8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft [slachtoffer] , een veertienjarig meisje, meermalen verkracht en daarna gedood om te voorkomen dat zij aangifte bij de politie zou doen van de verkrachting. Uit de ter terechtzitting voorgelezen verklaringen van de ouders, de broer en het zusje van [slachtoffer] is gebleken dat het handelen van verdachte aan hen en de overige nabestaanden van [slachtoffer] onbeschrijfelijk en onherstelbaar leed heeft toegebracht. [slachtoffer] was de middelste van de drie kinderen, en bracht verbinding, evenwicht en gezelligheid in huis. [slachtoffer] was haar ouders, haar broer en haar zusje zeer dierbaar, zij was het hart van het gezin. Zij voelen het gemis, het verdriet en de woede elke dag opnieuw.
Ook anderen in haar omgeving en de samenleving zijn door de verkrachting en de dood van [slachtoffer] ernstig geschokt, hetgeen alleen al is gebleken uit de grote publieke belangstelling na de vondst van het lichaam van [slachtoffer] en bij haar begrafenis. De feiten hebben daarnaast geleid tot gevoelens van ontzetting en onveiligheid in de samenleving.
Strafblad en rapportages
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 26 september 2017, waaruit blijkt dat hij eerder met de politie in aanraking is geweest vanwege een aanranding in juli 2016. Die zaak is toen geseponeerd omdat behandeling van de problematiek van verdachte bij De Waag naar het oordeel van de officier van justitie prevaleerde boven strafrechtelijk ingrijpen;
- een advies van 7 november 2017, uitgebracht door de Raad voor de Kinderbescherming;
- een advies van 7 november 2017, uitgebracht door Jeugdbescherming Gelderland.
Over verdachte is een multidisciplinaire Pro Justitia rapportage uitgebracht op 3 november 2017, door drs. R. Haverman, GZ-psycholoog en drs. N.J.M. Beuk, kinder- en jeugdpsychiater, beiden werkzaam bij het Forensisch Consortium Adolescenten (ForCa) Teylingereind (Teylingereind).
Volgens genoemde rapporteurs is bij verdachte sprake van zowel een ziekelijke stoornis, als van een gebrekkige ontwikkeling. Primair is sprake van ADHD in combinatie met een normoverschrijdende gedragsstoornis van het subtype beperkte prosociale emoties (callous-unemotional). Daarnaast is sprake van een verstoord verlopen seksuele ontwikkeling. De persoonlijkheidsontwikkeling is bedreigd, met antisociale en narcistische trekken. In meer beschrijvende zin is verdachte een jongeman met beperkt empathische vermogens, een laag niveau van moreel redeneren en beperkte regulerende functies (impulsregulatie, agressieregulatie, uitstel behoeftebevrediging, emotieregulatie, frustratieregulatie).
Deze problematiek bij verdachte is volgens rapporteurs structureel van aard, was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en heeft hierin doorgewerkt.
Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is gelet op voornoemde conclusie, die zij overneemt, van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
PIJ-maatregel
De rapporteurs van Teylingereind zijn in laatstgenoemde rapportage van mening dat – als wordt gekeken naar het recidiverisico – een zorgelijk beeld wordt gezien. Vanuit de problematiek die gepaard gaat met een gebrekkige empathie en laag niveau van moreel redeneren, in combinatie met gebrekkige regulerende functies en een verstoorde seksuele ontwikkeling, moet de kans op recidive als hoog worden ingeschat.
Rapporteurs van Teylingereind benadrukken hierbij dat het risico zowel ten aanzien van seksuele delicten als ten aanzien van geweldsdelicten aanwezig is.
Ook hebben zij de indruk dat voornamelijk de adequate opvoeding en structuur van de ouders in combinatie met de zeer intensieve hulpverlening het gedrag van verdachte nog enigszins hebben weten te sturen.
De behandeling van verdachte zal, aldus de rapporteurs van Teylingereind, jaren in beslag nemen en zal zich op beide aspecten van de problematiek moeten richten, dat wil zeggen de antisociale component en de seksuele component.
Verdachte heeft zich in het onderzoek van Teylingereind volgens de rapporteurs laten kennen als een jongen die weinig inzicht in zijn intrapsychische denkprocessen geeft (of heeft). Hij laat vermijdende coping zien en stelt zich in die zin moeilijk behandelbaar op. Gelet op de ernst van de antisociale gedragingen is het van groot belang dat binnen de behandeling het gevaarscriterium leidend is. Rapporteurs van Teylingereind adviseren hierbij om de behandeling volgens het ‘what works’ principe toe te passen. Er dient voor gewaakt te worden dat hij toenemend verloven krijgt, wanneer hij slechts gedragsmatige aanpassingen pleegt in de richting van wat men wil zien, terwijl de onderliggende problematiek onvoldoende behandeld is.
Gelet op het hoge recidivegevaar en de intensiteit van de behandeling is de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel volgens de rapporteurs van Teylingereind de enige optie om de ontwikkeling van verdachte positief te stimuleren.
De Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) heeft in het hiervoor genoemde strafadvies van 7 november 2017 opgemerkt dat er bij verdachte niet alleen sprake is van een antisociale houding maar ook van een kwetsbare houding. Verdachte heeft moeite om zijn situatie en de gevolgen te overzien, waarbij hij nog sterk afhankelijk is van de toestemming en ondersteuning van (met name) zijn moeder en hij met angst, huilbuien en enorme onmacht reageert op alles wat er op hem afkomt.
Het spanningsveld zit wat de Raad betreft dan ook in de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling richting volwassenheid versus het veertienjarige kind dat nog kinderlijk reageert op wat hem overkomt en nadrukkelijk steun van zijn moeder nodig heeft. De Raad ziet verdachte als een jonge jongen (klein kind) in een groot (volwassen aan het worden) lichaam die ten gevolge van zijn problematiek zijn drang en lust naar seksualiteit niet kan bedwingen en zijn eigen kracht niet kent. Het is daarom belangrijk dat de ouders intensief betrokken worden bij het behandelproces, omdat zij een belangrijke steunbron zijn voor verdachte.
Alternatieven voor behandeling buiten het onvoorwaardelijke PIJ-kader worden door de Raad als niet haalbaar gezien, gelet op de uitkomsten van het multidisciplinair onderzoek, de hoge kans op herhaling, de ernst van de feiten en de langdurige behandeling die noodzakelijk wordt geacht. De Raad adviseert de rechtbank om verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Ter terechtzitting heeft [A] , raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming, betoogd dat het niet wenselijk is dat verdachte naar een reguliere RJJI wordt overgeplaatst. In de RJJI [naam] zal naar haar mening het beste behandelresultaat worden behaald.
De Jeugdbescherming Gelderland heeft eveneens geadviseerd aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, gelet op de adviezen van ForCa Teylingereind en de Raad voor de Kinderbescherming.
RJJI [naam] heeft aan de officier van justitie laten weten dat verdachte in [naam] kan blijven voor de executie van een eventuele jeugddetentie.
Een eventueel opgelegde jeugddetentie zal binnen dezelfde (langverblijf) behandelafdeling als het PIJ-traject worden doorlopen, aldus de onderzoekers van de ForCA Teylingereind in hun schrijven aan de officier van justitie d.d. 9 november 2017.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij wil meewerken aan de behandeling om te voorkomen dat hij ooit nog een soortgelijk delict zal plegen.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel de zwaarste sanctie is in het jeugdstrafrecht.
De rechtbank stelt vast dat de onder 1 en 2 gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen in de multidisciplinaire Pro Justitia rapportage van Teylingereind wordt vermeld is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte ten tijde van het begaan van deze misdrijven sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De complexe problematiek van verdachte die door de verschillende deskundigen wordt beschreven is naar het oordeel van de rechtbank zeer zorgelijk te noemen. Daarom eisen de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van een PIJ-maatregel. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
In het geval dat een betrokkene na afloop van die maximale termijn van zeven jaar en na terugplaatsing niet uitbehandeld is, en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting van de PIJ-maatregel in TBS eist, voorziet het bepaalde in artikel 77tc van het Wetboek van Strafrecht in omzetting in die maatregel.
Jeugddetentie
Vervolgens is de vraag aan de orde of naast de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, die gericht is op beveiliging van de maatschappij en op behandeling van de verdachte, nog een jeugddetentie op zijn plaats is. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
In de strekking van de hoge strafbedreiging van gekwalificeerde doodslag is het ernstige morele verwijt besloten dat het leven van een ander doelbewust wordt opgeofferd uit eigen belang. Deze vorm van doodslag grenst in strafwaardigheid zo nauw aan moord, dat de strafbedreiging daaraan gelijk behoort te zijn, aldus de Memorie van Toelichting.
De rechtbank is evenwel gebonden aan de kaders die wet geeft bij een veertienjarige verdachte.
Artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht voorziet in de mogelijkheid om onder omstandigheden het sanctiestelsel voor volwassenen toe te passen indien een verdachte ten tijde van het feit reeds zestien jaar was. Omdat verdachte ten tijde van de feiten veertien jaar was, kan op hem alleen het jeugdstrafrecht worden toegepast.
Artikel 77i, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de maximale jeugddetentie die kan worden opgelegd aan iemand die ten tijde van het begaan van het misdrijf de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt twaalf maanden is.
In dat licht is de rechtbank van oordeel dat slechts de maximaal aan verdachte op te leggen jeugddetentie recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte niet extra in de straftoemeting tot uitdrukking laten komen, aangezien in het jeugdstrafrecht, met zijn mildere strafregime en lagere strafmaxima, reeds een verminderde strafrechtelijke aansprakelijkheid op grond van de jeugdige leeftijd wordt aangenomen.
De rechtbank zal daarom aan verdachte 12 maanden jeugddetentie opleggen, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft verbleven.