Uitspraak
[verweerder sub 2 in de zaak KG RK 17-357],
[verweerder sub 2 in de zaak KG RK 17-358],
- het vonnis van deze rechtbank van 12 april 2017 inzake C/16/394828 / HAZA 15-539 en C/16/394822 / HA ZA 15-538, waarin onderhavig verzoek is verwezen naar de verzoekschriftprocedure;
- de akte houdende relatief bevoegdheidsincident van [verweerder sub 2 in de zaak KG RK 17-358] c.s. en [verweerder sub 2 in de zaak KG RK 17-357] c.s. van 16 oktober 2017;
- de brief van [verzoekster (in beide zaken)] van 16 oktober 2017 houdende twee producties;
- de brief van [verzoekster (in beide zaken)] van 18 oktober 2017 houdende drie producties.
- mr. M. de Vries, advocaat voornoemd;
- de heer [A] , bestuurder [verzoekster (in beide zaken)] ;
- mr. F. Eikelboom, advocaat voornoemd;
- de heer [verweerder sub 2 in de zaak KG RK 17-357] , bestuurder [verweerster sub 1 in de zaak KG RK 17-357] ;
- de heer [verweerder sub 2 in de zaak KG RK 17-358] , bestuurder [verweerster sub 1 in de zaak KG RK 17-358] .
2.Feiten
als de schuldeiser 1: een recht van eerste pand op de aandelen 1.
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
goederen(niet zijnde registergoederen), betreft, terwijl titel 9 Boek 3 BW op de executie door een pandhouder ziet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de executie door de pandhouder, zoals bepaald in titel 9 Boek 3 BW, betrekking op dezelfde benoemde goederen als waarop titel 2 en 3 Rv zien. Zodoende ziet de executie door de pandhouder, zoals bepaald in titel 9 Boek 3 BW, ook op goederen en dus ook op aandelen, nu aandelen, zoals hiervoor is vastgesteld, kwalificeren als goederen.
Evenals het geval was in de toelichting op artikel 2.2.2, is er aanleiding de toelichting dit artikel aan te vangen met een algemenere opmerking van wetssystematische aard die betrekking heeft op dit artikel en de verdere artikelen van deze afdeling, met uitzondering alleen van artikel 3.2.6. In deze artikelen wordt bepaald dat de rechter «bevoegd» is; anders dan in afdeling 2.2 staat er niet dat de rechter «mede» bevoegd is. De bedoeling van dit verschil is, tot uitdrukking te brengen dat in de onderhavige afdeling, bevattende bepalingen voor de relatieve bevoegdheid in verzoekschriftprocedures, geen alternatieve bevoegdheden worden gegeven naast de hoofdregel van artikel 3.2.1, maar specifieke bevoegdheden die in beginsel de desbetreffende materie beheersen. Het systeem is daardoor minder soepel dan het systeem dat geldt voor de dagvaardingsprocedures. Dat is ook de bedoeling en het strookt met de gedachte dat er in verzoekschriftprocedures minder plaats is voor vrijheid van de betrokkenen om de procedure te beïnvloeden. Uitgangspunt is in deze zaken dat de rechter de relatieve bevoegdheid ambtshalve moet toetsen. Immers het gaat doorgaans om zaken waarin de rechtsgevolgen niet ter vrije bepaling van partijen staan. Dat heeft zijn consequenties ook voor het bevoegdheidsrecht. Overigens blijkt uit artikel 3.2.8 en de op dat artikel gegeven toelichting dat het systeem ook niet volstrekt rigide is: In beginsel is stilzwijgende forumkeuze mogelijk. Daarop wordt hieronder teruggekomen.”(MvT,
Kamerstukken II,1999/2000, 26 855, nr. 3).
6.De beslissing
20 december 2017 van 9.00 uur tot 12.00 uur, in het gebouw van deze rechtbank aan het Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht;
uiterlijk op 4 december 2017bij akte te reageren op de vraag zoals gesteld in rechtsoverweging 5.7. [verweerder sub 2 in de zaak KG RK 17-357] c.s. en [verweerder sub 2 in de zaak KG RK 17-358] c.s. krijgen vervolgens de gelegenheid
uiterlijk 18 december 2017daarop bij akte te reageren;