ECLI:NL:RBMNE:2017:5760

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
16/659442-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige

Op 14 september 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meermalen ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat plaatsvond op openbare terechtzittingen op 3 en 31 augustus 2017. De officier van justitie, mr. I.M.F. Graumans, vorderde een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een contactverbod met het slachtoffer. De verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.

De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die onder andere ontuchtige handelingen op 16 april 2017 in Houten en in de periode van 1 oktober 2014 tot 15 april 2017 in Utrecht betrof, wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank hechtte veel waarde aan de verklaringen van het slachtoffer, die als authentiek en betrouwbaar werden beschouwd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod met het slachtoffer en een gebiedsverbod.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer en diens familie. De verdachte had het vertrouwen van de ouders van het slachtoffer ernstig beschaamd en de rechtbank vond het noodzakelijk om een vrijheidsbenemende straf op te leggen. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659442-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 september 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats] ,
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 augustus 2017 en 31 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en mr. E.N. Bouwman, advocaat te Utrecht, alsmede de moeder van het slachtoffer [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 16 april 2017 te Houten ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [2012] ;
2. in de periode 1 oktober 2014 tot en met 15 april 2017 te Utrecht op één of meer tijdstippen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [2012] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat van de ten laste gelegde ontuchtige handelingen uitsluitend het door [slachtoffer] met haar hand/vingers laten aanraken en/of vastpakken van de penis van verdachte kan worden bewezen. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde ontuchtige handelingen heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 16 april 2017 omstreeks 16:00 uur werd er bij de operationeel coördinator politiezorg te Houten een melding gedaan door een beveiligingsbedrijf. Daarbij werd verteld dat er beelden van een beveiligingscamera [2] op de bouwlocatie [naam locatie] te Houten waren uitgekeken waarop was te zien dat een man en een meisje op een trappetje zaten, dat de man zijn broek naar beneden trok en dat het meisje vervolgens aan de penis van de man zat. [3]
De beelden van de beveiligingscamera zijn uitgekeken. De verbalisant, gecertificeerd zedenrechercheur, heeft daarover het volgende verklaard. Zij zag dat de beelden in totaal 5 minuten duurden, van 15:15:00 tot 15:20:00 uur, en dat de datum 16 april 2017 stond vermeld. Zij zag om 15:16:11 uur een meisje met een roze jas en een man met een blauwe jas in beeld verschijnen en om 15:16:18 weer uit het beeld verdwijnen. Om 15:16:38 uur verscheen de man weer volledig in beeld. Verbalisant zag dat de man een hond vasthad en met de hond in de richting van een trapje liep, zag dat het meisje om 15:16:42 uur achter de man aanliep, zag dat de man om 15:16:47 uur op de trap ging zitten en dat het meisje om 15:16:51 uur naast hem ging zitten. Verbalisant zag vervolgens dat de man om 15:18:47 uur de riem van zijn broek losmaakte, dat de man om 15:18:52 uur zijn geslachtsdeel uit zijn broek haalde, dat het meisje om 15:19:01 uur het geslachtsdeel van de man vastpakte en ogenschijnlijk heen en weer gaande bewegingen maakte, dat het meisje om 15:19:07 uur het geslachtsdeel losliet en dat de man deze terugdeed in zijn broek.
Verbalisant zag dat de man om 15:19:14 wegliep met zijn rechterhand in zijn broek, zag dat het meisje achter hem aan huppelde, zag dat de man om 15:19:17 zijn rechterhand uit zijn broek haalde en een ogenschijnlijk schuddende beweging met de hand maakte in de richting van het gras. [4]
Er werden diverse opsporingsmethoden ingezet ten einde de identiteit van het meisje en de identiteit van de man vast te stellen. Daartoe werd ook een mail gezonden naar de zedenafdelingen van alle eenheden in Nederland, waarbij onder meer een foto van de man was gevoegd. Op 23 april 2017 om 13:45 uur bevond verbalisant [verbalisant] , werkzaam bij de afdeling zeden van de politie-eenheid Midden-Nederland, zich in de binnenstad van Utrecht. [5] Zij bevond zich daar in privétijd en terwijl zij over de [straatnaam] liep zag zij een manspersoon haar tegemoet komen lopen. Zij herkende deze man van de eerder aan haar toegezonden foto aan zijn gezicht, zijn gezichtsuitdrukking, zijn haargroei en zijn blauwe jas. Verbalisant [verbalisant] heeft het alarmnummer 112 gebeld met de vraag of verbalisanten naar haar locatie toe konden komen, waarna zij de man is gevolgd. Toen de opgeroepen verbalisanten ter plaatse kwamen, heeft verbalisant [verbalisant] de man aangewezen, waarna de man vervolgens door verbalisanten is aangehouden. [6]
De aangehouden man bleek te zijn [verdachte] , geboren op [1969] te [geboorteplaats] , hierna te noemen: verdachte. [7]
Op 23 april 2017 is de echtgenote van verdachte gehoord. Zij verklaarde dat zij die middag met haar man in de stad Utrecht was en dat zij zag dat er twee agenten naar haar man toe liepen en tegen hem zeiden dat hij was aangehouden. Zij hoorde dat het om een zedenzaak ging. [8] Zij verklaarde dat haar man zondag een week geleden, eerste Paasdag, in Houten tussen 15:00 uur en 15:30 uur de hond heeft uitgelaten en dat [voornaam van slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [voornaam van slachtoffer] ) aan haar man vroeg of zij mee mocht. [9] Verbalisanten hebben vervolgens de foto getoond die op 16 april 2017 van het meisje op de bouwplaats is gemaakt. Daarop heeft getuige verklaard dat het meisje haar nichtje [slachtoffer] is. [10]
Op 2 juni 2017 is de getuige opnieuw gehoord. Daarbij heeft zij verklaard dat zij elke maandag op haar nichtje heeft gepast, vanaf het moment dat haar nichtje 3 à 4 maanden was, en dat verdachte daar één keer in de maand bij was, namelijk als hij een ATV-dag had. [11]
Op 25 april 2017 is [slachtoffer] gehoord in een kindvriendelijke studio. Het interview is weggezet in een vraag- en antwoordmethode. V: Vraag, A. Antwoord, O: Opmerking. [12]
(…)
V: Wat hebben jullie nog meer gedaan?
A: [verdachte] deed zijn broek open. En zijn onderbroek. We gingen altijd met zijn pielemuisje spelen. Heen en weer.
V: Hoe vaak heb je met [verdachte] zijn pielemuisje gespeeld?
A: Drie keer.
V: Waar was dat?
A: Binnen toen ik nog zo klein was ging ik naar [A] . [A] ging douchen en dan was [verdachte] altijd beneden en dan ging ik altijd met zijn pielemuisje spelen.
(…)
V: Wat is een pielemuisje?
A: Die daar zit (ze wijst naar haar kruis).
V: Wie heeft er een pielemuisje?
A: Mijn broer en [verdachte] .
V: Toen [A] ging douchen. Wat heb je toen gedaan met [verdachte] zijn pielemuisje?
A: Die deed ik heen en weer. (Ze maakt met haar handen een zijwaartse heen en weer beweging met haar arm)
Noot verbalisant: Aan [voornaam van slachtoffer] wordt een pen getoond. Uitgelegd wordt dat dit net alsof het pielemuisje van [verdachte] is.
V: Wat deed je daarmee?
A: (Ze beweegt met haar hand heen en weer van boven naar beneden over de pen met haar gesloten handje). [13]
(…)
V: Hoe zat het met zijn kleding?
A: (Ze gaat staan en duwt haar broek en onderbroek vanaf de broeksband een gedeelte naar beneden)
V: Hoe weet je dat hij wilde dat je aan zijn pielemuisje zat?
A: Omdat hij dat leuk vond. Hij vond dat heel grappig.
V: Hoe weet je dat?
A: Het kriebelt.
V: Wat deed je dan?
A: Kietelen.
V: Hoe oud was je toen?
A: Toen was ik al 2. Nu ben ik 4.
V: Waar gebeurde het nog meer dat je aan [verdachte] zijn pielemuisje zat?
A: Buiten.
(…)
V: Waar nog meer raakte jij de pielemuis van [verdachte] aan?
A: Buiten en bij de speeltuin. Bij die hoge glijbaan.
V: Waar is die glijbaan?
A: Die is bij mij thuis.
(…)
V: Hoe kon je met zijn pielemuisje spelen?
A: Hij deed zijn broek open. [14]
V: Wat zag je?
A: Zijn pielemuis.
V: Wat deed je?
A: (Haar arm met vuistje gaat heen en weer van links naar rechts). Dat mocht van [verdachte] .
V: Hoe wist je dat?
A: Omdat hij het ook heel grappig vond. Het kietelt.
V: Als dit zijn pielemuisje is (pen als voorbeeld) hoe stond hij dan?
A: Vlakke hand horizontaal, beetje naar beneden en naar boven. Hij deed zijn pielemuisje helemaal naar boven.
(…)
V: Waar was dat buiten?
A: Dat hier (wijst op foto). Moet je zo lopen, beetje daar.
(…)
V: Waar was het? Bij de heg, het paaltje, trappetje of anders?
A: Op het trappetje en op het paaltje.
V: Hoe ging dat op het trappetje? Zat je of lag je of stond jij toen je met zijn pielemuis ging spelen?
A: Ik lachte daar. Omdat hij het heel grappig vindt. Omdat het kietelt.
(…)
V: En toen ging je aan zijn pielemuis zitten? Hoe stopte het dan?
A: Ik deed een beetje zo en zo (heen en weer met haar hand).
(…)
V: Hoe vaak heb je aan de pielemuis van [verdachte] gezeten? [15]
A: 3 keer.
(…)
V: Heeft [verdachte] ook aan jou gezeten?
A: Ja, hier aan (ze wijst naar haar kruis).
V: Wat is dat? Wat kun je daarmee?
A: Heen en weer gaan.
V: Waarmee?
A: Ze wijst weer naar haar kruis.
V: Hoe noem je dat?
A: Een mipsie.
(…)
V: Hoe vaak heeft [verdachte] aan jouw mipsie gezeten?
A: 2 keer en ook nog 0 keer.
V: Waar was dat dan dat hij aan jouw mipsie heeft gezeten?
A: Binnen bij [A] ook.
V: Waar was [A] toen?
A: Weer aan het douchen.
V: Waarom deed [verdachte] dat?
A: Omdat hij het ook leuk vond?
V: Waarmee zat [verdachte] aan jouw mipsie?
A: Met zijn hand.
V: Wat deed hij dan met zijn hand bij jouw mipsie?
A: Heen en weer.
(…)
V: En die andere keer dat [verdachte] aan jouw mipsie zat?
A: Toen was [A] er ook niet. Ze ging boodschappen doen.
(…)
V: Hoe zaten jouw kleren. Hoe kon hij bij je mipsie komen?
A: Met zijn hand.
V: Maar jouw kleren dan?
A: Die moesten een beetje uit.
V: Wie deed dat?
A: [verdachte] . [16]
V: Tot hoe ver was jouw kleding uit?
A: Een klein beetje.
V: Tot hoe ver was dat dan? Kun je dat aanwijzen?
A: (Ze wijst net onder haar kruis).
(…)
V: [verdachte] ging dus met zijn hand heen en weer over jouw mipsie en heeft hij jouw kleren een beetje uit gedaan. Klopt dat?
A: Ja.
V: Je vertelde dat het twee keer is gebeurd dat [verdachte] aan jouw mipsie zat. Toen [A] ging douchen en een keer toen zij boodschappen ging doen.
A: Ja.
(…)
V: Toen [verdachte] aan je mipsie zat met zijn hand, was dat met kleertjes er tussen of op de huid? Wat zat er tussen?
A: Helemaal niks.
V: Weet jij hoe jouw mipsie eruit ziet?
A: (Ze doet haar vlakke handjes tegen elkaar met de vingers richting de verhoorder).
V: Waar had [verdachte] zijn hand?
A: Er tussen (Ze wijst tussen de vingers).
V: Wat voelde je toen hij dat deed?
A: Kietelen.
(…) [17]
Op 26 april 2017 heeft verdachte bij de rechter-commissaris het volgende verklaard.
U houdt mij voor wat [voornaam van slachtoffer] heeft verklaard. Het klopt dat [A] mijn vrouw is. U vraagt mij wat ik van haar verklaring vind. Wat moet ik er van zeggen. Iets waar ik nu enorm spijt van heb. U vraagt mij of het klopt wat zij zegt. Ja, ik denk het wel. U zegt dat u net vroeg of het vaker is voorgekomen en dat ik toen zei: absoluut niet, terwijl ik nu zeg dat haar verklaring klopt. Omdat ik dacht dat zij het inmiddels ook wel vergeten was. U vraagt of ik dacht als zij niks zegt, zeg ik ook niks. Nee, ik had alleen niet verwacht dat zij zich dit nog kon herinneren. [18]
Op 10 mei 2017 heeft [B] namens haar dochter [voornaam van slachtoffer] aangifte gedaan tegen haar zwager [verdachte] , hierna te noemen verdachte, vanwege het misbruik maken van haar dochter [voornaam van slachtoffer] door verdachte. [19]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Het door de raadsman gevoerde verweer dat verdachte zich niet heeft laten aftrekken door [voornaam van slachtoffer] en dat verdachte de schaamstreek van [voornaam van slachtoffer] niet heeft aangeraakt, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
In dit verband overweegt de rechtbank dat zij de verklaring van [voornaam van slachtoffer] als authentiek en betrouwbaar beschouwt, en dat zij aan de verklaringen van verdachte, afgelegd bij de politie en ter terechtzitting, weinig geloof hecht, gelet op de wisselende proceshouding van verdachte.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hijop
of omstreeks16 april 2017 te Houten,
althans in het arrondissement
Midden-Nederland,met [slachtoffer] , geboren op [2012] , zijnde een
aan zijn zorg
en/of waakzaamheidtoevertrouwde minderjarige, die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen
hieruit dat hij, verdachte,
- zijn penis door die [voornaam van slachtoffer] met haar hand/vinger(s) liet aanraken en
/of
vastpakken en
/of
- zich liet aftrekken door die [voornaam van slachtoffer] , althans dat hij die [voornaam van slachtoffer] haar hand
om zijn, verdachtes, penis liet brengen en
/ofvervolgens heen en weer
liet bewegen;
2.
hijop
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2014
tot en met 15 april 2017 te Utrecht,
althans in het arrondissement
Midden-Nederland,met [slachtoffer] , geboren op [2012] , zijnde een aan
zijn zorg
en/of waakzaamheidtoevertrouwde minderjarige, die toen de leeftijd
van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, bestaande in die ontuchtige handelingen hieruit
dat hij, verdachte,
- zijn penis door die [voornaam van slachtoffer] met haar hand/vinger(s) liet aanraken en/of
vastpakken en/of
- zich liet aftrekken door die [voornaam van slachtoffer] , althans dat hij die [voornaam van slachtoffer] haar hand
om zijn, verdachtes, penis liet brengen en/of (vervolgens) (heen en weer)
liet bewegen en/of
- de schaamstreek/vagina van die [voornaam van slachtoffer] heeft betast/aangeraakt;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1. en 2.
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is het volgende rapport opgemaakt:
- een rapport van 28 juni 2017, opgemaakt door drs. T. ’t Hoen, Gz-psycholoog.
Het rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij verdachte zijn geen aanwijzingen voor een psychiatrische stoornis in engere zin als een stemmingsstoornis, angststoornis. psychotische stoornis of dwangstoornis. Ook voor een ontwikkelingsstoornis als een autismespectrumstoornis of een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis zijn geen aanwijzingen.
Onderzoeker vindt voorts onvoldoende basis om bij verdachte van pedofilie te spreken.
Vanuit gedragsdeskundig oogpunt is er geen aanleiding om te adviseren om verdachte het ten laste gelegde in (enigszins) verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is gelet op de conclusie van de deskundige van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, ambulante behandeling bij [naam instelling] of soortgelijke ambulante forensische zorg, contactverbod met [slachtoffer] en haar gezin en een gebiedsverbod, te weten dat verdachte zich niet binnen een afstand van 500 meter van het woonadres van [slachtoffer] , of een toekomstig woonadres van [slachtoffer] , zal ophouden.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis bij
vonnis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een onvoorwaardelijk gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest bepleit, en daarnaast een lange voorwaardelijke straf met de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met [voornaam van slachtoffer] in een periode die ligt tussen haar tweede verjaardag en het moment dat zij ongeveer 4½ jaar oud was. [voornaam van slachtoffer] was ten tijde van de ontuchtige handelingen aan zijn zorg als oom toevertrouwd. Verdachte heeft hiermee in ernstige mate inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [voornaam van slachtoffer] .
Hij is met de ontucht ook na de eerste keer doorgegaan, terwijl hij besefte dat zijn handelen ontoelaatbaar was.
Verdachte heeft voorts het vertrouwen dat de ouders van [voornaam van slachtoffer] in verdachte hebben gesteld, ernstig beschaamd. Zoals uit de slachtofferverklaring van de moeder van [voornaam van slachtoffer] ter zitting volgt, heeft verdachte veel leed berokkend aan de ouders van [voornaam van slachtoffer] .
De rechtbank houdt er rekening mee dat slachtoffers van dergelijk misbruik dikwijls op latere leeftijd psychische gevolgen hiervan ondervinden.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 30 mei 2017;
- reclasseringsadviezen van 26 april 2017 en 30 mei 2017, uitgebracht door Reclassering Nederland;
- een psychologisch rapport van 28 juni 2017, uitgebracht door drs. T. ’t Hoen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Omdat verdachte zeer weinig zicht heeft op zijn gevoelsleven en innerlijke drijfveren, acht de rechtbank een behandeling in een forensische polikliniek noodzakelijk, waardoor verdachte meer zelfinzicht verkrijgt en hij leert omgaan met een situatie zoals die zich heeft voorgedaan met [voornaam van slachtoffer] . De reclassering acht het recidivegevaar laag, mits verdachte een ambulante behandeling krijgt. De rechtbank zal in dit geval aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf een proeftijd van 3 jaren verbinden.
De proeftijd maakt het mogelijk om bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank zal daartoe overgaan, conform de vordering van de officier van justitie.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] , vertegenwoordigd door haar ouders, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en heeft een contactverbod en een locatieverbod voor de duur van 5 jaren gevorderd.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat zij de vordering heeft verwerkt in de door haar gevorderde proeftijd en bijzondere voorwaarden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ter terechtzitting niet verzet tegen een contact- en locatieverbod.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat de rechtbank het contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarden zal opleggen, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 5 (vijf) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaardendat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Reclassering Nederland, Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht. Verdachte zal zich tijdens de proeftijd houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
* zich onder behandeling zal stellen van [naam instelling] , of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* op geen enkele wijze contact zal hebben met het slachtoffer [slachtoffer] en haar gezin;
* zich niet zal ophouden binnen een afstand van 500 meter van het woonadres van het slachtoffer [slachtoffer] , te weten [adres] , [postcode] [woonplaats] , althans zich niet zal ophouden binnen een afstand van 500 meter van een eventueel toekomstig woonadres van het slachtoffer;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van de benadeelde partij af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. P.J.M. Mol en J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2017.
Mr. P.J.M. Mol is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 april 2017 te Houten, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2012] , zijnde een
aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen
hieruit dat hij, verdachte,
- zijn penis door die [voornaam van slachtoffer] met haar hand/vinger(s) liet aanraken en/of
vastpakken en/of
- zich liet aftrekken door die [voornaam van slachtoffer] , althans dat hij die [voornaam van slachtoffer] haar hand
om zijn, verdachtes, penis liet brengen en/of (vervolgens) (heen en weer)
liet bewegen;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014
tot en met 15 april 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2012] , zijnde een aan
zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die toen de leeftijd
van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, bestaande in die ontuchtige handelingen hieruit
dat hij, verdachte, (telkens)
- zijn penis door die [voornaam van slachtoffer] met haar hand/vinger(s) liet aanraken en/of
vastpakken en/of
- zich liet aftrekken door die [voornaam van slachtoffer] , althans dat hij die [voornaam van slachtoffer] haar hand
om zijn, verdachtes, penis liet brengen en/of (vervolgens) (heen en weer)
liet bewegen en/of
- de schaamstreek/vagina van die [voornaam van slachtoffer] heeft betast/aangeraakt;
art 247 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0900-2017114147, onderzoek […] , opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 169. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van verdenking d.d. 23 april 2017, pagina 25-28, in het bijzonder pagina 25.
3.Het proces-verbaal van verdenking d.d. 23 april 2017, pagina 25-28, in het bijzonder pagina 26.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2017, pagina 108-109, in het bijzonder pagina 108.
5.Het proces-verbaal van verdenking d.d. 23 april 2017, pagina 25-28, in het bijzonder pagina 27.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2017, pagina 110-111, in het bijzonder pagina 110, en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2017, pagina 112-113, in het bijzonder pagina 112.
7.Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 23 april 2017, pagina 16-17, in het bijzonder pagina 16.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 23 april 2017, pagina 135-138, in het bijzonder pagina 135.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 23 april 2017, pagina 135-138, in het bijzonder pagina 136.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 23 april 2017, pagina 135-138, in het bijzonder pagina 137.
11.Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 2 juni 2017, pagina 139-144, in het bijzonder pagina 141.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, studio verhoor d.d. 25 april 2017, pagina 154-161, in het bijzonder pagina 154.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, studio verhoor d.d. 25 april 2017, pagina 154-161, in het bijzonder pagina 155.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, studio verhoor d.d. 25 april 2017, pagina 154-161, in het bijzonder pagina 156.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, studio verhoor d.d. 25 april 2017, pagina 154-161, in het bijzonder pagina 157.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, studio verhoor d.d. 25 april 2017, pagina 154-161, in het bijzonder pagina 158.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, studio verhoor d.d. 25 april 2017, pagina 154-161, in het bijzonder pagina 159.
18.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechter-commissaris d.d. 26 april 2017.
19.Het proces-verbaal van aangifte door [B] d.d. 10 mei 2017, pagina 150-152, in het bijzonder pagina 151.