ECLI:NL:RBMNE:2017:5551

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
C/16/422695 / HA ZA 16-665
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvullend vonnis inzake bestuurdersaansprakelijkheid en uitvoerbaarverklaring bij voorraad

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 september 2017 een aanvullend vonnis gewezen in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres] B.V., en gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De eiseres had de rechtbank verzocht om verbetering van een eerder vonnis van 9 augustus 2017, waarin de uitvoerbaarverklaring bij voorraad niet was opgenomen. De rechtbank heeft in dit aanvullend vonnis geoordeeld dat het verzoek van eiseres terecht was, omdat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad niet was weersproken door de gedaagden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in het dictum van het eerdere vonnis had moeten worden opgenomen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het meer of anders gevorderde door de gedaagden afgewezen had moeten worden, wat ook in het aanvullend vonnis is opgenomen. De rechtbank heeft de partijen gelast om de ontvangen stukken van het eerdere vonnis aan de griffie te retourneren. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A. Blanke.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/422695 / HA ZA 16-665
Aanvullend vonnis van 27 september 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. P.V. Kleijn te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. W.J.M. Sprangers te Amersfoort.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s. genoemd worden.

1.Het verzoek tot aanvulling

1.1.
Bij brief van 30 augustus 2017 is namens [eiseres] de rechtbank verzocht om verbetering dan wel aanvulling van het op 9 augustus 2017 in deze zaak gewezen vonnis, in die zin dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in het dictum wordt opgenomen.
1.2.
Bij brief van 11 september 2017 heeft mr. Sprangers namens [gedaagde sub 1] c.s. aan de rechtbank bericht tegen inwilliging van dat verzoek het volgende bezwaar te hebben. In het petitum van de dagvaarding is gevorderd de vordering “voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad” te verklaren. In het lichaam van de dagvaarding is deze vordering echter niet gemotiveerd. Daar staat tegenover dat [gedaagde sub 1] c.s. in de conclusie van antwoord bij herhaling en gemotiveerd heeft verzocht alle vorderingen (dus tevens de uitvoerbaarheid bij voorraad) af te wijzen. Tijdens de comparitie heeft de rechtbank overwogen en voorzien dat [gedaagde sub 1] c.s. in appel zou gaan als de vordering van [eiseres] op de eerste grond zou worden toegewezen. De rechtbank heeft immers aangegeven [gedaagde sub 1] c.s. mogelijk in de gelegenheid te stellen nadere financiële stukken te overleggen. Het niet toewijzen van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad past hierbij. [gedaagde sub 1] c.s. verzoekt dan ook de verzochte verbetering dan wel aanvulling te weigeren. Indien het verzoek van [eiseres] toch wordt toegewezen, verzoekt [gedaagde sub 1] c.s. subsidiair het vonnis aan te vullen met de overweging dat “het meer of anders gevorderde zijdens [eiseres] wordt afgewezen”.
1.3.
Bij brief van 19 september 2017 heeft mr. Kleijn namens [eiseres] bericht zich met betrekking tot het subsidiaire verzoek van [gedaagde sub 1] c.s. te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat in het vonnis van 9 augustus 2017 is verzuimd te beslissen op het door mr. Kleijn in zijn voormelde brief aangegeven onderdeel van de vordering.
2.2.
Zoals uit het vonnis van 9 augustus 2017 blijkt, heeft [eiseres] gevorderd het vonnis met betrekking tot de hoofdelijke veroordelingen voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [gedaagde sub 1] c.s. heeft tegen dat onderdeel van de vordering zowel in de conclusie van antwoord als tijdens de comparitie geen verweer gevoerd. De rechtbank had de uitvoerbaarverklaring bij voorraad daarom als niet weersproken moeten toewijzen. Dit betekent dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad ten onrechte niet in het dictum is opgenomen. Het verzoek van [eiseres] zal dan ook als volgt worden toegewezen.
2.3.
In het vonnis van 9 augustus 2017 is overwogen dat de gevorderde wettelijke handelsrente, de gevorderde (proces)kosten bij de Raad van Arbitrage en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. De rechtbank had daarom in het dictum moeten opnemen dat het meer of anders gevorderde wordt afgewezen. Het subsidiaire verzoek van [gedaagde sub 1] c.s. zal dan ook als volgt worden toegewezen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat na nr. 5.5 van het op 9 augustus 2017 tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s. gewezen vonnis dient te worden toegevoegd
“5.6. verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 5.2 tot en met 5.5 uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.”
3.2.
bepaalt dat deze aanvulling onder de vermelding van de datum 27 september 2017 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 9 augustus 2017,
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 9 augustus 2017 na ontvangst van
deze aanvullende beslissing aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2017. [1]

Voetnoten

1.type: JidK