Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
1.De procedure
2.De feiten
In een vorig dienstbericht hebben wij aangegeven gezamenlijk, dus met de bonden, te willen knokken voor de volgende eisen:
3.Het verzoek van NS
4.Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek van [verweerder]
5.De beoordeling
anders gaan we/gaan ze echt het spoor in”, “
anders zeg ik dat er mensen in het spoor staan en dan ben ik wel bij ‘t juiste adres. En dan leg jij het stil” en het feit dat [verweerder] niet de aanwezige veiligheidsdiensten om hulp heeft gevraagd, leiden in onderling verband beschouwd tot de conclusie dat kennelijk sprake was van een plan om het treinverkeer te ontregelen, met alle schadelijke gevolgen van dien. Het antwoord op de vraag of [verweerder] de initiator was van de Actie, is naar het oordeel van de kantonrechter niet van doorslaggevend belang en kan dan ook in het midden blijven. Immers de betrokkenheid van [verweerder] bij de Actie en het herhaaldelijk en welbewust aansturen op het stilleggen van het treinverkeer zijn reeds voldoende om zijn handelen als ernstig verwijtbaar aan te merken.
Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 111). [verweerder] heeft weliswaar een lang dienstverband, maar heeft – gelet op de door NS naar voren gebrachte en door [verweerder] onvoldoende weersproken incidenten uit het verleden – geen onberispelijke staat van dienst, zodat het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek van NS om vast te stellen dat [verweerder] geen transitievergoeding toekomt, derhalve gehonoreerd.