ECLI:NL:RBMNE:2017:5731

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
16-700125-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing met geweld en bedreiging in Almere

Op 14 november 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 april 2017 in Almere betrokken was bij een gewelddadige afpersing. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van €150,00 van medewerkers van New York Pizza, waarbij hij geweld en bedreiging met een vuurwapen of een vuurwapen gelijkend voorwerp gebruikte. Tijdens de terechtzitting op 31 oktober 2017 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging ook vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, DNA-onderzoek en de kleding van de verdachte die overeenkwam met die van de overvaller. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en opname in een zorginstelling. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van €2.500,00 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/700125-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 november 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1996] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] , [adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere te Almere

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.M. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.B. van Faassen alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 16 april 2017 in Almere, met geweld en/of onder bedreiging met geweld met een vuurwapen of vuurwapen gelijkend voorwerp tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
€ 150,00 heeft gestolen van New York Pizza;
of
op 16 april 2017 in Almere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , met geweld en/of onder bedreiging met geweld met een vuurwapen of vuurwapen gelijkend voorwerp, € 150,00, toebehorende aan New York Pizza, heeft afgeperst.
De officier van justitie heeft de tenlastelegging op zitting nader toegelicht, met dien verstande dat de tenlastelegging door het openbaar ministerie is bedoeld als primair/subsidiair ten laste gelegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit voor het primaire feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken. Nu de officier van justitie dit ook heeft gevorderd en dit eveneens is bepleit door de raadsman, zal dit oordeel niet nader worden gemotiveerd.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft afgeperst met geweld en onder bedreiging met geweld. Uit de aangifte, de getuigenverklaringen en de ter terechtzitting getoonde beelden blijkt dat verdachte onder bedreiging van een wapen afgifte van geld heeft geëist. Tijdens het gevecht tussen verdachte en [slachtoffer 1] heeft verdachte [slachtoffer 1] met het wapen op zijn hoofd geslagen. Daarna is hij weggerend en heeft hij zijn bivakmuts achtergelaten. Op verschillende plaatsen op de bivakmuts zijn DNA-sporen van verdachte aangetroffen. Er is geen DNA-mengprofiel aangetroffen op de bivakmuts. De verklaring van verdachte dat iemand anders dan hij de dader moet zijn is daarom niet geloofwaardig. Bovendien lijkt de kleding die na de overval bij verdachte thuis is aangetroffen heel erg op de kleding die de overvaller op de beelden draagt. Tot slot is verdachte, evenals de overvaller, linkshandig.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Het enkele feit dat er DNA-sporen van verdachte op de bivakmuts zijn aangetroffen is onvoldoende om te concluderen dat hij de overval heeft gepleegd. Nu er DNA-sporen van meerdere personen zijn aangetroffen is niet uit te sluiten dat iemand anders dan verdachte de dader is, mede gelet op de omstandigheid dat er meer haren in de muts zijn aangetroffen dan er zijn onderzocht. Daarnaast hoeven de bij verdachte thuis aangetroffen kledingstukken en zijn linkshandigheid niet naar verdachte te wijzen. Er lopen immers heel veel jonge mannen in soortgelijk kleding rond en er zijn ook veel linkshandige mensen. Bovendien staat niet vast dat de overvaller linkshandig was, dit is slechts een aanname van de politie. Tot slot zijn er contra-indicaties voor betrokkenheid van verdachte bij de overval, omdat getuigen hebben verklaard dat de overvaller bruine ogen had en een behaarde buik. Daarvan is bij verdachte geen sprake.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Door [slachtoffer 1] , bezorger bij New York Pizza te Almere Buiten, is aangifte gedaan van een overval met geweld op New York Pizza te Almere op 16 april 2017. Omstreeks 22.00 uur was hij zijn dienst in de winkel aan het afronden toen er een onbekende persoon door de tussendeur naar het magazijn binnenkwam. De overvaller droeg een bivakmuts en had een vuurwapen in beide handen vast, hield dat in de richting van aangever en riep volgens [slachtoffer 1] : ”Dit is een overval, ik wil briefgeld zien”. Vervolgens liep de overvaller naar de kassa en hield het vuurwapen op zijn collega [slachtoffer 2] gericht. [2] Deze hoorde de overvaller daarbij roepen: ”Ik wil geld”. [slachtoffer 2] heeft in totaal € 150,00 uit de kassalade gepakt en op de balie gelegd, waarna de overvaller het geld pakte. [3] Daarna raakten [slachtoffer 1] en de overvaller in gevecht, waarbij de overvaller bovenop [slachtoffer 1] zat en hem meerdere keren met de kolf van het wapen op zijn hoofd sloeg. Tijdens het gevecht ging de bivakmuts af en deze is aangetroffen op de plek waar [slachtoffer 1] met de overvaller heeft gevochten. [4] Toen de overvaller wegrende riep hij: “Blijf staan anders schiet ik”. [5] Getuige [getuige] en getuige [slachtoffer 2] hebben verklaard dat de overvaller een man was. [6]
De bivakmuts, is door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) onderworpen aan een DNA-onderzoek. Dat onderzoek is gericht op het verzamelen van eventueel aanwezig celmateriaal van de drager van de bivakmuts.
De bivakmuts is eerst bemonsterd aan:
- de binnenzijde ter hoogte van de mondregio (SIN: AAJY2357NL#01). [7]
Daarna is bij een aanvullend onderzoek de halsopening bemonsterd. De bivakmuts is bemonsterd aan:
  • de linker binnenzijde van de halsopening (SIN: AAJY2357NL#02)
  • de rechter binnenzijde van de halsopening (SIN: AAJY2357NL#03)
  • de linker buitenzijde van de halsopening (SIN: AAJY2357NL#04)
  • de rechter buitenzijde van de halsopening (SIN: AAJY2357NL#05).
Uit de onderzoeken volgt dat de bemonsteringen van de bivakmuts met SIN AAJY2357NL#01 t/m #05 celmateriaal bevatten dat afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen andere persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Op 18 juli 2017 heeft in de kamer van verdachte een doorzoeking plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft verbalisant [verbalisant] de daar aangetroffen kledingstukken vergeleken met de kleding die de overvaller droeg. [9] Op de bewegende beelden die ter terechtzitting zijn getoond is te zien dat de overvaller een blauwe hoody droeg, een zwarte trainingsbroek met witte strepen aan de zijkanten van de pijpen en een witte dunne band dwars over de achterkant, een grijze spijkerbroek, een rode onderbroek met zwarte tailleband en een korte jas. Verbalisant [verbalisant] constateert dat de kleding die de overvaller droeg sterk overeenkomt met de kledingstukken die bij verdachte zijn aangetroffen. [10] Hij heeft dit vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage. [11]
Bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte op 16 april 2017 te Almere met geweld en onder bedreiging met geweld medewerkers van New York Pizza € 150,00 heeft afgeperst, toebehorende aan
New York Pizza.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de overvaller een man is, zodat de onbekend gebleven vrouw waarvan blijkens een van de NFI-rapporten een haarwortel in de bivakmuts is aangetroffen, moet worden uitgesloten als dader.
Verder is van belang dat uit de NFI onderzoeken blijkt dat de bivakmuts is bemonsterd aan de binnenzijde ter hoogte van de mondregio, aan de linker- en rechterbinnenzijde van de halsopening en aan de linker- en rechterbuitenzijde van de halsopening. Door aldus te bemonsteren is bemonsterd op dragers-sporen. Uit deze NFI onderzoeken blijkt dat het hoogst onwaarschijnlijk is (de kans is kleiner dan één op één miljard) dat het aangetroffen DNA profiel in die bemonsteringen afkomstig is van een ander dan verdachte. De conclusie is dan ook dat op diverse plekken in en aan de bivakmuts DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen.
Bij het van verdachte aangetroffen DNA in en op de bivakmuts komt dat een combinatie van kledingstukken bij verdachte is aangetroffen die sterk overeenkomt met de combinatie van kledingstukken die de overvaller blijkens de bewijsmiddelen tijdens de overval droeg: een zwarte trainingsbroek met witte strepen aan de zijkanten van de pijpen en een witte dunne band dwars over de achterkant en ook een blauwe hoody, een grijze spijkerbroek, een rode onderbroek met zwarte tailleband en tenslotte ook nog een korte zwarte jas met een klein merkteken achter op de linker schouder. Gelet op de combinatie van het aangetroffen DNA van verdachte in de bivakmuts waarmee de overval is gepleegd en de aangetroffen kledingstukken, is de rechtbank van oordeel dat het buiten redelijke twijfel vast staat dat het verdachte is geweest die de ten laste gelegde overval heeft gepleegd.
Het door verdachte geschetste scenario dat iemand anders de bivakmuts heeft gebruikt voor het plegen van de overval is gelet op het voorgaande niet aannemelijk. Hier doet niet aan af dat blijkens de genoemde NFI rapporten in een deel van de DNA-profielen die matchen met verdachte enkele additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar zijn die kunnen duiden op de aanwezigheid van een relatief zeer geringe hoeveelheid bloed/celmateriaal van minimaal één andere persoon. De omstandigheid dat getuigen verschillend hebben verklaard over uiterlijke kenmerken van verdachte maakt dat ook niet anders.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 16 april 2017 te Almere met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 150 Euro toebehorende aan New York Pizza ( [adres] welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gericht en
- daarbij die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd "Dit is een overval, ik wil briefgeld zien" en "Ik wil geld" en "Blijf staan anders schiet ik" en
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag bovenop die [slachtoffer 1] is gaan zitten en (vervolgens) meerdere malen met kracht met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Afpersing.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een opname in een zorginstelling voor een klinische behandeling voor de maximale duur van één jaar en een verplichting tot het verlenen van medewerking aan maatschappelijke dienstverlening (arbeidstoeleiding) en/of scholing.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet over de eventueel op te leggen straf uitgelaten, nu er integrale vrijspraak is bepleit.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval die in de avonduren, rond sluitingstijd van de pizzeria, plaatsvond. Hij heeft medewerkers bedreigd door hen een wapen voor te houden en te roepen dat hij geld wilde. Een van de medewerkers heeft zich genoodzaakt gezien geld uit de kassa te halen en op de balie te leggen, waarna verdachte het geld heeft buitgemaakt. Toen hij daarna in gevecht raakte met een andere medewerker heeft verdachte deze medewerker meerdere malen met een wapen op het hoofd geslagen. Uit de beelden van de overval die ter terechtzitting zijn getoond is af te leiden dat het er daarbij heftig aan toe ging. Een dergelijke daad is voor nietsvermoedende slachtoffers – zo leert de ervaring – een heftige en traumatiserende ervaring. Kennelijk heeft de verdachte zijn ogen voor dergelijke gevolgen gesloten en zich louter laten leiden door de zucht naar ‘snel geld’, waarmee hij bovendien blijk heeft gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van de gedupeerde pizzeria. Ter terechtzitting is verdachte zijn betrokkenheid blijven ontkennen en heeft daarmee geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen getoond. Feiten als deze plegen de rechtsorde ernstig te schokken en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving te versterken.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt genomen. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat er sprake is van fors geweld dat door verdachte is gehanteerd bij de overval. Daarnaast is van belang het strafrechtelijke verleden van verdachte. Uit het uittreksel van zijn justitiële documentatie van 21 september 2017 blijkt dat verdachte eerder veroordeeld is voor vermogensdelicten.
Wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte houdt de rechtbank rekening met:
  • een psychiatrisch onderzoeksrapport van 4 oktober 2017, opgesteld door mevrouw A.W.M.M. Stevens, psychiater;
  • een psychologisch onderzoeksrapport van 10 oktober 2017, opgesteld door mevrouw A.I. de Zwart, GZ-psycholoog;
- een reclasseringsadvies van Tactus van 30 oktober 2017, opgesteld door de heer
J. Kaler , reclasseringsmedewerker en de heer [leidinggevende] , leidinggevende.
Uit de rapportages is af te leiden dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een aandachtsdeficiëntie/hyperactiviteitsstoornis, een ernstige stoornis in cannabisgebruik en een psychotische stoornis door middelengebruik. Rapporteurs vinden een langdurige behandeling gericht op zowel de psychiatrische – als verslavingsproblemen geïndiceerd. Zij adviseren een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzonder voorwaarden een meldplicht, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, opname in een zorginstelling (klinische behandeling) voor de maximale duur van één jaar en medewerking door verdachte aan maatschappelijke dienstverlening en/of scholing.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 19 april 2017 is veroordeeld tot een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Alles afwegende is passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten zal op deze straf in mindering worden gebracht. De rechtbank zal tevens de (bijzondere) voorwaarden opnemen zoals door de reclassering geadviseerd en door de officier van justitie zijn voorgesteld.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.500,00 bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte subsidiair ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende onderbouwd is en volledig kan worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 2.500,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf
16 april 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.500,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 160 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
42 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
12 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 72 uur na het onherroepelijk worden van het vonnis bij
Tactus Reclassering Flevoland op het adres Randstad 22 183 1316BM te Almere zal melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zijn medewerking verleent aan diagnostiek en aan een klinische behandeling in een nader door het DIZ te bepalen kliniek, als uit de diagnostiek en beoordeling hiervan door het NIFP blijkt dat dit geïndiceerd is. De opname duurt maximaal één jaar of zoveel korter als de leiding van de zorginstelling in overleg met de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan begeleid/beschermd wonen bij Kwintes of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan het de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan maatschappelijke dienstverlening (arbeidstoeleiding) en/of scholing zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
  • € 2.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 160 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. H. Vegter en A.A. Renken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. van Klompenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 november 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 april 2017 te Almere , althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 150 Euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan New York Pizza ( [adres] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op, althans in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gericht/gehouden en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd "Dit is een overval, ik wil briefgeld zien" en/of "Ik wil geld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) bovenop die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) met dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen;
of
hij op of omstreeks 16 april 2017 te Almere , althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 150 Euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan New York Pizza ( [adres] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op, althans in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gericht/gehouden en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd "Dit is een overval, ik wil briefgeld zien" en/of "Ik wil geld" en/of "Blijf staan anders schiet ik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) bovenop die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) met dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 juli 2017, genummerd 2017114316, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd Pagina 0001 tot en met Pagina 1099. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 1001.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 1013.
4.Proces-verbaal van aangifte, pagina 1002.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 1013.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 1008 en proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 1012.
7.Rapport van het NFI van 6 juli 2017, zaaknummer 2017.04.20.211 (aanvragen 001 en 002), pagina 1054.
8.Rapport van het NFI van 24 oktober 2017, zaaknummer 2017.04.20.211 (aanvraag 003).
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1059.
10.Pagina’s 1059 en 1066.
11.Pagina’s 1061, 1062, 1068 en 1069.