4.3Het oordeel van de rechtbank
Rechtmatig binnentreden
Het opsporingsonderzoek dat aan deze zaak ten grondslag ligt, is gestart op basis van een TCI-melding op 21 februari 2017 inhoudende ‘ [verdachte] is een tijdje geleden verhuisd naar [woonplaats] en woont daar op een woonboot. Op deze woonboot houdt [verdachte] zich nog steeds bezig met het drukken van xtc-pillen en gebruikt daarvoor een pillenstampmachine welke op zijn woonboot aanwezig is’. Er is geen oordeel gegeven over de betrouwbaarheid van de TCI-informatie. Naar aanleiding van deze melding is onderzoek verricht naar de personalia in het GBA. Conform de GBA van 21 februari 2017 luidden de personalia [verdachte] , ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] .
Uit jurisprudentie volgt dat verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie. Doorgaans is gewenst dat zo mogelijk enig nader onderzoek plaatsvindt ter verificatie van die informatie. De kwaliteit van de verstrekte gegevens is beslissend voor de vraag of zij zonder meer aanleiding mochten geven tot het instellen van een onderzoek of dat zij eerst nog ondersteuning behoefden. Het oordeel over die kwaliteit is van feitelijke aard en wordt gevormd door beantwoording van de vraag of de verstrekte informatie voldoende concreet en specifiek is. Daaraan doet de omstandigheid dat geen oordeel over de betrouwbaarheid van de informatie kon worden gegeven niet af.
Naar het oordeel van de rechtbank kon in deze zaak op basis van de TCI-informatie en het
daaropvolgende onderzoek naar de personalia van verdachte in de GBA redelijkerwijs het vermoeden ontstaan dat xtc-pillen aanwezig waren in de woning van verdachte. De TCI-melding bevatte concrete informatie over de naam van verdachte, zijn woonboot, de xtc-pillen en de aanwezigheid van een pillenstampmachine. De informatie is aangevuld door nader onderzoek in de GBA. Deze combinatie van anonieme en geverifieerde informatie kon de verdenking ex artikel 9 Opiumwet dragen. Op basis van die verdenking was een doorzoeking ter inbeslagneming op grond van artikel 9 Opiumwet gerechtvaardigd. Dat de politie niet direct, maar twee weken na de melding op 7 maart 2017 tot binnentreden overgaat, maakt dit niet anders. Niet gezegd kan worden dat deze termijn zonder verder onderzoek ter verificatie van de informatie dermate lang is dat het Openbaar Ministerie daarmee haar recht op het gebruik van dat dwangmiddel heeft verspeeld.
De politie was, voorzien van een schriftelijke machtiging tot binnentreden, gerechtigd de woning van verdachte te betreden en deze te doorzoeken. De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de raadsman.
Bewijsmiddelen
Naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen treedt de politie op
7 maart 2017 met een schriftelijke machtiging binnen in de woonboot van verdachte op de [adres] in [woonplaats] . Als de politie bij de woonboot is, doet verdachte de deur open.
De politie treft tijdens de doorzoeking onder meer aan:
- een tabletteermachine en daarbij horende stempels;
- diverse materialen benodigd/gebruikt voor de productie van xtc-pillen;
- 340 kilogram tabletteerpoeders;
- 25,78 kilogram MDMA-poeder;
- 19,61 kilogram xtc-tabletten;
- 260 gram amfetamine;
- € 3.990,00 briefgeld;
- 7 mobiele telefoons;
- xtc-pillen in de kleding van verdachte;
- diverse administratie.
Ook worden een volgelaatmasker, een trechter, twee zeven, zeven flesjes kleurstof, een grote maatschep, drie dozen handschoenen, een fles thinner en een zwarte vuilniszak met witte papieren met het etiket dicalciumfosfaat aangetroffen.
De tabletteermachine was zwaar vervuild met roze poeder. In de verschillende ruimtes in de woning stonden emmers en zakken met MDMA-poeder, hoeveelheden tabletteerpoeders, zakken met xtc-pillen en schalen en bakjes met xtc-pillen. In de vriezer lagen een bakje en plastic zakje met amfetamine. Op de woonboot werden ook enkele stofzuigers aangetroffen. In de stofzakken van deze zuigers zaten verschillende soorten xtc-pillen. Verder werden er meerdere mobiele telefoons en diverse administratie aangetroffen.
In totaal is er door de politie 25,78 kilogram MDMA-poeder, 19,61 kilogram xtc-pillen, 260 gram amfetamine en 340,13 kilogram tabletteerpoeder aangetroffen.
De aangetroffen pillen en grondstoffen zijn in beslag genomen en voor onderzoek naar het NFI gestuurd. Het NFI heeft monsters hiervan onderzocht. Het onderzoek wijst uit dat 280 pillen en een hoeveelheid van 25,69 gram poeder MDMA bevatten. Andere aangetroffen poeders bevatten cellulose, natriumboorhydride, calciumwaterstoffosfaathydaat, magnesiumstearaat en amfetamine.
Verdachte heeft verklaard dat hij op de woonboot woonde. Hij bevestigt dat de pillen, poeders en materialen die de politie op de woonboot heeft aangetroffen daar stonden. Verdachte hield zich bezig met fijn hakken en mengen, hij zorgde voor de verschillende kleuren pillen en kocht daarvoor de kleurstoffen. Hij had ook xtc-pillen verkocht. De briefjes met daarop hoeveelheden en soorten xtc-pillen (opgenomen op pagina 138, 139 en 140 van het dossier) zijn door hem geschreven. Verdachte gebruikte twee van de aangetroffen telefoons voor de verkoop van de pillen.
De rechtbank stelt op grond van voornoemd bewijs vast dat verdachte:
- opzettelijk 280 pillen en ongeveer 27,2 kilogram bevattende MDMA en 260 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
- opzettelijk hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en van een materiaal bevattende amfetamine heeft bewerkt, verwerkt en/of verkocht;
- voorwerpen en grondstoffen bestemd voor de productie van MDMA en amfetamine voorhanden heeft gehad en wist dat deze bestemd waren voor het plegen van een feit in strijd met de Opiumwet.
Daarmee zijn de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in die zin wettig en overtuigend bewezen. Door de aard en de verwevenheid van die feiten is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde enerzijds en het onder feit 3 tenlastegelegde anderzijds sprake is van eendaadse samenloop.
Nu het onderzoek is gestart naar aanleiding van informatie van de TCI van 21 februari 2017 en op 7 maart 2017 wordt binnengetreden acht de rechtbank bewezen dat de feiten zijn gepleegd in de periode van 21 februari 2017 tot en met 7 maart 2017, zoals tenlastegelegd.