4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de aan hem onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens Mediamarkt d.d. 5 september 2017:
“Ik ben werkzaam als beveiliger te Mediamarkt in Utrecht. Tijdens mijn dienst op 05-09-2017 bevond ik me in de cp van ons. In deze ruimte kan ik middels het camerasysteem de gehele winkel zien. Op 5 september 2017 (…) zag ik een voor mij onbekende man de winkel binnen komen. (…). Ik zag dat de man richting de computer afdeling liep. Ik zag dat de man (…) 1 product uit het schap pakte. (…). Ik zag dat de man vervolgens op de kopse kant van een stelling ging staan. Ik zag dat de man vervolgens bukte (…). Ik zag dat de man weer opstond en achter dat schap bleef staan. Op de camerabeelden is te zien dat hij enige tijd bezig is met zijn handen. (….) Ik zag dat er twee klanten vlak bij de man kwamen staan en naar de man keken. Ik zag vervolgens dat de man opstond en zonder de saver wegliep. Mijn collega [collega aangever] heeft de (….) saver aangetroffen op de plek waar ik de man heb zien staan. Ik zag dat de man vervolgens richting de uitgang liep. Ik ben vervolgens snel naar de uitgang gelopen. Ik heb de man (….) meegenomen naar onze ophoudruimte. (…)”
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 5 september 2017:
“Op 5 september 2017 (…) waren wij (…) verzocht te gaan naar de Mediamarkt (…) te Utrecht, (…). Wij hoorden dat [aangever] verklaarde dat de verdachte de saverbox vernield had in zijn poging de daarin opgeborgen tablet weg te nemen. (….) Wij zagen dat [aangever] ons de (…) Saverbox liet zien. Wij zagen aan een korte zijde van de Saverbox beschadigingen. Wij zagen bij deze beschadigingen een klein beetje bloed zitten. (…).
Ik, [verbalisant 2] , deelde de verdachte mede dat hij was aangehouden (…) Voor zijn insluiting hebben wij de verachte gefouilleerd. Wij zagen dat er een metalen blik in het schoudertasje van de verdachte zat. Wij zagen dat het metalen blik vol zat met stof. (….) Ik, [verbalisant 2] , haalde vervolgens het stuk stof uit het blik. Wij zagen dat het een trainingsbroek van het merk Adidas betrof. Wij zagen dat het prijskaartje nog aan de broek vastzat. Wij zagen dat de prijs op het kaartje EURO 49,99 betrof. Wij zagen tevens dat er nog een alarmlabel aan de broek zat. (…).
Korte tijd na het overbrengen van de verdachten hoorden wij dat de centralist van het Operationeel Centrum ons vertelde dat de beveiliging van de Mediamarkt en schaar hadden aangetroffen (…) Ik, [verbalisant 1] , heb (…) telefonisch contact gehad met [aangever] . Ik, [verbalisant 1] , hoorde dat [aangever] verklaarde dat hij en zijn collega [collega aangever] , in de ophoudruimte waar verdachte in had gezeten een schaar hadden aangetroffen. Ik, [verbalisant 1] , hoorde [aangever] zeggen dat ze de schaar hadden aangetroffen op het rek dat als plafond fungeert in de ophoudruimte. Ik, [verbalisant 1] , hoorde [aangever] tevens zeggen dat de ophoudruimte na iedere verdachte opnieuw gecontroleerd werd en dat ze dat nu ook deden toen ze hem vonden. Wij hebben de schaar opgehaald bij de Mediamarkt (…). Wij zagen dat er bloed op de schaar zat.”
Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 15 november 2017:
Verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 5 september 2017 had ik in de Mediamarkt in Utrecht een tablet vast die in een box zat. Ik zag dat mijn hand bloedde. Ik heb deze teruggelegd in de winkel.
De bewijsmiddelen worden, ook gedeeltelijk, alleen gebruikt als bewijs van het feit waarop zij betrekking hebben.
Bewijsoverwegingen feit 1
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een tablet in een box in zijn handen heeft gehad, omdat hij aanvankelijk van plan was de tablet te kopen. Het bloed dat op de saverbox zat, is volgens verdachte van hem en is veroorzaakt doordat een eerder ontstane wond opnieuw ging bloeden. Er waren al beschadigingen aanwezig op de saverbox, voordat hij deze vasthield, en de in de ophoudruimte aangetroffen schaar is niet van hem, aldus de verdachte.
De rechtbank acht dit alternatieve scenario niet aannemelijk en overweegt daartoe als volgt. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte met een tablet in een saverbox achter een stelling bukte en vervolgens achter een schap bleef staan en daar enige tijd bezig was met zijn handen. Op het moment dat twee klanten vervolgens naar hem keken, beëindigde hij zijn handelingen. Op die plek werd daarna de saverbox aangetroffen met daarop beschadigingen en bloed. Later werd in de ophoudruimte waar verdachte na betrapping door de beveiliging van Mediamarkt is geplaatst een schaar aangetroffen met daarop eveneens bloed.
Het aantreffen van een beschadigde en bebloede saverbox en een bebloede schaar past niet bij de verklaring van verdachte dat hij de saverbox alleen heeft vastgehouden. Op grond van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de saverbox met een schaar heeft getracht te openen. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen is de rechtbank van oordeel dat deze gedragingen gericht waren op de voltooiing van het misdrijf diefstal en is sprake van een begin van uitvoering.
Voorts verwerpt de rechtbank het beroep op vrijwillige terugtred. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte zelf heeft besloten niet verder te gaan met zijn handelingen. Integendeel, pas op het moment dat twee klanten naar verdachte keken, is hij gestopt met zijn handelingen.
Verder is niet aannemelijk geworden dat de aangetroffen schaar ongeschikt was om de saverbox te openen. Van een ondeugdelijke poging is derhalve geen sprake.
Bewijsoverweging feit 2
Door verbalisanten is in de tas van verdachte een trainingsbroek in een blik aangetroffen. Aan deze trainingsroek zat nog een alarmlabel en een prijskaartje.
Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over het moment van waarop hij deze trainingsbroek zou hebben gekocht. Hij kan voorts niet verklaren in welke winkel hij de trainingsbroek heeft gekocht en daarnaast komt de prijs die hij zou hebben betaald voor de trainingsbroek niet overeen met het prijskaartje. Verder heeft hij geen kassabon kunnen overleggen. Gelet op deze omstandigheden gaat de rechtbank er, evenals de politie, vanuit dat het blik, waarin de trainingsbroek is aangetroffen, bestemd was om te voorkomen dat een alarm zou afgaan. Op grond van deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, kan het niet anders dan dat verdachte wist dat de trainingsbroek van misdrijf afkomstig was.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben betrekking op alle feiten, maar op een of meerdere feiten.