ECLI:NL:RBMNE:2017:5719

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
445842 / HA RK 17-204
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

Op 10 november 2017 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die zich niet gehoord voelde door de behandelend rechter, mr. K.G. van de Streek, tijdens een zitting op 4 september 2017. Verzoekster stelde dat de rechter haar onvoldoende tijd gaf om haar verhaal te doen en dat hij partijdig was door het oordeel van de reclassering over te nemen zonder zelf een oordeel te vormen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, omdat niet is gebleken dat verzoekster niet in de gelegenheid is geweest om haar verhaal te doen. De rechter heeft tijdens de zitting geprobeerd om verzoekster haar verhaal te laten doen, maar de communicatie verliep moeizaam. De officier van justitie steunde de rechter en merkte op dat hij geen vooringenomenheid heeft waargenomen. De wrakingskamer concludeerde dat de bezwaren van verzoekster voornamelijk gericht waren tegen de inhoud van een eerder vonnis, dat onherroepelijk was, en dat de rechter in de huidige procedure niet in staat was om dat vonnis terug te draaien. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 445842 / HA RK 17-204
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 10 november 2017
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het door de wrakingskamer ontvangen proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 4 september 2017 in de zaak met parketnummer 16-218893-16;
  • de schriftelijke reactie van de politierechter, mr. K.G. van de Streek;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie, mr. drs. F.C.M. Weijnen;
  • de e-mails van verzoekster van 8 september 2017, 12 september 2017 en 11 oktober 2017.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 27 oktober 2017 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
1.3.
Bij de mondelinge behandeling is verzoekster verschenen. Zij heeft haar standpunt toegelicht. Mr. K.G. van de Streek is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. K.G. van de Streek als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het parketnummer 16-218893-16, betreffende een vordering tenuitvoerlegging na een voorwaardelijke veroordeling.
2.2.
Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter haar op de zitting van 4 september 2017 niet voldoende tijd gaf om haar verhaal te doen. De rechter nam verder het oordeel van de reclassering over of was dat in ieder geval van plan en vormde zich zelf geen oordeel. Verzoekster voelde zich belaagd door de rechter en de officier van justitie. Zij wil dat het vonnis van 26 januari 2017 waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd wordt teruggedraaid, omdat zij toen ter zitting (ook) niet is gehoord.
2.3.
De rechter berust niet in de wraking. In de schriftelijke reactie van 8 september 2017 heeft hij aangegeven dat hij heeft geprobeerd om verzoekster haar verhaal te laten doen. Dit was complex omdat verzoekster soms leek te denken dat de discussie nog over de inhoudelijke strafzaak ging. Verzoekster ontstak in woede toen de officier van justitie haar een vraag stelde. Zij wilde de officier van justitie daarop wraken. Toen de rechter aangaf dat dat niet kon, heeft zij de rechter gewraakt omdat hij partijdig zou zijn. De rechter bestrijdt dat hij partijdig is of dat hij die indruk heeft gewekt. Hij heeft tijdens de zitting zelfs benoemd dat hij het lastig zou vinden om de gevraagde tenuitvoerlegging toe te wijzen en aan verzoekster gevraagd of zij de meldplicht alsnog wilde aanvaarden. Uit zijn optreden ter zitting vloeit naar de mening van de rechter geen vooringenomenheid voort.
2.4.
De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat hij het standpunt van de rechter deelt. Van enige vooringenomenheid van de rechter is hem niet gebleken. Om verschillende redenen verliep het contact met verzoekster ter zitting moeizaam. De officier van justitie heeft daarop besloten de zaak op scherp te zetten. Dat dit tot wraking van de rechter zou leiden had hij niet verwacht en is, naar zijn mening, ook volstrekt onterecht.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.4.
Naar het oordeel van de wrakingskamer doet deze situatie zich in deze zaak niet voor. Niet is gebleken dat verzoekster onvoldoende in de gelegenheid is geweest om ter zitting van 4 september 2017 haar verhaal te doen. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat de rechter verzoekster op enige wijze heeft beperkt in haar mogelijkheden om haar verhaal te doen. Niet is verder gebleken dat verzoekster, als zij gedurende de zitting niet tot wraking was overgegaan, haar verhaal niet volledig had kunnen doen. Enige aanwijzing die tot een ander oordeel zou kunnen leiden ontbreekt. De rechter heeft evenmin aanleiding gegeven tot de conclusie van verzoekster dat hij het oordeel van de reclassering overnam en zich zelf geen oordeel heeft gevormd. Uit het proces-verbaal blijkt dat de rechter de vordering van de reclassering heeft herhaald, maar niet is gebleken dat hij daaraan een oordeel heeft gekoppeld. Waar de belaging door de rechter en de officier van justitie uit zou hebben bestaan is door verzoekster niet nader onderbouwd.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
3.6.
Ten overvloede merkt de wrakingskamer op dat de bezwaren van verzoekster hoofdzakelijk gericht lijken te zijn tegen de inhoud van het vonnis van 26 januari 2017. Dit vonnis is onherroepelijk en de rechter die de vordering tenuitvoerlegging behandelt, kan dat vonnis niet terugdraaien zoals verzoekster kennelijk wil. Nu verzoekster heeft gewraakt tijdens de behandeling van een vordering tenuitvoerlegging na een voorwaardelijke veroordeling, zijnde het vervolg op laatstgenoemde uitspraak, kunnen haar gronden slechts in aanmerking worden genomen met betrekking tot de behandeling van deze tenuitvoerlegging.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechter en andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Straf-, Familie- en Jeugdrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met parketnummer 16-218893-16 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. van Lieshout, voorzitter, G. Perrick en
H.A. Brouwer als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R. Dijkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2017.
Deze beslissing is alleen door de voorzitter ondertekend, omdat de griffier daartoe buiten staat was.
de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.