ECLI:NL:RBMNE:2017:553

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
16/660317-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door aanmerkelijke onvoorzichtigheid van vrachtwagenbestuurder

Op 9 februari 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 53-jarige man uit Driebergen, die verantwoordelijk werd gehouden voor een dodelijk verkeersongeval dat plaatsvond op 5 juli 2016 op de Schaerweijdelaan in Zeist. De verdachte, bestuurder van een vrachtwagen, werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een rijontzegging van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijke onvoorzichtigheid, wat leidde tot het overlijden van een fietser, [slachtoffer].

Tijdens de zitting op 26 januari 2017 werd vastgesteld dat de verdachte de verkeersborden die waarschuwden voor de aanwezigheid van fietsers niet had opgemerkt, omdat hij stelde dat het zicht op deze borden belemmerd werd door een tak. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat uit het dossier bleek dat de borden goed zichtbaar waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, als ervaren bestuurder, extra oplettendheid had moeten betrachten, vooral gezien de versmalling van de rijbaan en de aanwezigheid van fietsers.

De rechtbank achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, en oordeelde dat de verdachte niet voldoende rekening had gehouden met de fietsers, wat resulteerde in een fatale aanrijding. De rechtbank volgde de eis van de officier van justitie en legde een straf op die in lijn was met landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging bij verkeersongevallen met dodelijke afloop.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/660317-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 februari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1963] ,
wonende aan het [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2017. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A.M. Beuwer, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 juli 2016 te Zeist (primair) een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, met de dood van [slachtoffer] tot gevolg dan wel dat hij (subsidiair) zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, waarbij volgens hem sprake is van schuld in de zin van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging betoogt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair en subsidiair tenlastegelegde en bepleit vrijspraak. De verdediging voert hiertoe aan dat verdacht het bord waarop auto’s en fietsers werden gewaarschuwd achter elkaar te rijden niet heeft gezien en dat hij dat ook niet heeft kunnen zien, omdat het zicht op dat bord werd gehinderd door een tak. Verder valt volgens de verdediging niet met zekerheid vast te stellen wat de aanleiding was voor de val van het slachtoffer. Niet kan worden uitgesloten dat het slachtoffer ten val is gekomen als gevolg van duizeligheidsklachten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De redengevende feiten en omstandigheden die tot deze conclusie leiden zijn de volgende.
In een proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende opgemerkt: [1]
Wij hebben op 5 juli 2016 onderzoek gedaan naar het hierna beschreven verkeersongeval. Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken: vrachtauto: merk Daf.
Bestuurder: [verdachte] .
Fiets:type omafiets
Bestuurder/Overledene: [slachtoffer] .
Het ongeval had plaatsgevonden op de Schaerweijdelaan, gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Zeist in de gemeente Zeist. Het ongeval had plaatsgevonden ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats gelegen voor de rotonde van de Schaerweijdelaan met de Oude Arnhemseweg. De rijbaan was op ± 32,50 meter voor de plaats van het ongeval ongeveer 5 meter breed, inclusief de fietssuggestiestrook. De fietssuggestiestrook was ± 1,55 meter. Op de plaats waar het ongeval had plaats gevonden was de rijbaan, inclusief de fietssuggestiestrook ± 3,5 meter breed. De fietssuggestiestrook was ± 1 meter breed. De rijbaan werd dus richting de plaats van het ongeval ± 1,5 meter smaller. Op ± 40 meter voor de plaats van het ongeval, stond aan de rechterzijde een paal met daaraan twee verkeersborden, te weten het bord conform bijlage 1 van het RVV1990 “Zone 30” en daar onder een blauwkleurig bord voorzien van een witte rand. Hierop stond een fietser afgebeeld met daarachter een auto. Tevens stond op het bord de tekst: “let op! achter elkaar”. Gezien de plaats waar het slachtoffer lag, moet het slachtoffer vlak voor of net op de voetgangersoversteekplaats uit balans zijn geraakt en ten val zijn gekomen, waarna het slachtoffer op de plaats waar zij werd aangetroffen overreden werd.
Uit een zich in het dossier bevindende overlijdensakte blijkt [slachtoffer] op
5 juli 2016 te zijn overleden. [2]
Door [getuige 1] is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende verklaard: [3]
Op 5 juli 2016 fietste ik op de Scharweidelaan te Zeist in de richting van de Utrechtseweg. Ik fietste in een rij met twee andere fietsers. De fietser achter mij was een vrouw en ik zag dat zij een lichte jas droeg. Ter hoogte van de rotonde met de Oude Arnhemse weg werd ik ingehaald door een vrachtwagen. Ik zag dat het een vrachtwagen was waar een container mee vervoerd kan worden. Ik reed op dat moment ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats. Ik voelde de vrachtwagen heel dicht tegen me aan. Ik bedoel daarmee dat de vrachtwagen bijna of misschien wel helemaal tegen mijn linkerarm aankwam. Ik kon de rotonde niet opfietsen omdat ik werd gehinderd door de vrachtwagen. De vrachtwagen liet mij geen ruimte, hij sneed me af. Ik moest remmen en kon nog net van mijn fiets afstappen. Ik stapte in de bloemperk naast de rotonde. Ik hoorde een gil achter me die door merg en been ging.
Door [getuige 2] is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende verklaard: [4]
Op 5 juli 2016 fietste ik over de Schaerweijdelaan komende uit de richting van de Bergweg richting de Utrechtseweg. Ik zag twee dames voor mij fietsen op het fietspad. Ik zag ook dat er een vrachtwagen op de Schaerweijdelaan voor mij reed. Ik zag dat hij richting de Utrechtseweg reed. Ik zag dat de voorste vrouw nog net kon uitwijken voor de vrachtwagen. Ik zag dat de tweede mevrouw met haar linkerschouder in aanraking kwam met de vrachtwagen. Ik stopte toen ik dit zag anders viel ik ook op de grond. Ik zag dat die mevrouw op de grond viel. Ik zag dat ze met haar hoofd onder het rechterachterwiel kwam van de vrachtwagen. Ik zag dat de vrachtwagen met de rechterachterwiel over haar hoofd heen reed.
Door verdachte is – voor zover hier van belang en voor zover nodig samengevat weergegeven – het volgende verklaard: [5]
Het ongeval op 5 juli 2016 staat mij nog bij. Ik ken de weg waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Ik rijd daar gemiddeld genomen eenmaal per week. Ik heb drie fietsers zien rijden.
Bewijsoverweging
Vastgesteld kan worden dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] is overleden. Voor de beantwoording van de vraag of verdachte schuld heeft gehad aan dit verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zijn de navolgende omstandigheden, zoals die naar voren zijn gekomen uit voornoemde bewijsmiddelen, van belang.
Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Schaerweijdelaan te Zeist, ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats, vlak voor de rotonde met de Ouder Arnhemseweg. De rijbaan is op de plaats van het ongeval ongeveer 3,5 meter breed, terwijl de rijbaan eerder, op ongeveer 30 meter van de plaats van het ongeval, ongeveer 5 meter breed is. Op ongeveer 40 meter van de plaats van het ongeval hangt een bord waarop automobilisten wordt opgeroepen om, vanwege de versmalling van de rijbaan, achter fietsers te gaan rijden. Verdachte heeft verklaard dat hij de weg ter plaats kende en daar gemiddeld eenmaal per week reed.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet het karakter van de weg waar het ongeval heeft plaatsgevonden, kan worden vastgesteld dat extra oplettendheid van verdachte als bestuurder was vereist, zeker nu hij de weg kende. Daarbij is van belang dat de door verdachte bestuurde vrachtwagen een breedte heeft van ongeveer 2,5 meter (exclusief de spiegels). Gelet op de breedte van de rijbaan op de plaats waar het ongeval heeft plaatsgehad van ongeveer 3,5 meter, resteerde dus slechts ongeveer één meter vrije ruimte voor het slachtoffer om te fietsen – ervan uitgaande dat de vrachtwagen (dicht) tegen de linker trottoirband reed. Verdachte had in deze situatie met zijn voertuig achter de fietsers dienen te blijven, zoals waartoe hij ook expliciet werd opgeroepen door middel van het genoemde verkeersbord. Verdachte heeft weliswaar betoogd dat hij dit bord niet heeft kunnen zien omdat er op de dag van het ongeval een tak voor hing, maar dit betoog vindt op geen enkele manier steun in het dossier en wordt door de rechtbank daarom ook niet gevolgd. Uit alle zich in het dossier bevindende foto’s van de plaats van het ongeval, ook op de door de verdediging overlegde foto’s, is het bord duidelijk zichtbaar en is te zien dat op de dag van het ongeval geen tak of een ander voorwerp het zicht op het bord ontnam. Verdachte heeft dit bord dus kunnen en moeten zien.
Verder voert de verdediging aan dat niet kan worden uitgesloten dat het slachtoffer ten val is gekomen als gevolg van duizeligheidsklachten. Dit verweer slaagt niet. Op de terechtzitting is de forensisch arts Woonink als deskundige gehoord. Uit de door hem gegeven toelichting op zijn onderzoek – waarbij hij ook overleg heeft gevoerd met de huisarts van het slachtoffer – blijkt dat het slachtoffer weliswaar last heeft gehad van duizeligheidsklachten, maar dat geen aanwijzingen waren zijn voor valgevaar door deze klachten. Voor de stelling dat het slachtoffer door duizeligheid ten val is gekomen, is dan ook geen steun te vinden in het dossier.
De rechtbank is concluderend van oordeel dat sprake is van rijgedrag dat niet voldoet aan datgene wat gemiddeld genomen van een bestuurder zoals verdachte mag worden verwacht. Het gedrag kan worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag dat verwijtbaar is. Daarmee is sprake van schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
primair
op 5 juli 2016 te Zeist als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een vrachtauto, merk Daf), daarmede rijdende over een weg, de Schaerweijdelaan, ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats gelegen voor de rotonde gevormd door de Schaerweijdelaan met de Oude Arnhemseweg, en terwijl hij, verdachte, drie, (achter elkaar rijdende) fietsers naderde die in dezelfde richting over die weg reden, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig,
terwijl op die Schaerweijdelaan op ongeveer 40 meter van de voetgangersoversteekplaats twee verkeersborden zijn aangebracht, te weten
- een bord "Zone 30" van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 en
- een blauw bord voorzien van een witte rand met daarop afgebeeld een fietser
met daarachter een auto en de tekst "Let op! Achter elkaar", en
terwijl op die Schaerweijdelaan ter plaatse de rijbaan was versmald van 5.0 meter naar 3,5 meter en de vrachtauto van verdachte circa 2,5 meter breed was, en
terwijl hij, verdachte, ter plaatse bekend was, en
zonder voldoende rekening te houden met de aanwezigheid van en/of te anticiperen op voornoemde fietsers,
- die fietsers in te halen en/of voorbij te rijden, waarbij die fietsers zich (heel) dicht naast de vrachtauto van verdachte bevonden, en
- ( vervolgens) de rotonde op te rijden/op te draaien, waardoor er geen/nauwelijks ruimte op de rijbaan van die weg voor die fietsers overbleef, als gevolg waarvan die [slachtoffer] , de middelste fietser, is gevallen, waardoor een overrijding van die [slachtoffer] door die door verdachte bestuurde vrachtauto heeft plaatsgevonden, als gevolg waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft als bestuurder van een vrachtauto aanmerkelijk onvoorzichtig gereden, op de manier zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven, waardoor hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt. Door dit ongeval is mevrouw [slachtoffer] overleden. Ter terechtzitting zijn, met het voorlezen van de schriftelijke slachtofferverklaring door de dochter van het slachtoffer, de ingrijpende gevolgen van het tragische verkeersongeval op 5 juli 2016 door haar beschreven. Een echtgenote, een moeder, een oma, nog midden in het leven, verliest haar leven. Velen zijn door haar plotselinge dood in diep verdriet gedompeld en missen haar nog elke dag.
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Deze oriëntatiepunten adviseren in geval van het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood als gevolg door een aanmerkelijke verkeersfout, een taakstraf op te leggen van 240 uur en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van twaalf maanden. Deze oriëntatiepunten gaan uit van een blanco strafblad, waarvan in het geval van de verdachte ook sprake is.
De rechtbank ziet wat betreft de taakstraf geen aanleiding om in dit geval af te wijken van de oriëntatiepunten. De rechtbank zal van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen een gedeelte van negen maanden voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaar, waarmee de rechtbank enerzijds rekening houdt met verdachtes persoonlijke belangen als beroepschauffeur, maar anderzijds ook in aanmerking neemt dat juist vanuit deze professie van verdachte extra zorg en oplettendheid mag worden verwacht als deelnemer aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en op het reeds aangehaalde artikel.

10.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 6 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de
taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden;
- beveelt dat een gedeelte, groot negen maanden van deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. K.J. Veenstra en J.M.L. van Mulbregt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 februari 2017.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
primair
hij op of omstreeks 05 juli 2016 te Zeist als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (een vrachtauto, merk Daf), daarmede rijdende
over een weg, de Schaerweijdelaan, ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats gelegen voor de rotonde gevormd door de Schaerweijdelaan met de Oude Arnhemseweg, en terwijl hij, verdachte, drie, althans een of meer (achter elkaar rijdende) fieter(s) naderde die in dezelfde richting over die weg reden,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans, aanmerkelijk,
onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam,
terwijl op die Schaerweijdelaan op ongeveer 40 meter van de voetgangsersoversteekplaats twee verkeersborden zijn aangebracht, te weten
- een bord "Zone 30" van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 en/of
- een blauw bord voorzien van een witte rand met daarop afgebeeld een fietser
met daarachter een auto en de tekst "Let op! Achter elkaar", en/of
terwijl op die Schaerweijdelaan ter plaatse de rijbaan was versmald van 5.0
meter naar 3,5 meter en de vrachtauto van verdachte circa 2,5 meter breed was,
en/of
terwijl hij, verdachte, ter plaatse (zeer) bekend was, en/of
zonder voldoende rekening te houden met de aanwezigheid van en/of te anticiperen op voornoemde fietser(s),
- die fietser(s) heeft ingehaald en/of voorbij is gereden, waarbij die fieter(s) zich (heel) dicht naast de vrachtauto van verdachte bevond(en), en/of
- ( vervolgens) de rontonde is opgereden/opgedraaid, waardoor er geen/nauwelijks ruimte op de rijbaan van die weg voor die fietser(s) overbleef, als gevolg waarvan die [slachtoffer] begon te slingeren en/of haar evenwicht verloor en/of (voor de rechter)achterwielen van die vrachtauto) is gevallen, waardoor een aan- en/of overrijding van die [slachtoffer] door die door verdachte bestuurde vrachtauto heeft plaatsgevonden, als gevolg waarvan die [slachtoffer] is overleden;
subsidiair
hij op of omstreeks 05 juli 2016 te Zeist, als bestuurder van een motorrijtuig (een vrachtauto, merk Daf), daarmede rijdende over een weg, de Schaerweijdelaan, ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats gelegen voor de rontonde gevormd door de Schaerweijdelaan met de Oude Arnhemseweg, en terwijl hij, verdachte, drie, althans een of meer (achter elkaar rijdende) fietser(s) naderde die in dezelfde richting over die weg reden,
zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
immers heeft/is hij, verdachte,
terwijl op die Schaerweijdelaan op ongeveer 40 meter van de voetgangsersoversteekplaats twee verkeersborden zijn aangebracht, te weten
- een bord "Zone 30" van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of
- een blauw bord voorzien van een witte rand met daarop afgebeeld een fietser met daarachter een auto en de tekst "Let op! Achter elkaar", en/of
terwijl op die Schaerweijdelaan ter plaatse de rijbaan zich had versmald tot 3,5 meter en de vrachtauto van van verdachte circa 2,5 meter breed was, en/of
terwijl hij ter plaatse (zeer) bekend is, en/of
zonder voldoende rekening te houden met de aanwezigheid van en/of te
anticiperen op voornoemde fietser(s),
- die fietser(s) ingehaald en/of voorbij gereden, waarbij die fietser(s) zich (heel) dicht naast de vrachtauto van verdachte bevond(en) en/of
- ( vervolgens) de rontonde opgereden/opgedraaid, waardoor er geen/nauwelijks ruimte op de rijbaan van die weg voor die fietser(s) overbleef,
als gevolg waarvan die [slachtoffer] begon te slingeren en/of haar evenwicht verloor en/of (voor de rechter)achterwielen van die vrachtauto) is gevallen, waardoor een aan- en/of overrijding van die [slachtoffer] door die door verdachte bestuurde vrachtauto heeft plaatsgevonden, als gevolg waarvan die [slachtoffer] is overleden.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, opgenomen op pagina 16 e.v. van het proces-verbaal dossiernummer PL0900-2016207052, van politie Midden-Nederland, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 93.
2.Het geschrift, te weten een overlijdensakte, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 37.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 84-85.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 65-66.
5.De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 januari 2017.