Op 10 november 2017 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.D. Rijnsburger. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. H. Vegter, de behandelend rechter in twee strafzaken met de parketnummers 96-049910-17 en 96-246551-15. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was, omdat hij zich al had uitgesproken over de betrouwbaarheid van de processen-verbaal voordat de inhoudelijke behandeling had plaatsgevonden. Dit zou de schijn van partijdigheid wekken en de onafhankelijkheid van de rechter in gevaar brengen.
De wrakingskamer heeft de procedure op 27 oktober 2017 openbaar behandeld. Tijdens deze zitting was alleen de gemachtigde van verzoeker aanwezig; mr. H. Vegter was niet verschenen. In de beoordeling van het wrakingsverzoek heeft de wrakingskamer gekeken naar de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering en de normen van onpartijdigheid zoals vastgelegd in het Europees verdrag voor de rechten van de mens. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid van de rechter. De beslissing van de rechter om geen getuigen te horen was een procesbeslissing en niet onbegrijpelijk, waardoor er geen grond was voor wraking.
De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. De procedure in de strafzaken met de genoemde parketnummers dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.