten aan [A] heeft gemaakt.
"knapje"in zijn schouder heeft gevoeld. Zijn eigen getuigenverklaring is hiervoor onvoldoende. Dit kan evenmin worden afgeleid uit de door hem gestelde directe melding aan [A] , [getuige 1] en [getuige 3] , want dat hij die melding heeft gedaan is evenmin gebleken. Verder acht de kantonrechter van belang dat [eiser] eerst op 27 januari 2010, dus bijna twee maanden na het versjouwen van de tafel, zijn huisarts heeft bezocht en dat hij zich eerst op 17 maart 2010, dus drieënhalve maand later, heeft ziek gemeld. Mede gezien dit tijdsverloop is daarom het verband tussen de schouderklachten en het versjouwen van de tafel, ook in het geval de maximale tilnorm is overschreden, te onzeker. Gedurende dit tijdsverloop kunnen de klachten immers ook door een andere, niet aan [gedaagde] toe te rekenen, oorzaak zijn ontstaan. De verklaring van [eiser] als getuige (proces-verbaal punt 4) dat hij na 1 december 2009 niet meer kon sjouwen, en dat hij zich daarna thuis niet vertild kan hebben, is onvoldoende voor een andere conclusie.