ECLI:NL:RBMNE:2017:5566
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige machtiging op basis van onvoldoende ondertekende geneeskundige verklaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 oktober 2017 uitspraak gedaan over een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor de betrokkene, geboren in 1931, die verblijft in een psychiatrische instelling. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder een geneeskundige verklaring die op 11 september 2017 was ondertekend door de heer [B], specialist ouderengeneeskunde. De advocaat van de betrokkene heeft echter aangevoerd dat deze verklaring niet was ondertekend door de geneesheer-directeur, wat volgens de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) vereist is voor een geldige machtiging.
Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de betrokkene al geruime tijd vrijwillig in de instelling verblijft, maar dat zij herhaaldelijk aangeeft naar haar woonplaats te willen terugkeren. De basisarts heeft verklaard dat er wel een behandelplan is, maar dit is niet overgelegd. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen gehoord en geconcludeerd dat de geneeskundige verklaring niet onmiskenbaar door de (plaatsvervangend) geneesheer-directeur is ondertekend. Dit gebrek aan een geldige ondertekening heeft geleid tot de afwijzing van het verzoek van de officier van justitie.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging af te wijzen, met de overweging dat de vereiste juridische voorwaarden niet zijn vervuld. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en is gegeven door mr. D.S. Terporten-Hop, rechter, in aanwezigheid van D. van Garderen als griffier.