ECLI:NL:RBMNE:2017:6001

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
16.659245-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens overtreding van de Opiumwet met betrekking tot MDMA en amfetamine

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van en het vervaardigen, bewerken en verkopen van MDMA en amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 februari 2017 tot en met 7 maart 2017 in Loosdrecht een aanzienlijke hoeveelheid MDMA (ongeveer 27,2 kilogram en 280 pillen) en 260 gram amfetamine aanwezig had. De zaak kwam voort uit een melding van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) die leidde tot een doorzoeking van de woonboot van de verdachte. Tijdens deze doorzoeking zijn diverse materialen en substanties aangetroffen die bestemd waren voor de productie van MDMA en amfetamine. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging en dat het binnentreden in de woning van de verdachte rechtmatig was, ondanks de verdediging die stelde dat de informatie waarop de politie handelde niet betrouwbaar was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn de in beslag genomen voorwerpen, waaronder mobiele telefoons en geldbedragen, verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.659245-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1975] te [geboorteplaats]
verblijvende op het adres [verblijfadres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 juni 2017 en 17 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 21 februari 2017 tot en met 7 maart 2017 in Loosdrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 27,2 kilogram en/of 280 pillen MDMA en ongeveer 260 gram amfetamine.
Feit 2: in de periode van 21 februari 2017 tot en met 7 maart 2017 in Loosdrecht opzettelijk een (grote) hoeveelheid MDMA en/of een (grote) hoeveelheid amfetamine heeft vervaardigd, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd.
Feit 3: in de periode van 21 februari 2017 tot en met 7 maart 2017 in Loosdrecht om een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen productiemiddelen en chemicaliën en grondstoffen bestemd voor de productie/vervaardiging van MDMA en/of amfetamine voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat deze tot het plegen van die feiten bestemd waren.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is rechtmatig binnengetreden in de woning van verdachte. De
TCI‑meldingen waren voldoende voor een verdenking. Er behoeft geen bewijs te worden
uitgesloten. De officier van justitie acht de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen in die zin dat verdachte opzettelijk een grote hoeveelheid MDMA (33,6 kilogram) en een hoeveelheid amfetamine (260 gram) aanwezig heeft gehad, opzettelijk grote hoeveelheden MDMA heeft vervaardigd, bewerkt en verkocht en ten behoeve van het voorbereiden van feiten in strijd met de Opiumwet een tabletteermachine en grondstoffen voorhanden heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat er is binnengetreden in de woning van verdachte enkel op basis van anonieme startinformatie, te weten de inhoud van een TCI-verbaal waarvan de betrouwbaarheid niet kon worden getoetst. Er is niet overgegaan tot veredeling van deze informatie, terwijl daartoe ruimschoots gelegenheid was. De informatie is immers op 21 februari 2017 verstrekt en pas op 7 maart 2017 is binnengetreden. Hieruit blijkt ook dat er geen dingende noodzaak was voor het binnentreden in de woning. Onder deze omstandigheden was er geen sprake van een redelijk vermoeden in de zin van artikel 9 Opiumwet en bestond er onvoldoende basis voor dat binnentreden, zodat sprake is van een vormverzuim in het vooronderzoek. Een vergelijkbare gang van zaken blijft zich voordoen en impliceert een steeds verdergaande oprekking van wettelijk genormeerde bevoegdheden, die onaanvaardbaar moet worden geacht. Daarom moet de sanctie van bewijsuitsluiting worden toegepast als duidelijk signaal richting de opsporingsinstanties, met integrale vrijspraak tot gevolg.
Subsidiair is de raadsman van mening dat het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde bewezen kan worden. Verdachte heeft deze feiten bekend. Het onder feit 2 tenlastegelegde kan op grond van de verklaring van verdachte alleen worden bewezen voor zover dit feit ziet op het bewerken, verwerken en verstrekken van MDMA.
De raadsman heeft zijn standpunt verwoord in een ter zitting overgelegde pleitnota.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Rechtmatig binnentreden
Het opsporingsonderzoek dat aan deze zaak ten grondslag ligt, is gestart op basis van een TCI-melding op 21 februari 2017 inhoudende ‘ [verdachte] is een tijdje geleden verhuisd naar [woonplaats] en woont daar op een woonboot. Op deze woonboot houdt [verdachte] zich nog steeds bezig met het drukken van xtc-pillen en gebruikt daarvoor een pillenstampmachine welke op zijn woonboot aanwezig is’. Er is geen oordeel gegeven over de betrouwbaarheid van de TCI-informatie. Naar aanleiding van deze melding is onderzoek verricht naar de personalia in het GBA. Conform de GBA van 21 februari 2017 luidden de personalia [verdachte] , ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] .
Uit jurisprudentie volgt dat verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie. Doorgaans is gewenst dat zo mogelijk enig nader onderzoek plaatsvindt ter verificatie van die informatie. De kwaliteit van de verstrekte gegevens is beslissend voor de vraag of zij zonder meer aanleiding mochten geven tot het instellen van een onderzoek of dat zij eerst nog ondersteuning behoefden. Het oordeel over die kwaliteit is van feitelijke aard en wordt gevormd door beantwoording van de vraag of de verstrekte informatie voldoende concreet en specifiek is. Daaraan doet de omstandigheid dat geen oordeel over de betrouwbaarheid van de informatie kon worden gegeven niet af.
Naar het oordeel van de rechtbank kon in deze zaak op basis van de TCI-informatie en het
daaropvolgende onderzoek naar de personalia van verdachte in de GBA redelijkerwijs het vermoeden ontstaan dat xtc-pillen aanwezig waren in de woning van verdachte. De TCI-melding bevatte concrete informatie over de naam van verdachte, zijn woonboot, de xtc-pillen en de aanwezigheid van een pillenstampmachine. De informatie is aangevuld door nader onderzoek in de GBA. Deze combinatie van anonieme en geverifieerde informatie kon de verdenking ex artikel 9 Opiumwet dragen. Op basis van die verdenking was een doorzoeking ter inbeslagneming op grond van artikel 9 Opiumwet gerechtvaardigd. Dat de politie niet direct, maar twee weken na de melding op 7 maart 2017 tot binnentreden overgaat, maakt dit niet anders. Niet gezegd kan worden dat deze termijn zonder verder onderzoek ter verificatie van de informatie dermate lang is dat het Openbaar Ministerie daarmee haar recht op het gebruik van dat dwangmiddel heeft verspeeld.
De politie was, voorzien van een schriftelijke machtiging tot binnentreden, gerechtigd de woning van verdachte te betreden en deze te doorzoeken. De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de raadsman.
Bewijsmiddelen [1]
Naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen treedt de politie op
7 maart 2017 met een schriftelijke machtiging binnen in de woonboot van verdachte op de [adres] in [woonplaats] . Als de politie bij de woonboot is, doet verdachte de deur open. [2]
De politie treft tijdens de doorzoeking onder meer aan:
- een tabletteermachine en daarbij horende stempels;
- diverse materialen benodigd/gebruikt voor de productie van xtc-pillen;
- 340 kilogram tabletteerpoeders;
- 25,78 kilogram MDMA-poeder;
- 19,61 kilogram xtc-tabletten;
- 260 gram amfetamine;
- € 3.990,00 briefgeld;
- 7 mobiele telefoons;
- xtc-pillen in de kleding van verdachte;
- diverse administratie. [3]
Ook worden een volgelaatmasker, een trechter, twee zeven, zeven flesjes kleurstof, een grote maatschep, drie dozen handschoenen, een fles thinner en een zwarte vuilniszak met witte papieren met het etiket dicalciumfosfaat aangetroffen. [4]
De tabletteermachine was zwaar vervuild met roze poeder. In de verschillende ruimtes in de woning stonden emmers en zakken met MDMA-poeder, hoeveelheden tabletteerpoeders, zakken met xtc-pillen en schalen en bakjes met xtc-pillen. In de vriezer lagen een bakje en plastic zakje met amfetamine. Op de woonboot werden ook enkele stofzuigers aangetroffen. In de stofzakken van deze zuigers zaten verschillende soorten xtc-pillen. Verder werden er meerdere mobiele telefoons en diverse administratie aangetroffen.
In totaal is er door de politie 25,78 kilogram MDMA-poeder, 19,61 kilogram xtc-pillen, 260 gram amfetamine en 340,13 kilogram tabletteerpoeder aangetroffen. [5]
De aangetroffen pillen en grondstoffen zijn in beslag genomen en voor onderzoek naar het NFI gestuurd. Het NFI heeft monsters hiervan onderzocht. Het onderzoek wijst uit dat 280 pillen en een hoeveelheid van 25,69 gram poeder MDMA bevatten. Andere aangetroffen poeders bevatten cellulose, natriumboorhydride, calciumwaterstoffosfaathydaat, magnesiumstearaat en amfetamine. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij op de woonboot woonde. Hij bevestigt dat de pillen, poeders en materialen die de politie op de woonboot heeft aangetroffen daar stonden. Verdachte hield zich bezig met fijn hakken en mengen, hij zorgde voor de verschillende kleuren pillen en kocht daarvoor de kleurstoffen. Hij had ook xtc-pillen verkocht. De briefjes met daarop hoeveelheden en soorten xtc-pillen (opgenomen op pagina 138, 139 en 140 van het dossier) zijn door hem geschreven. Verdachte gebruikte twee van de aangetroffen telefoons voor de verkoop van de pillen. [7]
De rechtbank stelt op grond van voornoemd bewijs vast dat verdachte:
- opzettelijk 280 pillen en ongeveer 27,2 kilogram bevattende MDMA en 260 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
- opzettelijk hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en van een materiaal bevattende amfetamine heeft bewerkt, verwerkt en/of verkocht;
- voorwerpen en grondstoffen bestemd voor de productie van MDMA en amfetamine voorhanden heeft gehad en wist dat deze bestemd waren voor het plegen van een feit in strijd met de Opiumwet.
Daarmee zijn de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in die zin wettig en overtuigend bewezen. Door de aard en de verwevenheid van die feiten is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde enerzijds en het onder feit 3 tenlastegelegde anderzijds sprake is van eendaadse samenloop.
Nu het onderzoek is gestart naar aanleiding van informatie van de TCI van 21 februari 2017 en op 7 maart 2017 wordt binnengetreden acht de rechtbank bewezen dat de feiten zijn gepleegd in de periode van 21 februari 2017 tot en met 7 maart 2017, zoals tenlastegelegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 21 februari 2017 tot en met 7 maart 2017 te Loosdrecht , opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 27,2 kilogram en 280 pillen bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfe-tamine) en
- 260 gram amfetamine,
zijnde MDMA en amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
in de periode van 21 februari 2017 tot en met 7 maart 2017 te Loosdrecht , telkens opzettelijk heeft bewerkt, verwerkt en verkocht een hoeveelheid MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of een hoeveelheid amfetamine,
zijnde MDMA en amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
in de periode van 21 februari 2017 tot en met 7 maart 2017 te Loosdrecht , om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken en verkopen van MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden of te bevorderen, hebbende verdachte
- een tabletteermachine en stempels voor een tabletteermachine en een trechter en zeven en een maatschep en meer stofzuigers en meer emmers en handschoenen en een volgelaatsmasker, bestemd voor de productie van MDMA en amfetamine,
en
- een doos cellulose en tabletteerpoeder en dicalciumfosfaat en magnesiumstearaat en een fles thinner en meerdere flesjes kleurstoffen en natriumboorhydride en calciumwaterstoffosfaathydraat, bestemd voor de productie van MDMA en amfetamine, voorhanden gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1, feit 2 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen.
Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3:
De eendaadse samenloop van
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht - indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt - er rekening mee te houden dat verdachte een geringe rol met relatief weinig financieel gewin ten opzichte van de onbekend gebleven opdrachtgevers heeft gehad. Daarnaast is hij niet eerder veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en is wat betreft feit 1 en feit 2 enerzijds en feit 3 anderzijds sprake van eendaadse samenloop dan wel zijn feit 1 en feit 2 de voortgezette handeling van feit 3. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel een taakstraf is een passende sanctie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in zijn woning een hoeveelheid harddrugs, zijnde MDMA en amfetamine, aanwezig gehad. De hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Dat was ook het geval, want verdachte verkocht xtc-pillen. Op de woonboot van verdachte is ook een aanzienlijke hoeveelheid grondstoffen en voorwerpen aangetroffen bestemd voor het bewerken en verwerken van MDMA en amfetamine. Verdachte heeft die grondstoffen en voorwerpen voorhanden gehad en zich aldus schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van het bewerken en verwerken van MDMA en amfetamine en het verkopen van xtc-pillen. Verdachte heeft op die manier een rol gespeeld in het voorbereiden van de verspreiding van verdovende middelen. Dat verdachte daarbij slechts een geringe rol met relatief weinig financieel gewin ten opzichte van de onbekend gebleven opdrachtgevers zou hebben gehad, is niet aannemelijk geworden.
MDMA en amfetamine zijn voor de volksgezondheid schadelijke stoffen. Daarnaast bevordert de verslavende werking en hoge kostprijs van harddrugs allerlei vormen van criminaliteit, zoals vermogensdelicten, waardoor schade en overlast voor de samenleving ontstaat. Voorts brengt de handel in harddrugs mee dat een zwartgeldcircuit ontstaat met alle gevolgen van dien. Dat is ook de reden dat op de handel in harddrugs zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft zich hier niets van aangetrokken.
De aard en de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten leiden ertoe dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur opgelegd moet worden.
Bij het bepalen van de hoogte daarvan houdt de rechtbank rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 augustus 2017, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, maar deze veroordelingen van meer dan vijf jaar geleden zijn, en hij niet eerder voor overtreding van de Opiumwet met justitie in aanraking is geweest. Daarnaast is de ten laste gelegde en bewezen verklaarde periode, waarin verdachte zich aan genoemde strafbare feiten schuldig heeft gemaakt, relatief kort. Uitspraken van rechtbanken in soortgelijke zaken in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie te hoog is.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van dertig maanden passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten zal op deze straf in mindering worden gebracht.
Doordat verdachte geen strafblad heeft op het gebied van de Opiumwet en de reclassering in het rapport van 24 mei 2017 vermeldt dat de kans op recidive laag wordt ingeschat ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- zeven mobiele telefoons, en
- geldbedragen van € 3.500,00 en € 490,00,
verbeurd verklaren.
Met behulp van de mobiele telefoons is het onder 2 bewezen verklaarde feit begaan in die zin dat verdachte deze telefoons gebruikte voor zijn handel in xtc-pillen.
De geldbedragen zijn geheel door middel van het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit verkregen in die zin dat verdachte dit geld met de verkoop van xtc-pillen heeft verdiend. De verbeurdverklaring van deze bedragen wordt ingezet om wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen. De rechtbank zal daarom de verbeurd verklaarde geldbedragen van in totaal
€ 3.990,00 in mindering brengen op de aan de veroordeelde op te leggen betalingsverplichting in het kader van de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Teruggave aan de verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen laptop die aan verdachte toebehoort, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 33, 33a en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van het onherroepelijk worden van dit vonnis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • zeven mobiele telefoons;
  • geldbedragen van € 3.500,00 en € 490,00;
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 laptop.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. Oosterling-van der Maarel, voorzitter, mrs. K.G. van de Streek en A.A. Renken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 21 februari 2017 tot en met 7 maart 2017 te Loosdrecht , althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 27,2 kilogram en/of 280 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of
- ongeveer 260 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2017 tot en met
7 maart 2017, te Loosdrecht , althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft vervaardigd, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd een (grote) hoeveelheid MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
(3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of een (grote) hoeveelheid amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.
hij, in of omstreeks de periode van 21 februari 2017 tot en met 7 maart 2017, te Loosdrecht , althans in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen, hebbende verdachte
- een tabletteermachine en/of een of meer stempel(s) voor een tabletteermachine en/of trechter(s) en/of zeven en/of een maatschep en/of een of meer stofzuiger(s) en/of een of meer emmer(s) en/of handschoenen en/of een volgelaatsmasker, in elk geval een of meer productiemiddel(en) en/of voorwerpen bestemd voor de productie/vervaardiging van MDMA en/of amfetamine, althans synthetische drugs
en/of
- een doos cellulose en/of tabletteerpoeder en/of dicalciumfosfaat en/of magnesiumstearaat en/of een fles thinner en/of meerdere flesjes kleurstoffen en/of natriumboorhydride en/of calciumwaterstoffosfaathydraat, in elk geval (grote) hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen bestemd voor de productie/vervaardiging van MDMA en/of amfetamine, althans synthetische drugs voorhanden gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd MD1R017013, doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 316. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 5.
3.Proces-verbaal van binnentreden en doorzoeking ter inbeslagneming, blz. 28.
4.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen doorzoeking, blz. 179-182.
5.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 34.
6.Proces-verbaal van bevindingen verdovende middelen en grondstoffen, blz. 177-182 + Rapporten Nederlands Forensisch Instituut d.d. 17 maart 2017, blz. 225-226 en blz. 171-173.
7.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 oktober 2017.