ECLI:NL:RBMNE:2017:5589

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2017
Publicatiedatum
8 november 2017
Zaaknummer
448693 / HA RK 17-248
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters in bestuursrechtelijke zaken

Op 24 oktober 2017 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de wrakingskamer, specifiek gericht tegen de rechters mr. S.M. van Lieshout, mr. H.A. Brouwer en mr. G. Perrick. Dit verzoek is gedaan in het kader van de behandeling van twee bestuursrechtelijke zaken met de zaaknummers UTR 16/105 en 17/6. De wrakingskamer heeft op 7 november 2017 uitspraak gedaan op dit verzoek. In de beoordeling van het wrakingsverzoek is artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing, dat stelt dat rechters gewraakt kunnen worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de bezwaren van verzoeker van algemene aard zijn en niet specifiek gericht zijn op de gewraakte rechters. De gronden van het verzoek zijn niet gemotiveerd en richten zich meer op de rechterlijke macht in zijn geheel dan op de individuele rechters. Hierdoor heeft de wrakingskamer besloten om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot wraking. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

De wrakingskamer heeft ook bepaald dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 444758 / HA RK 17-231 voortgezet dient te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. De beslissing is genomen door de voorzitter mr. drs. S.C. Hagedoorn en de leden mr. A. van Dijk en mr. G.L.M. Urbanus, met mr. T.M.M.P. Westbroek als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 448693 / HA RK 17-248
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
7 november 2017
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
[verzoeker] , wonende te [woonplaats] , (verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 24 oktober 2017 een e-mail met als onderwerp “wraking van de wrakingskamer” ingediend. De zaak betreft een wrakingszaak van verzoeker in de zaken met de zaaknummers UTR 16/105 en 17/6.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek is gericht tegen een drietal leden van de wrakingskamer, door verzoeker aangeduid met de initialen SL, HB en GP. Het betreft de rechters mr. S.M. van Lieshout,
mr. H.A. Brouwer en mr. G. Perrick.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.4.
In artikel 8:18, tweede lid van de Awb is bepaald dat de verzoeker en de rechters van wie wraking is verzocht in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Met dit artikel is beoogd verzoekers de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hen aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan zij menen dat de onpartijdigheid van één of meer bepaalde rechters in geding is. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het verzoek.
3.5.
De wrakingskamer ziet aanleiding om in de onderhavige zaak, in afwijking van het
in artikel 8:18, tweede lid van de Awb neergelegde uitgangspunt, uitspraak te doen over het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek zonder dat dit verzoek ter zitting wordt behandeld. Daartoe wordt als volgt overwogen. Het is vaste rechtspraak dat de wrakingskamer een verzoeker zonder behandeling van het verzoek ter zitting aanstonds niet ontvankelijk kan verklaren, indien het verzoek niet aan de wettelijke vereisten voldoet. De wrakingskamer stelt vast dat verzoekers bezwaren van algemene aard zijn en zich richten op de rechterlijke macht in zijn geheel en de rechtbank Midden-Nederland in het bijzonder. Verzoeker noemt vele namen en vele gebeurtenissen uit de afgelopen jaren die niet zien op de behandeling van het wrakingsverzoek in de zaken met de zaaknummers UTR 16/105 en 17/6.De gronden richten zich derhalve niet specifiek op de door hem gewraakte rechters. Het verzoek is derhalve niet gemotiveerd en verzoeker zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechters mr. van Lieshout, mr. Brouwer en mr. Perrick, de andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel recht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 444758 / HA RK 17-231 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. S.C. Hagedoorn, voorzitter, en mr. A. van Dijk en
mr. G.L.M. Urbanus, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door
mr. T.M.M.P. Westbroek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.