Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
hierna te noemen: FNV,
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de producties 1 tot en met 31 van BCS, waarbij de producties 29 tot en met 31 met
- de aankondiging van de advocaat dat en welke eis in reconventie zal worden ingesteld,
- de mondelinge behandeling van 17 november 2017,
- de pleitnota van BCS,
- de pleitnota en eis in reconventie van FNV.
betreft dat in of krachtens de cao is geregeld: vier weken na de datum waarop aan de
Bemiddelingsinstantie een verzoek om bemiddeling en/of beoordeling is gedaan,
- indien het onderwerp van de voorgenomen werkstaking of andere acties niet een
onderwerp betreft dat in of krachtens deze cao is geregeld: 4 weken na de in lid 2
bedoelde kennisgeving.
oordeel heeft gegeven of schriftelijk heeft kennis gegeven geen oordeel te kunnen geven.
Hierover wordt het volgende overwogen.
– zoals BCS ook aanvoert en FNV niet gemotiveerd heeft weersproken – de artikelen 4.1. en 4.6. van de cao.
In artikel 4.1. is vermeld dat elke functie die in een onderneming wordt uitgeoefend, wordt ingedeeld in één van de salarisgroepen A t/m K met behulp van een vorm van functieclassificatie. De werkgever kan daarbij kiezen uit ISF of een in bijlage van de cao opgenomen systeem van functieclassificatie dan wel een daarvan afgeleid instrument. BCS heeft gekozen voor ISF.
In artikel 4.6. is bepaald dat de werkgever (in dit geval BCS), de werkgeversvereniging (FME) en de werknemersverenigingen (onder wie FNV) met elkaar moeten overleggen over de invoering/ingrijpende wijziging van het salarissysteem, dat de salarisschalen zullen worden gebaseerd op de in de onderneming bestaande betalingsniveaus en dat de onderneming ten behoeve van het overleg de nodige gegevens zal verstrekken.
Dit is gelet op het bepaalde in artikel 10.3 lid 3 derde liggend streepje van de cao alleen anders wanneer de Bemiddelingsinstantie vóór het verstrijken van deze datum schriftelijk haar oordeel heeft gegeven of schriftelijk heeft kennis gegeven geen oordeel te kunnen geven.
Daarbij wordt opgemerkt dat aan toetsing aan het bepaalde in artikel 6 lid 4 ESH en G ESH niet wordt toegekomen, omdat het stakingsverbod in de cao daaraan in de weg staat. Dit is pas het geval wanneer het stakingsverbod in de cao, waaraan FNV gebonden is, is uitgewerkt, en dat is zoals hiervoor is overwogen nog niet het geval.
816,00