ECLI:NL:RBMNE:2017:5648
Rechtbank Midden-Nederland
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling
In deze zaak hebben verzoekers op 15 september 2017 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek is behandeld op de zitting van 10 november 2017, waarbij de verzoekers aanwezig waren. Volgens artikel 285 lid 1 van de Faillissementswet dient in het verzoekschrift een met redenen omklede verklaring te worden opgenomen dat er geen reële mogelijkheden zijn voor een buitengerechtelijke schuldregeling. Dit is cruciaal voor de toewijzing van de schuldsaneringsregeling. Bij het verzoekschrift was een verklaring gevoegd van mevrouw [A], die bevestigde dat er geen aanbod aan de crediteuren was gedaan, omdat twee crediteuren een faillissementsverzoek hadden ingediend tegen de vennootschap onder firma en de verzoekers als vennoten.
De rechtbank constateert dat er onvoldoende tijd is geweest om een buitengerechtelijke schuldregeling te proberen, gezien de noodzaak om faillissementsaanvragen met spoed te behandelen. Verzoekers hebben herhaaldelijk aangegeven dat zij de voorkeur geven aan een minnelijke regeling. Het verzoek is eerder met instemming van de faillissementsverzoekers voor twee weken aangehouden om te proberen een herfinanciering met de Rabobank te realiseren, maar dit is niet gelukt. De rechtbank biedt verzoekers de gelegenheid om bij de faillissementsverzoekers na te gaan of zij bereid zijn de behandeling van het faillissementsverzoek voor langere tijd aan te houden.
De rechtbank besluit de uitspraak op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling aan te houden tot 1 december 2017, zodat verzoekers de kans krijgen om een buitengerechtelijke regeling te treffen. De rechtbank merkt op dat, ondanks het gebrek aan een reële poging tot een buitengerechtelijke regeling, verzoekers in aanmerking komen voor de schuldsaneringsregeling.