ECLI:NL:RBMNE:2017:5566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2017
Publicatiedatum
7 november 2017
Zaaknummer
C/16/446445 / FL RK 17-1837
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige machtiging op basis van onvoldoende ondertekende geneeskundige verklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 oktober 2017 uitspraak gedaan over een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor de betrokkene, geboren in 1931, die verblijft in een psychiatrische instelling. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder een geneeskundige verklaring die op 11 september 2017 was ondertekend door de heer [B], specialist ouderengeneeskunde. De advocaat van de betrokkene heeft echter aangevoerd dat deze verklaring niet was ondertekend door de geneesheer-directeur, wat volgens de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) vereist is voor een geldige machtiging.

Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de betrokkene al geruime tijd vrijwillig in de instelling verblijft, maar dat zij herhaaldelijk aangeeft naar haar woonplaats te willen terugkeren. De basisarts heeft verklaard dat er wel een behandelplan is, maar dit is niet overgelegd. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen gehoord en geconcludeerd dat de geneeskundige verklaring niet onmiskenbaar door de (plaatsvervangend) geneesheer-directeur is ondertekend. Dit gebrek aan een geldige ondertekening heeft geleid tot de afwijzing van het verzoek van de officier van justitie.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging af te wijzen, met de overweging dat de vereiste juridische voorwaarden niet zijn vervuld. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en is gegeven door mr. D.S. Terporten-Hop, rechter, in aanwezigheid van D. van Garderen als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad

zaak/rekestnr.: C/16/446445 / FL RK 17-1837

datum uitspraak: 23 oktober 2017

Voorlopige machtiging

op het verzoek van de officier van justitie van 14 september 2017 tot het verlenen van een voorlopige machtiging om het verblijf van:

[betrokkene] ,

geboren op [1931] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende in [verblijfplaats] afdeling [naam afdeling] te [woonplaats] .
te doen voortduren.
De rechtbank heeft kennis genomen van de bij het verzoek overgelegde stukken, waaronder de op 11 september 2017 ondertekende en met redenen omklede geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ), alsmede de in artikel 37a van de Wet BOPZ bedoelde aantekeningen en het behandelingsplan en een verslag van de stand van uitvoering daarvan.
De rechtbank heeft gehoord:
- de betrokkene,
- mr. A.M.G. de Groot, advocaat van betrokkene,
- mevrouw [A] , basisarts,
- de heer [B] , specialist ouderengeneeskunde (hierna: de specialist).
Door het horen van de hierboven genoemde personen, in samenhang met de overgelegde stukken, acht de rechtbank zich in voldoende mate voorgelicht.
De advocaat van betrokkene heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Betrokkene komt uit [woonplaats] . Zij is in juli met spoed opgenomen in [verblijfplaats] . Betrokkene verblijft hier nu nog maar blijft aangeven naar [woonplaats] te willen. Betrokkene verblijft al langere tijd vrijwillig in [verblijfplaats] . De geneeskundige verklaring is opgesteld en ondertekend door de heer [B] , specialist ouderengeneeskunde. De geneeskundige verklaring is niet ondertekend door de geneesheer-directeur. Daarnaast is de heer [B] indirect betrokken geweest bij de behandeling van betrokkene. De heer [B] heeft de basisarts aangestuurd. Tot slot ontbreekt het behandelplan. Het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een voorlopige machtiging dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De basisarts heeft ter zitting naar voren gebracht dat er wel een behandelplan is opgesteld. Dat plan is ook besproken met betrokkene. De arts heeft daarnaast naar voren gebracht dat, ook wanneer betrokkene wordt overgeplaatst naar [woonplaats] , de ontreddering blijft bestaan.
De specialist heeft ter zitting naar voren gebracht dat betrokkene blijft herhalen dat zij naar [woonplaats] toe wil. Het is niet duidelijk wat zij daar wil doen. Betrokkene zit in [verblijfplaats] goed op haar plek. Op het verweer van de advocaat dat de geneeskundige verklaring niet is ondertekend door de geneesheer-directeur heeft de specialist naar voren gebracht tevens plaatsvervangend geneesheer-directeur van [verblijfplaats] te zijn.
Ingevolge artikel 2 Wet BOPZ kan de rechter op verzoek van de officier van justitie een voorlopige machtiging verlenen om iemand die gestoord is in zijn geestvermogens, in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven. Indien betrokkene reeds vrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, strekt de machtiging er toe het verblijf te doen voortduren. Voor opneming en verblijf van een persoon in een verpleeginrichting is tevens een voorlopige machtiging vereist, indien de betrokkene blijk geeft van verzet (artikel 3 Wet BOPZ). Indien betrokkene vrijwillig in het verpleeghuis verblijft en blijk geeft van verzet, moet bij het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging worden overgelegd een verklaring van de geneesheer-directeur van het ziekenhuis waarin betrokkene verblijft.
De rechtbank overweegt als volgt. De geneeskundige verklaring is opgesteld door de heer [B] , tevens aanwezig ter zitting. Bij de ondertekening van de geneeskundige verklaring staat vermeld de afkorting “sog”, de rechtbank begrijpt dat dit staat voor “specialist ouderengeneeskunde”. Noch uit het voorblad, noch uit de ondertekening van de geneeskundige verklaring is gebleken dat de heer [B] de geneeskundige verklaring heeft opgesteld in hoedanigheid van plaatsvervangend geneesheer-directeur. Pas op vragen ter zitting heeft de specialist verklaart dat hij tevens plaatsvervangend geneesheer-directeur van de instelling is. De rechtbank is daarom van mening dat de geneeskundige verklaring niet onmiskenbaar door de (plaatsvervangend) geneesheer-directeur is ondertekend. De verklaring van de specialist ter zitting maakt dit niet anders. Het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een voorlopige machtiging, zal worden afgewezen.

De rechtbank:

wijst het verzoek af.
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.S. Terporten-Hop, rechter, in bijzijn van D. van Garderen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2017.